tweede gedeelte zou kunnen volgen. Hoe dit alles thans moet gebeuren, nu de auctor intellectualis is komen te vallen en elke verdere toelichting zijnerzijds gemist moet worden, is een vraag waarop nog geen antwoord te geven valt.
Wel zal de Minister van Justitie, waar het reeds zover is, de behandeling niet willen afbreken en het ontwerp, dat de naam van Prof. Meijers voor altijd zal blijven dragen, toch aan de volksvertegenwoordiging willen voorleggen, maar welk lot zal het daar beschoren zijn? Toen de Tweede Kamer de vraagpunten behandelde was achter de regeringstafel naast Minister Donker als bijzonder raadadviseur Prof. Meijers gezeten en hij was het, aan wie de Minister telkens weer het woord liet. Maar wie daar ook de plaats van de overledene moge innemen, niemand onder de vele juristen die hem bij zijn arbeid ter zijde hebben gestaan, zal de taak die hem op de schouders was gelegd kunnen overnemen.
Een man van uitzonderlijke begaafdheid is met Prof. Meijers heengegaan, iemand die in alle eenvoud zijn weg door het leven ging, wars van elk eerbetoon, die zelfs de beloning afwees welke de regering hem voor de samenstelling van het nieuwe Burgerlijk Wetboek aanbood, een man met een buitengewoon scherpe juridische geest, welke hem onmiddellijk plaatste naast de grootsten die de Nederlandse rechtswetenschap sinds eeuwen heeft voortgebracht, naast Hugo de Groot, naast van Bijnkershoek, naast Huber en Voetius.
Eduard Maurits Meijers werd op 10 Januari 1880 in den Helder geboren. Zijn vader, officier van gezondheid bij de Marine, zegde echter al spoedig de dienst vaarwel en vestigde zich te Amsterdam. Daar heeft de toekomstige hoogleraar zijn jonge jaren doorgebracht en daar ging hij op 17-jarige leeftijd rechten studeren. Vier jaar later behaalde hij de meestertitel en nauwelijks 23 jaar oud, op 23 April 1903, promoveerde hij cum laude op een proefschrift over de dogmatische rechtswetenschap, een werk waarin hij de strijd aanbond tegen het dogmatisme hetwelk de Nederlandse juridische wetenschap dreigde te beinvloeden, en dat ook nu nog gaarne wordt geraadpleegd.
De jonge doctor vestigde zich aanvankelijk als advocaat te Amsterdam, als medewerker van Mr Caroli, maar in 1904 liet hij de praktijk voorlopig varen en verbond zich aan het Centraal Bureau voor Sociale Adviezen van Treub, aan de Vossiusstraat aldaar. Het was in die tijd, dat Meijers tevens begon te schrijven. In 1905 publiceerde hij in het tijdschrift ‘Themis’ een artikel over het collectieve arbeidscontract en de algemene