De Gids. Jaargang 117(1954)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 175] [p. 175] Maarten Mourik Stormvloed Ons is van 't eenmaal onbegrensd gebied Van 't gemeenschappelijke samenleven Nog slechts een uiterst smalle strook gebleven -. Wat ons de stormvloed van de dood nog liet: Een zwakke terp, aan alle kant omgeven Door 't zwarte water van de nacht, meer niet. Al slaan de golven sissend in het riet, Hier zijn w'een ogenblik de hel ontheven. Het is de droom, dat allerlaatst domein Waar we nog even kunnen samenzijn En jouw verlorenheid niet wordt gevoeld. Maar wordt de droom gebroken als mijn hand Jou tastend zoekt en niets vindt dan de wand -, Dan word ook ik door 't stormtij overspoeld. Doolhof Als draad van Ariadne windt Het spinsel der herinnering Zich door mijn hersenlabyrinth, Maar 't voert nooit naar een opening Doch steeds dieper de doolhof in, Tot ik in 't middelpunt weer vind Jouw dood, einde en nieuw begin Van uitwegloze omdoling. [pagina 176] [p. 176] Nog eenmaal... O, nog eenmaal mijn wang aan de jouwe te leggen En dan, zonder iets te zeggen, Het licht over je goudhaar te zien spelen - Hoe zouden alle wonden helen. Maar je zachte wang is tot aarde verteerd En je haren zijn in grassen verkeerd Waardoor de rillingen der winden lopen - Zo blijven alle wonden open. Les preludes Ik heb mij vroeger telkens afgevraagd Waarom elk afscheid jou tot tranen bracht - Terwijl ik zelf steeds aan het weerzien dacht Werd jij altijd door vage angst geplaagd. Hoe vaak heb jij op kade en perron Niet stilletjes tegen mijn borst geschreid, Je aan me vastgeklemd tegen de tijd Van het vertrek, zolang 't maar even kon. Voor jou moet steeds elk afscheid zijn geweest Een voorspel tot de dood, en in de geest Moet jij herhaald'lijk al gestorven zijn. Heb jij voorvoeld ook, dat de laatste pijn Zo schielijk steken zou in merg en bloed, Dat je geen tijd had voor een laatste groet? Vorige Volgende