De Gids. Jaargang 117
(1954)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 177]
| |||
J. Slauerhoff
| |||
[pagina 178]
| |||
Het handschrift van Slauerhoff is, men weet het, in de regel vrij onduidelijk en het handschrift in dit dagboek maakt hierop geen uitzondering. Het is niet dan na grondige en geduldige oefening te lezen. Echter, ondanks volhardend pogen en een geduld, gevoed door liefde en bewondering voor de auteur en zijn werk, heb ik niet alles kunnen ontraadselen. De vele willekeurig aangebrachte onderstrepingen en punten in dit handschrift, de talrijke verschrijvingen en het buitengewoon groot aantal taal- en spelfouten, vooral in de niet-nederlandse gedeelten, maakten een weergave van de tekst volgens diplomatische principes niet wel mogelijk en zeker niet wenselijk. Niet wel mogelijk, omdat men in dit lastig leesbare handschrift de verschrijvingen veelal niet kan ontcijferen; omdat men aan de onderstrepingen van een of meer letters of van gehele woorden doorgaans geen wezenlijke betekenis mag hechten, zodat een cursivering in de transcriptie zinloos en verwarrend zou zijn; omdat voorts de zogenaamde vermoeidheidspunten geen functie hebben in het zinsverband en een handhaving er van in de transcriptie eveneens zonder zin zou zijn en menige aanleiding tot misverstand zou geven; omdat ten slotte het onderscheid tussen komma, functionele punt en vermoeidheidspunt vaak niet is vast te stellen. Niet wel mogelijk dus, tenzij men meent dat men met behulp van diacritische tekens iedere tekst diplomatisch kan transcriberen. In dat geval zou men voor een tekst van Slauerhoff de gebruikelijke tekens met vele nieuwe moeten uitbreiden, en het resultaat zou een tekstbeeld zijn, dat veel weghad van wis- of scheikunde. Dat een zodanige weergave van de tekst, die het lezen al te zeer zou bemoeilijken, niet wenselijk is, behoeft verder geen betoog. Ook een bestendigen van de vele taalen spelfouten zou aan de leesbaarheid afbreuk doen. Dit soort en andere slordigheden werden daarom zoveel als doenlijk weggecorrigeerd. Een woord of woordgedeelte dat voor mij onleesbaar was, wordt hier aangegeven met het teken ∼. In het handschrift ontbrekende woorden worden met een ster aangeduid. Ik heb voorts gemeend de tekst onverkort te moeten weergeven, hoe onbeduidend sommige mededelingen ook schijnen mogen, hoe onbegrijpelijk andere voor velen ook zullen zijn, en heb mij niet laten afschrikken van openbaarmaking van het hier en daar misschien al te persoonlijke. Ook het schijnbaar onbelangrijkste detail kan voor de latere biograaf een waardevolle bouwsteen blijken. Voor een juister begrip van de tekst achtte ik een aantal noten noodzakelijk. Sommige fragmenten van het dagboek kunnen wij beschouwen als vooroefeningen tot later, meer voldragen werk. Door in het nootgedeelte te verwijzen naar de Verzamelde Werken enerzijds en door anderzijds moeilijk achterhaalbare teksten in extenso af te drukken, wordt de lezer een kijk gegeven in de werkplaats van de auteur.
K. Lekkerkerker | |||
[pagina 179]
| |||
31 Oct. Cette fois aussi nous manquons le typhon. Assez de houle pour faire disparaître les passagères inopportunes, les dames qui aiment tant les bons mots grossiers, pires que des gauloiseries, bien sûr. Society: grand; bruit et couleurs faux autour d'un vide. La température a baissé quelques degrés. Tout de suite j'ai repris mon énergie, l'envie du travail. C'est drôle. Aux Indes on languit. Il y a trois catégories qui peuvent peiner là: 1e Les gens avides de manger et de boire abondamment. 2e Des hommes très positifs et forts, déçus et pas idéalistes mais [qui ont] bon coeur tel le Dr v.L.Ga naar eind1. 3e Les gens médiocres qui ambitionnent. Les saprophytes, florissants dans la chaleur, l'humidité. Tel les T.y. Les champignons.Ga naar eind2.
1 Nov. Ochtends weer eindlijk goed gewerkt. Waarom niet altijd. Van plan door te gaan. Maar borrel: bezoek aankomst. Q. haalt dames af om: naar 't Helene May Institute te gaan! Maagdenhuis. Vol verwachting toch mondain ‘leven’. In Hongkong! Stupide! Q. bonhomme. 's Middags de heele troep naar de Tjik.Ga naar eind3. Daar krijgen wij 't koud. Want, alle officieren in 't zwart gekleed. 't Is niet temperatuurzin alleen. W. een type in 't genre van armenhuisvaderGa naar eind4.. De plattelandsarts in 't Verre Oosten verplaatst. De clown van een troep zeelieden geworden, de betalende vriend van een Russin en de slaaf van de kapitein. Beschamend. Verder: de man met het roode hoofd en die met de slappe beenen, de verlegen lach en de brutale sm. en oogen. En eindelijk de beroemde Père Ubu van de J.Ch.J.L. Massief traag, laf gemeen, maar een goed zeeman. Dat kan. Schitterende sterbestekken. En le k.O.H.W. dronken, mummelt Madelaine... und kein Ende. De sentimenteel wulpsche Engelsche, de poenige jood, de aftandsche Chinees met het zichtbare gebit en keurigGa naar eind5. Europeesch. OppenoorthGa naar eind3..Ga naar eind6. Propos de plus en plus grossiers. Sampan. W. willoos. XX dronken, dance p. in 1 cl. Petite fille très frêle, très attractive. ∼ In XX * tafreel. W. slaapt op de sofa, de lange beenen v.T. dwars erover, h∼ groep, de oude vertic., de jonge horiz. W. bedelt om zoenen, de oude Algiersche met jakhalsgezicht slaat en staart. | |||
[pagina 180]
| |||
3 Nov. Zeildag. Vlerkprauw, pagaaien. No 1 dronken, K. dronken, hospt.; de lady Cornand, opgepronkt met ridderorden. Tiffin Eagle. Nachtelijke boom 10-5. Conrad - Annie. Zeehelden.
5-8 Nov. Koude. Ch.Ga naar eind7. Plein d'espoir. Mme B. au désespoir le matin. Je trouve un ménage calme. P.F.Ga naar eind8. en fût l'après-midi un moment. 2 t., demain une par jour. Le soir une calme volupté plus pittoresque qu'intéressante. Cl.Ga naar eind9. est gentille, exotique et répugnante dans son costume chinois, elle s'endort après une *. Je vois la vie en bleu. Pas de visions. Conversation vaine sur la théosophie et pis etc. Je paye d'asthme d'une visite à Mme B∼. Porto ennuyeux. Au Palace la Cie: tendances pleines d'espoir aux miracles de Ch. après la déception paisible avec R. l'autre soir après le pacte. Je file. Le soir le lieutenant avec ses favoris. Il mange et parle d'un air distrait. Formidable. Ses yeux sonts petits, vagues, aqueux, mais pas sans expression. Calme volupté d'innombrables pipes, d'asthme, je maudis, je veux me sauver, la brume est dehors. Na een uur is de weldadige werking voorbij. Ik ontwaak stikkend, hurk ineen, de uren der nacht gaan langzaam voorbij, buiten is de nevel dik en de stilte ondoordringbaar en toch heb ik een groot verlangen de nacht in te gaan, uit dit kleine hok, met deze zoete lucht die ik altijd met chineezen associeer, met dit doffe roode licht, de slapende zwaarlijvige figuur in kimono naast mij, de karakters die voor ons niets beteekenen. Ik hurk ineen en vloek en denk: waarom zit ik hier, waarom geeft dit mij nu weer geen genot, alleen last en stikkingskramp. Wat is deze calme volupté vergeleken met de intense. Waarom heeft die juist maatschappelijke consequenties en deze niet, integendeel! Misschien is 't waar, leef ik te laag en moet de wellust voor mij nog belichaamd zijn. Waarom is de vorm van het wezen de schoonste welks ziel soms beminnelijk, soms verachtelijk, maar nooit superieur en olympisch is, die altijd spint om de man in 't web te vangen, listig liefelijk vleiend, klevend. Bij 't losrukken worden altijd groote stukken opperhuid uitgerukt. Hoevele litteekens draagt de vrije niet in zich.
21 Nov. Eindelijk, eindelijk weer gewerkt. Dadelijk opgewekt en ontrukt aan de atmosfeer waarin drank, rook, lawaai de vroolijkheid er in moet houden. Nog eens gevoeld hoe 't mogelijk is naast het leven te leven. Door te scheppen; scheppend geen vraag: hoeveel de opbrengst? | |||
[pagina 181]
| |||
Er komt beweging in de slapende. Hij zucht, rekt zich uit en grijpt de pijp en ontsteekt het licht en rookt. Beseft hij mijn jammer? Hij bereidt mij een. Dit is de laatste toevlucht: de oorzaak van de ellende, de eenigste uitkomst uit de ellende. Al zou ik ook een dag rampzalig zijn, uit de leegte van dit uur wil ik ontkomen en adem, adem in, diep, diep. Béatitude. Morgenschemer. S.Ga naar eind10. staat op en rookt tweemaal voor petit déjeuner, drinkt thee en gaat. Service à bord. Ik dommel opnieuw. Av. Het Astor hotel.Ga naar eind11. De wufte menigt. Het bête paar nog steeds belust, diep teleurgesteld door de onverwacht groote weerstand die hun fatsoen opleverde tegen de zonde-aanschouwing. Poor, poor ones. In vestibule BosGa naar eind12., forlorn, zich vastklampend. Ook deze man Gods belust op vermaak. Let us join the party. Hoe dwaas deze presbyteriaan met deze leege vaten. Bijbelsch, Amerikaansch, Hollandsch met society chat. Wat bent U stil, Dr?... Wie zelf nooit zijn mond houdt werpe de eerste steen. Majestic groot, leeg, koud, groen marmer, ijdelheid, stompheid, Engelsch. Plaza. Volte. De negerin, smoking groen. Charleston, wegschuivend, rythmisch tot in de vingertoppen, stilstaand deinend als een waterplant in wild kort bewogen zee. E∼. Spaansch. Tiffin bij de kantoorlui. Drank, drukte, gegrinnik, na dessert gesepareerd, schuine moppen. Dolend door de concessie. Prikkeldraad. Chinese life. Europeesch park, zachte zachte herfst. Kinderen, vijvers, perken, paters in prieelen. Is dit China? Ach, een Europeesch vierkantje in gele oneindigheid. 's Avonds toenadering tusschen gezin en vreemdeling. Verwijdering snel. Vroege aftocht.
Ruïne in Old Cathay. Byzantijnsche kunst. D.v.d.V. mooie mond en oogen, 't neusje minder. Geest nog minder. Jeugd! Schei nou uit, Kokerotje. Haaivangst. Billiton. Koelie-aftocht. Brieven R.H. en Prins!Ga naar eind13. M.v.d.V. somnabulistisch, Blavatsky-achtig. En Amerikaansch! 's Avonds jeugdiger dan overdag, vooral in 't zwart. Droomt. B.Ga naar eind14. bericht van overplaatsing. Vragen minder dan vroeger. Bamboula aan boord. Oostenrijker. Oude dandy (Smirynka, Bahkhof!) Andre ochtend monter, soms doet drank goed. | |||
[pagina 182]
| |||
Z. 28 Nov. Lees bij v. Leent brief u. Nederland. ‘Medici met ruime beurs kunnen natuurlijk meer doen dan die met minder. Het C.fonds is zakelijk, en geeft geen philantrop. uitkeering. Toch kunnen we ons voorstellen dat U (v.L.) door ons schrijven op die gedachte (toelage f 25 daags) kwam.’ Sic. Salaris f 150. Ziekenbroeder die uitgespaard wordt dito. Waar blijft de vriendelijkheid t.o. jonge medici? P∼ over U. Deterding doet het beter. De W. vertrekt, nog een paar moppen. Twee huilebalken: hoe komt dat ijzer weer stuk? 'k Weet het niet! De eene potatoe (uit Californië). 30 Nov. Branchut (le moraliste)
Vit d'un petit pain et boit aux bornes-fontaines,
Écrit des choses sublimes dans les jardins publics
Ou, s'il pleut, sous les portes cochères.
Il s'acheta deux chemises et connut le cervelas.
Il pinça la taille de mlle Fédora.
Il eût epousé son élève, le moraliste.
On le jeta à la porte.
C'est la faute de Rousseau. Ou St-Preux ou Julie.
Mais, vive Branchut, le moraliste.
(Le Chat maigre)Ga naar eind15.
Ik herdenk de eerste dagen op deze vage doodsche kust, waar bloei en vulkanen even onbewogen boven verrijzen. De langzame, met te weinig roeiers bemande sloep, de zwijgende, pas nuchtere kapitein. De eerste dagen van het winchgeratel dat mij sindsdien zoo vaak de aandacht verstoorde. S'baja, Lawang, PolananGa naar eind16.. De Oostkust ('t vertrek v. de Vondel laatste schakel). En toch de rust in de kale hut, de verzen waarin ik mij terugtrok, waarop ik leefde. Dat kon ik tóen.
Boroboedoer.Ga naar eind17. Na een collegiaal bezoek, een bridge party, een nacht in een vies hotel, een tocht in een heete trein, soms ja vlak langs zee gaand rijdend aan de rand van de branding, na een wachten in een heete, zwoele stad, een gespannen autotocht, een rit door een lange Chineezenstraat en einde- | |||
[pagina 183]
| |||
loos herhaalde dessa's, eindelijk om de bocht van de weg opgezwaaid de Boroboedoer, niet grootsch maar vertrouwelijk donker in den vallenden avond. Een gebeeldhouwde heuvel. Dadelijk wenden wij ons af en naar het hotel aan den voet, dat vervuld is niet van de komst van den nieuwen Boeddha, neen, van het a.s. bezoek van de bisschop van Londen. In avondschemer dwaal ik door de wallen, gangen, gaanderijen, het leven van Boeddha trekt voorbij in eindelooze reliëfs, de booze geesten grijnzen in het donker, de Boeddha's blijven even vaalverheven als bij dag. De tempel ligt in een wijde kom waarvan vulkanen in zonsondergang de verre randen zijn, en waarin rijstvelden, dessa's, bosschen, heuvels, akkers ruim plaats vinden en oplossen. Alleen telkens weer zie ik in den grooten, verren, in vakken verdeelden spiegel van de sawahs die bij het dorp LemontanGa naar eind18. liggen. Zoo effen, zoo regelmatig verdeeld in vakken door dunne dammen die op de hoeken telkens een slanke palmboom dragen. Zoo lijkt het een liggend raam in looden voegen gevat, een bloem spruitend op elk raamkruis. Welk een schoon gevangenisraam. Hoe geheimzinnig duisteren de Boeddha's in de stupa's op het plateau dat de zeven gaanderijen dekt. Zij zitten al geheel in donker, alleen een vage glans vloeit van hun hoofd en knieën soms. Enkele stupa's zijn leeg en toch gesloten, en een Boeddha kan niet door de kleine vierkante opening ontvlieden die tusschen de even groote steenblokjes openstaan, een mozaïek van leegte en substantie in gelijke afmetingen. Is deze Boeddha in de grond verdwenen of is het goud van zijn gestalte vloeibaar geworden en zegenend in de schoot van een knielende bedelmonnik gevloden? Geheimzinniger nog is de enorme stupa die de tempel bekroont en afsluit. Deze is gansch toegemetseld en geen vond er van den toegang. Maar hoeveel eeuwen duurde het voordat een ontraadseld manuscript de weg wees naar de schat- en grafkamer in de kern van de toch ook massiefgewaande pyramide? Wie zal dan het geheim van deze stupa ontsluiten, van deze koepel, deze afgeknotte kegelGa naar eind19.? De komende Boeddha zelve? Zal deze stijgen uit de zuil die naar het zenith wijst?
Het maanlicht speelt een schimmenspel in de gangen. Schaduwen groeien en verdwijnen met het drijven van de wolken. De groene vochtige kleur van het verweerde steen wordt zilveren glans en het oneindig zachte gelaat van Boeddha wordt nog eens oneindig verzacht door deze slepende | |||
[pagina 184]
| |||
stralen. De maan staat vol en licht boven de zwarte bouwval als haar ontglipte ziel. Overdag zoekt zij te sluimeren in het binnenste van den versteenden heuvel.
Een witte kat zwerft door de gaanderijen. Ze is niet weg te jagen en telkens keert ze op een plek terug, een hoek van de 5e gaanderij waar een der gaafste Boeddha's troont en daar, onder zijn bed, belaagd wordt door lustvrouwen. De witte kat strijkt zich tegen de steenen. Niets deed mij sterker gelooven aan de zielsverhuizing.
De bisschop en zijn vulgair gevolg van domme, brute, pafferige priesters wandelt de gangen rond op een medelijdende manier, of nu pas dit bouwwerk zijn eerste sanctie kreeg.Ga naar eind20.
De Mendoet. In een holle steenen toren de Boeddha en twee vrouwen, zoo koel, groot en teer in duisternis opstarend in de donkere steile gang.
Vroeger bezoek aan de wal in Batavia / Bl∼ W∼ / Kossongs / Swamps.Ga naar eind21.
De armste tijd. Waarom je niet eens de weelde meer kunt behouden, arm te zijn, te lijden voor een zaak. Want in de verbetering door nieuwe verhoudingen gelooft niemand meer, zoodat nergens meer met passie voor wordt gestreden. En armoede te lijden alleen voor persoonlijke vrijheid is dor en onbevredigend. Het eenige waar nog met geestdrift naar wordt gestreefd is naar vernietiging. Maar vernietig dan alles, niet onze oude cultuur, zoodat de gelen op de resten zullen parasiteeren en zich vermeerderen, talrijk als sprinkhanen. De keuze: verdedig Europa door alles heen of vernietig alles tegelijk. | |||
Ochtend 2 Februari '27. Makassar - B. Papan.Het zilveren net over de zee wordt allengs dunner alsof het snel versleten beschaamd werd ingehaald door de verbleekende maan. Dan blijft de zee alleen onder een donker licht, een licht van voor de schepping, dat nog zweeft. Dan kiemt een koperen vlek in het golvend brons die zich snel uitzet, totdat een kern zich vormt en boven de kim stijgt in een smalle azuren spleet om terstond weer te verdwijnen in een loodgrau- | |||
[pagina 185]
| |||
wen chaos waarvan het niet is te zien of het wolken of bergketenen zijn. Het [is] alsof de nacht voor de tweede maal begint met een doffe schemering, waarin de doorzichtige maan vreemd en aarzelend hangt, als op de vlucht achterhaald.
Een opbuigende dakspits wenkt tusschen de rotsblokken. Veeltonig snaargesnerp, vuurwerkknallen wijzen den weg over het kronkelpad diepingesneden. Het rood en gouden heiligdom van Ama gaoGa naar eind22. door rotsen omringd, door zeemonsters geflankeerd, de zuilen door draken omslingerd. In de diepte zit Ama kwaadaardig grijnzend, zij lokt de taiphoons bij zich en worgt ze voordat zij de jonken verslinden kunnen, daarbuiten. Daarom is Ama Kaoh hoewel verschrikkelijk er uitziend toch een goede godin.
Oude vrouwtjes op stokbeenen, jonge kindjes in broekjes en de kuif op 't voorhoofd komen op de toonbank toe, werpen kopergeld in de bak; de priester half in slaap reikt hun de offerstokjes. De bundel als een boeket voor zich uithoudend, schrijden zij schroomvallig naar de eeuwigbrandende armlamp, ontsteken de stokjes, lachen gelukkig als ze dadelijk branden, en gaan ze in 't zand steken dat in bakken voor den buik van de godin de geuroffers wacht. De stokjes rooken en geuren. Ama grijnst. Door de loome slaperigheid van de tempel rinkelt tusschenbeiden een tamboerijn. De kindjes, de oude vrouwtjes gaan in en uit. Een plotselinge wind blaast neer en alle stokjes dooven. A'Ma grijnst, de oude vrouwtjes ballen de vuisten, de kindjes gaan snikkend naar buiten. Des nachts worden de boomen ontworteld en verwrongen, rotsen gespleten en in zee gesmeten. Des morgens drijven de omgeslagen yonken, het tuig los naast zich dobberend, maar zonder bemanning, de baai binnen.Ga naar eind23.
Op een roode mat vlak aan zee zetelt de toovenaar. In deze stel ik vertrouwen. Hij kruipt niet weg in een krocht aan een kronkelsteeg, in de plooien van een wijd gewaad. De ruimte is wijd om hem heen, hij is halfnaakt, zijn zwartzijden broek zit strak. De visschers en de kinderen komen naderbij terwijl hij op de trom slaat en 't voorhoofd neigt, de vossengod aanbiddend die zijn schutspatroon is. Dan jongleert hij snel en verrassend met drie roode kogeltjes die verdwijnen en verschijnen naar zijn wil, dwars door zijn wangen gaan, uit zijn haren, zijn oksels, zijn teenen komen, in de lucht verdwijnen, plotseling weer op de hand en het matje liggen. Ook ik kom nieuwsgierig nader. De orakelspreuken zwijgen, | |||
[pagina 186]
| |||
de kogels liggen zichtbaar op een rijtje. De toovenaar grijnst, neemt een houten handvatsel en brengt het aan zijn oor. ‘Hello, mistel stlange devil, how ale you? Quite well, go to hell.’ Schel hoongelach. De kring sluit zich. De vreemdeling wandelt beschaamd verder, ziende naar de kalme jonken die bruin en grauw en voorovergebogen over de baai schuiven. Snake trick.Ga naar eind24.
Niets is zoo troosteloos als het ontwaken uit de tropische middagslaap. Wordt de zwerver in den nacht wakker dan kan hij ongezien uitsnikken in het floers en de nacht zal hem troosten, aaien over het hoofd en zeggen: ‘Al eeuwen ben ik eenzaam in de ruimte. Denk aan mijn eenzaamheid, vergeet de uwe.’ Zoo troost zij als een moeder een kind, veinzende dat zij zijn hulp en schut van noode heeft tot het weer inslaapt. 's Middags ratelt de arbeid, laait de zon den halfbewustelooze een felle smaad in de oogen, in de ooren. Langzaam ontkruipt hij 't heete bed, tracht zich te koelen in de broeiende badkamer. Dan hoort hij 't maatgezang der koelies, maleiers, laskaren, mantsjoe-Chineezen, het gevloek der voorlui, en smacht naar een stille plek: midden in 't bosch of op zee.
Twee jaren lang reclame-artikel in Oost-Azië.
Een stoomtram hijgt de hoek om. Uit de slapende huizen komen de kantoorheeren naar de zwarte rijtuigen en vullen de banken met witte, meerendeels zwaarlijvige gestalten. Zij rangschikken zich in pratenden en lezenden. Uit het gelaat en houding van de meesten spreekt voldaanheid en een verholen onrust, soms zich uitend in nerveuze gebaren en woorden. De traktementen bij de machtige Maatschappij zijn hoog. De vorige week had een massa-ontslag plaats. De verhoudingen in het moederland zijn voor veel eischende en matig presteerende krachten hopeloos. Zouden zij niet vreezen? De wagensleep slingert tusschen de tanks, werkplaatsen en goedangs door. Overal stank en lawaai. De tram stopt voor een breed, op palen staand gebouw. De grond is vochtig zwart. Boven de trap een breede ingang die de witte drom verslindt. En deze gedaanten witte schoenen, aan den hals gesloten witte jassen, helmhoeden. De kantoorheeren. Is de arbeid even eentonig als hun kuddeverschijning? Hoe opwekkend is het van hen af te zien naar de zwartglimmende, zweetende laskaren met | |||
[pagina 187]
| |||
hun hoofd- en lendendoeken, hun gegrijns en gegalm en gewroet. Zij leven waar de Europeaan op 't leven *, van saaiheid sterft en niet weet dat hij sterft. B.P.Ga naar eind25. 4 Febr.
Eens heb ik bemind op een hooizolder, in de veerkrachtige geurende halmen. Een andermaal in een kuil aan het strand op het harde geribde zand, met de scherpe zeewind striemend onze huiverende huid. De eerste maal zonk ik in een zwoele nachtmerrie waarbij de indische bronstverhalen luchtige idyllen zijn. De andere maal werd ik opgeheven en vaardig in alle ruimten te verkeeren zonder mijn zelf, zonder de kern van het genot een oogwenk te voelen vervloeien in vaagheid. Sindsdien weet ik zeker dat mijn voorouders zeevaarders waren en dat sommige boerenhoeven diep in 't land hebben geplunderd en in een roes van verovering op een donkre zolder zijn geslacht: gekeeld of gevierendeeld.
Tolok-wari baai in het oerwoud.Ga naar eind26. Een uitgestrekte doode spiegel ligt binnen den verren zwarten boschrand. In de vlakte daarachter dekken gezonken wolken de heuvelen tot de toppen. Daarachter trekt het licht langzaam weg. Alleen een vale plek tusschen de hemelwolken spiegelt zich valer in het ondiep water. Eenzaamheid zonder uitkomst, verbanning zonder uitweg in de oerwouden die tot steenkool zullen worden zonder dat er ooit een smal pad door hun verborgenheden liep. Het zwerk kan het niet langer harden, snelle snikken van een rossig licht trillen er langs, heel, heel lang, de halve nacht. Eindelijk dreunt de zware statige toorn en met den morgen weent een machtig verdriet in een woesten regen.
Overtocht Februari B.P. - H.K.Ga naar eind27. Welke spec.vr.arts verrichtte wel eens een partus met losgelaten plac., uitgez. navelstreng, opgeslagen arm in een nauwe scheepskooi op een slingerend schip? Senhora Cameiros da Silva. Een kleine kist aan een slingerend touw, one two three, in the name of the Lord, een plof. De slinking v. de Asc. buik evenaarde die v. de gravida.Ga naar eind28.
H.K. Niets en niets en niets. Repulse Bay. Rijsttafel. Café de Paris. Basterds! (de J.) | |||
[pagina 188]
| |||
H. - Am.Ga naar eind29. 2 mijl per uur, ruwe zee. Passagier: een tot Oost-Azië en daarmee tot de toppen van het parvenuendom getilde kantoorheld, die een browning in zijn la heeft liggen. Gvéd! G.v.d. Sorry! Merde!
Over Ch. en de Yang tse schijnen de neevlen, de rookwolken van de oorlogsschepen nog drukkender te liggen dan anders. In het midden van de rivier ligt een lange lijn grijze kruisers van alle naties, die pavoiseeren wegens Lincoln dayGa naar eind30.. Verderop liggen de jonken in dichte sombere drommen, een diep maar laag mastbosch met groote breede blaren. Daarachter de vuile huizenzee van de Chineesche stad waarboven een toren met een kruis uitsteekt als een vesting. Daarachter onzienlijk gelukkig ligt het van de wereld afgescheiden heiligdom, dat geen vensters heeft en geen vloer, alleen karakters langs de muren en een groote breede divan van wand tot wand. Geel en donkerrood. Een zoete zalige lucht. Hier binnen te gaan. Deze deur zich niet meer te zien ontsluiten. Geen licht dan een gele vlam. Daarboven een zwellende bruine bol als een wereld in wording. Erupties aan de oppervlakte. De handen die de zwarte pennen houden schijnen fataal groot. Ja, zij houden onze zaligheid. Het zijn maar arme verweerde handen vol litteekens en geïmpregneerd met nicotine en la drogue, gebeten door 't werken met torpedo's en springstoffen. Zij behooren een man die niet oud is maar [met] het leven heeft afgedaan. Die zijn werk vervult om de nachten. Zijn bakkebaarden grijzen, zijn oogen staren star, talrijke tics doortrekken zijn gelaat als stormen. In het donker buiten de lampkring ziet hij in zijn zwartrood gestreepte pyama er uit als een galeiboef.Ga naar eind31. Maar zie dan weer zijn handen teeder werken met de naalden, het schaaltje, en eindelijk de pijp is bereid; de kleine bruine kegel staat als een kleine vulkaan op de ronde hoogvlakte van de kop en ver aan 't andere einde van een lange zwarte tunnel een der gelukzaligen.
Hongkong daily news. Sailors who see nothing of the world. Captain second hand sightseeing. Chief officer, 1 day on 15 journeys to Far East, never once on shore.Ga naar eind32. Macao. Bij het copieeren van Rienzi blijven de koelies zitten, spreken alleen zachter, de eene die aan het slot van het vers te slapen ligt als een grof vignet wordt niet wakker. Patane, lieu charmant.Ga naar eind33. Maar in Holland zou dit zonder stoornis [niet] doenlijk zijn.Ga naar eind34. | |||
[pagina 189]
| |||
Hoe gastvrij was de wachtsman. Vinho Tinto en cerveza. Honden, flesschen, Chineesche schermen ringsom.
Qualificaties v. Couperus! Tjikembang!Ga naar eind35.
Droom. 14 Juni, onderweg naar B. maakt de Tjik. een omweg, vaart dicht en dichter langs de kust in een cirkelboog aan een raaklijn. Banka ligt vlakbij in een heuvelkom, lage huizen, enkle groote gebouwen, er zullen wel families wonen. Het is denkelijk tien minuten zwemmen. Ik heb 20 $ in mijn cigarettenkoker. Als ik 't doe word ik misschien gelukkig. Welk geluk, en hoef ik het niet op een andre manier te worden. Ik behoef niet te beslissen, de T. legt aan, ik bevind mij aan wal, in de eerste straten, merk dat ik toch geen geld bij mij heb en slecht ben gekleed, keer mij om, de T. stoomt de baai uit, voel mij rampzalig, weet niet waarheen. Is dat het nieuwe geluk? Ik kom de 3e comprad.Ga naar eind36. tegen. Ook achtergebleven? De T. gaat lading halen overzijde baai. Allen zijn op bezoek bij den gouverneur. Ik ga er ook heen. Men zit rondom de gouverneur, congestieus, goedig, vroom, mager, streng, de bezoekers misplaatst. De dochter komt binnen, groet allen, maar mij alleen. Zingt en daar 't voor mij alleen is russisch, zoo zoet bedwelmend en doordringend dat ik half sterf van geluk en weemoed door de gedachte dat het eeuwig afscheid er dadelijk op volgt. Na het zingen néémt ze afscheid, bij mij blijft ze langer staan en staart mij aan met harde oogen... ‘Darf ich Sie begleiten?’ Zij lacht en gaat. Ik neem onmiddellijk daarna haastig en abrupt afscheid, en dan is alles, alles weggezonken. Zij * Een volmaakte droom is toch verkozen boven de * werkelijkheid.
Te benijden zijn de Japanners die voor gewichtige beslissingen wierook voor de geesten en de voorouders gaan branden en hun uitspraak door de priesters overgebracht blindelings volgen. De voorouders kunnen toch beter weten dan wij hoe wij moeten handelen om geluk te hebben en vooral om niet ongelukkig te worden. Wat weten wij, wat is een weloverwogen beslissing anders dan een coup de dés? Alleen Zeus' dobbelsteenen vallen altijd goed. Kaloos aei piptousin hoi Dios kuboi.Ga naar eind37. Zelfs als ze niet bestaan weten de voorouders het nog beter dan wij.
Het begint grijs te regenen en de stad wordt weggewischt, eerst de lage Chineesche huizen, dan de hooge steenen. Rickshaws rennen door de stra- | |||
[pagina 190]
| |||
len over het watervlak van de straten, de koelies er voor hebben een bruinrieten mantel aan die breed over de schouders uitstaat en hen een loopende graszode doet schijnen. Wat komt daar aan? Twaalf zwarte paddestoelen in twee rijen schuiven langzaam voort langs de grond, een vreemd boosaardig speelgoed, er tusschen draait een bruine schijf. Het is een kruiwagen, aan weerskanten bengelen voetjes, onder de zwarte kapjes smalle gezichtjes en dikke vlechten. Een koelie kruit ze kreunend voort. Zijn het kostschoolmeisjes? Of afgewerkte fabrieksmeisjes? Of...?Ga naar eind38.
Volgens Fouletier en GodetGa naar eind39. is het leven in het Verre Oosten te verkiezen boven het Europeesche, is het geraffineerder; dat is waar wat de zinnen betreft. O. juste, puissant et subtil. Leven als een vorst. Niet naar de geest, deze bloeit alleen in Europa, de westersche althans, wel is men daar gedwongen te leven als asceet. Soit, ça vaut mieux.
De eerste keer wanneer de weldadige rook de longen binnendringt, geeft het [het] gevoel dat een vrouw weet van de eerste omhelzing, een zalig geweld, vreeselijk, dat men nog zou willen ontwijken, omdat het leven daarachter andere gestalte heeft, hoe weet men nog niet. Er is alleen dat geweldige, dat staat als een muur tusschen geboorte en dood, en van beide heeft het veel.
Als de keuze gaat tusschen bezit en niet-bezit kiest men niet-bezit, dus Rusland. Kiezen tusschen Oost en West, nog steeds het Westen al is het bourgeois en rottend. Kiezen tusschen cosmopolitisme en nationalisme, het laatste; het eerste is veelzijdige vervlakking, het laatste geconcentreerde verenging en verdieping. Het eerste is een vlakte, het tweede een mijn. Maar men vindt dan aan een kant Rusland, West-Europa, Holland. Wie reimt sich das zusammen? Een hollandsche Westeuropeesche communistische geest, hoe ziet het daarbinnen uit? Chaos.
En toch moet vóor alles stelling genomen worden tegen bezit. Behalve R.H.Ga naar eind40. ken ik niemand die ondanks zijn hebben en houden van alle smetten rein is. Alle bezitters in Indië en O.-Azië zijn van een stompzinnige arrogantie die doet wenschen dat de russische sikkel eenmaal door deze rotte aren varen zal, dat de russische hamer eenmaal deze meerendeels kale schedels zal verbrijzelen. Ainsi soit-il. | |||
[pagina 191]
| |||
Keelung.Ga naar eind41.14 Juillet. Na vele weifelingen (als gewoonlijk) tusschen: Transsiberian, Canadian Pacific en Zuid-Amerika per N.Y.K. vind ik een route van de M.M. via de Z.Z.-eilanden, meest fr. koloniën, en zal deze nemen. Vive la France!Ga naar eind42.
Godet artiste de l'opium. Overdag lijkt hij een gamin fadasse. In het gedempte licht een gracieuze kunstenaar die de pijp teeder en resoluut tusschen zijn vingers houdt en er wonderen mee doet. Rien que ça.Ga naar eind43. Welk een verschillende stijlen. F. la calme moyenne. S. glouton et rude. Godet pas avide. Et moi, pauvre moi, élève de sorcier. Je crois tenir enfin la solution du problème!! | |||
18 Juli. Droom.Op een stormachtige reede ga ik van boord in een klein zeilschip, zoo klein dat ik er niet in bewegen kan en het nauwelijks boven water blijft. Bijna zinkend kom ik aan wal, die het allen druk hebben en vinden dat ik maar terug moet gaan. Een enkele wil wel een tochtje met mij maken, maar schrikt terug als hij het scheepje ziet. Het weer is omgeslagen en grauw en herfstig geworden. Naar het oude schip wil ik niet meer terug. Maar er lagen toch nog een oceaanboot en nog een paar andere onbekende op de ree. Maar de blue funnel is vertrokken, de oude ook, alleen de oude onbekenden liggen er nog. Tegen die wind is niet op te zeilen, ik word een eind verder tegen de kust gedreven, waar geen huizen staan en waar het beboscht is. Half zwemmend, half drijvend heb ik toch later nog een der duurste schepen bereikt.
Leven alleen schijnt niet meer genoeg. Iedereen doet moeite zijn eigen gewrongen, onzuiver bestaan te rechtvaardigen en houdt daarom betoogen waarin het zuivere leven en de eenvoudige natuur wordt aangevallen en onrecht aangedaan. En dit is toch het beste bewijs voor het bestaan er van. Vergeet het nooit. | |||
Droom. 8/9 Sept.Ik ben coassist. bij Gr. Ik ben niet correct gekleed, ging de stad in, en derg. dingen schijnen rampen te zijn die tusschen mij en het examen staan, dat maar niet wordt gedaan. Daarna wandel ik met hem en * langs een berghelling. Plotseling spring ik naar de kant om eens in de afgrond neer te zien. Een bergschuiving | |||
[pagina 192]
| |||
ontstaat, met de aardgolf ga ik naar beneden, angstwekkend snel, daarna verrukkelijk snel. Eerst trachtte ik mij tegen te houden, maar dat doet pijn, dus ik laat mij gaan. Beneden ligt een rivier, een zeilscheepje, ik ben bang dat het bedolven zal worden, maar 't blijft vrij. Alles is gelukkig behalve het gevoel dat zij denken dat die aardschuiving door mij is veroorzaakt.Ga naar eind44. (wordt vervolgd) |
|