De Gids. Jaargang 117
(1954)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 125]
| |
J. van Wageningen
| |
[pagina 126]
| |
Hij leidt alweer de Aufsichtsrat:
Dat deed hij ook tijdens de kampen;
Ook toen bis an die Hosennaht
Korrekt. En bij het laarzenstampen
Wie stond onder de kalklichtlampen?
Hij stond met opgeheven poot
Eerbiedig in 't gelid gerijd
En groette stram zijn vriend de dood,
Maar nimmer de gerechtigheid.
Hoe kon hij anders? Was Befehl
Dan niet Befehl? Hoe kon hij weten?
Was 't bloed dan rood, de ster was geel;
Geen zilverling dient weggesmeten.
Daarom moeten wij maar vergeten.
Vergeten vaalt en kamp en cel
En niet herhalen ons verwijt
En niet gewagen van een hel
En niet van de gerechtigheid.
Vergeten ook het hakenkruis,
Vergeten ook de uniformen
Van Grüne en van grijze muis.
Zijn mensen ook vertrapt als wormen,
't Is naar; thans gelden nieuwe normen.
Zes millioen Joden zijn verrekt:
Héél naar. Maar 't was een andre tijd.
Straks worden wij weer afgebekt.
Misschien is dat gerechtigheid.
We drinken samen Brüderschaft
En gaan weer zeegnen, niet verdoemen.
De illegalen neergepaft,
Die kríjgen eens per jaar hun bloemen;
We blíjven straten naar ze noemen.
We prijzen weer, we toasten weer,
We reizen naar het Oosten weer.
't Is daar weer vol Gemütlichkeit,
Maar niet zo vol gerechtigheid.
Denk ich an Deutschland in der Nacht,
Ik denk aan bloed, ik denk aan tranen,
Aan offers, zonder zin gebracht,
Gebroken eden en verganeGa naar voetnoot+
| |
[pagina 127]
| |
Illusies en geschonden vanen.
Prins, steeds word ik dan weer gevoerd
Naar wat mijn hunkering verbeidt,
Wat mij 't lied, om Uw naam gesnoerd,
Voorhoudt aan 't eind: gerechtigheid.Ga naar voetnoot+
|