De Gids. Jaargang 117
(1954)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 66]
| |
Emmy van Lokhorst
| |
[pagina 67]
| |
metteur en scène, als regisseur en als samensteller van repertoire hanteert: felle belichting, het toneel uitgebouwd tot vlak voor de eerste rij toeschouwers, de acteurs op de uiterste voorgrond, dicht bij, nog dichter bij hun publiek. Weg met decors, weg met ‘interieurs’, weg met meubels, weg met deuren. Een breed platform in stralend licht tegen de achtergrond van diffuus zwart. Het spel wordt als op een dienblad geserveerd, met alle brillante delicatessen van de plat du jour. Zo heeft Vilar zijn coup de maître volbracht, om Corneille's tot op de draad versleten museumstuk Le Cid tot een fonkelnieuw juweel te herscheppen. Juist in de voorstelling van deze tragi-comedie wordt het duidelijk waarin de genialiteit van Vilar's vernieuwing is gelegen. Hij gebruikt generlei hokus-pokus, hij wendt slechts middelen aan, die ieder regisseur tot zijn dienst heeft. Maar van al deze middelen neemt Vilar alleen de eenvoudigste, en drijft die op tot hun grootste hevigheid. Wat is simpeler dan licht (al kan men er duizend schakeringen en effecten door bereiken) maar Vilar geeft het allerfelst denkbare van belichting op de scène. Wij zien alles in de superlatief. De jonge held is het extract van vurigheid, ridderlijkheid en panache. De costuums van Leon Gischia zijn de verrukkelijkste die men zich kan dromen. Korter scène-wisseling dan het opdragen van een enkele stoel in het centrum van het platform (waar om heen zich het spel concentreert) is niet mogelijk. Het is de stijl van een uitzonderlijk grand seigneur, die Vilar tot toneelvernieuwer maakt. Geen exclamaties, geen rhetoriek, geen enkel teveel, maar elk detail in zijn krachtigste essentie verwezenlijkt. Grand seigneur is deze leider van het volkstoneel, die zijn publiek doordringt van schoonheid, van distinctie, van eenvoud. Het nobele gebaar, de geringe aanduiding van emotie zijn hiervan de tekenen. Treffend is bijvoorbeeld de wijze waarop Chimène plaatsneemt op haar escabeau, het is een zwevend zitten, een even neerstrijken op dat lage stoeltje. Zo is het knielen van Gérard Philipe bijna een dansgebaar. Al deze geschetste bewegingen geven samen het lichte gracieuze, dat aan een ballet herinnert, expressief van plastiek, voornaam van samenspel. Het zeggen van de verzen (vroeger met de verafschuwde dreun van de sleur) zou men een ‘ballet verbal’ kunnen noemen. Want zo betoverd, zo overrompeld is de toeschouwer van al dit rijke, glanzende, vloeiende spelen, dat hij zelfs de tekst accepteert, als zou deze hem iets te zeggen kunnen hebben. Monsieur de Scudéry constateert in zijn ‘Observations sur Le Cid’: ‘Tout ce qui brille n'est pas toujours précieux, on void des beautez | |
[pagina 68]
| |
d'illusions, & souventl'aparence du bien le fait prendre pour le bien même’Ga naar voetnoot1) waarmee de tekstwaarde van Le Cid voortreffelijk is aangeduid. Een ballet verbal. Vilar weet zijn acteurs hun dialoog over ridder-eer en dochter-liefde, zo modern te laten voordragen, dat wij niet eens glimlachen om regels als: Souffrir un tel affront, étant né Gentilhomme? Deze leider van het volkstoneel heeft Le Cid, nationaal bezit van vroeger eeuwen, opnieuw doen leven in een lijst van pracht, met perfecte spelers, met suggestieve muzikale evocatie, met een volmaaktheid die het publiek in Frankrijk zowel als in het buitenland meesleept en in de ban van deze schoonheid gevangen houdt. Het tweede staal van Vilar's kunst: Molière's Don Juan ou le festin de pierre bleek minder strak van lijn dan Le Cid. Dit stuk, met zijn Mont Blanc-eenzaamheid van scepticisme maakt de principiële fundamenten van Vilar's vernieuwing minder rotsvast. Wij hebben hier te maken met een vrijwel modern stuk, - men zou het zelfs surrealistisch mogen noemen, - dat veel meer persoonlijk spel en meer entourage vraagt dan Corneille's werk. De snelheid van opkomst en afgaan, in Le Cid zo bijzonder efficient, werd hier, bijvoorbeeld bij het ronddragen der brandende kaarsen storend. Het opdienen van het souper had niet het ephemaire van wat in Le Cid als een ballet aandeed. De belichting moest een concessie gedogen door het in de verte opgestelde standbeeld. Waarmee echter niets vermindert van de grandezza in deze sublieme voorstelling van Molière's indrukwekkende Don Juan. Bij het herkeuren van hetgeen Nederland van Vilar te zien heeft gekregen, moet dus wel de grote winst van zijn vernieuwing als vaststaand worden gekenmerkt. Echter moet nog worden afgewacht, wat Vilar voor het toneel van onze dagen zal betekenen. Wel heeft hij Montherlant, Supervielle, Thierry Maulnier opgevoerd, maar welke van deze stukken zullen in de herinnering levend blijven? Deze vraag behoeft niet te worden gesteld na de opvoering in het kader van het Holland Festival van Sophocles' Electra door de Nederlandse Comedie. Want werd de toeschouwer van Vilar's werk meegesleept en tot verrukking gestemd, - van deze voorstelling van de Griekse tragedie ging een innerlijke bezieling uit, die Electra tot een onvergetelijke emotionele gebeurtenis voor onze tijd maakte. Ook hier beleefden wij grootheid, maar niet slechts van de betovering in | |
[pagina 69]
| |
aesthetische zin, maar in de menselijke betekenis. Ook hier werd de rhetoriek overwonnen, maar nu door een fel-doorleefde bezieling, die elk woord van Boutens' transpositie adelde met elementaire kracht. De stijl van Ton Lutz' regie handhaafde in eerste plaats het voor onze tijd reële van onrecht, haat, miskenning, evenzeer als van liefde, tederheid en troost, hartstochten die de eeuwen door dezelfde geladenheid blijven bezitten, dezelfde onontkoombare reacties wekken. Deze concrete, bewogen opvatting is in overeenstemming met het hedendaagse levensgevoel en hield de toeschouwer in een vaste greep. Teruggebracht tot het eenvoudigste van emotioneel leven is deze Electra een monumentale voorstelling geworden, die in onze toneelgeschiedenis van grote waarde zal blijken te zijn. Geen ‘Prinzipienreiterei’ maar innerlijke overtuiging deed Lutz de moderne equivalenten van het antieke vinden, waarbij de psychologische structuur het hechte steunpunt bleek. Het barbaarse element kon op deze wijze worden ‘geduid’ als de wensdroom van het onbewuste. Het gehele stuk is feitelijk één lange monoloog, een klacht en roep om hulp van Electra, onderbroken door gebeurtenissen van buiten af, die haar tot vertwijfeling of tot vreugde stemmen: het ingrijpen van de werkelijkheid in de weerloze mensenziel. Zowel wat regie als wat toneelspeelkunst betreft is hier een uitbeelding van overtuigende expressie gegeven. Verzen van Boutens, muziek van Diepenbrock, decor van Nicolaas Wijnberg droegen bij tot de vervolmaking van een voorstelling in een sterke bezetting met als haar toppunt de creatie van Ank van der Moer, die zich een tragedienne van buitengewoon formaat heeft getoond, in spelkracht, zowel als in het zeggen van een tekst, waarmee zij door haar intense bezieling ongekende ontroering wekte. Met Electra bereikte de Nederlandse Comedie een der hoogtepunten van het Holland Festival. Heeft het werk van Vilar ons doen kennismaken met een vernieuwer van dramatische waarden in het buitenland, ook in eigen land is bewezen, dat er geen stilstand is in ons toneelleven. Ook hier hebben wij het geluid van openspringende deuren gehoord. |
|