De Gids. Jaargang 117
(1954)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 128]
| |
Marga Minco
| |
[pagina 129]
| |
‘Ze moeten eerst afgewassen worden’, zei ik. Op weg naar huis kwamen we meneer Zaagmeier tegen. ‘We hebben bekers gekocht’, zei mijn broer tegen hem, ‘mooie rode kampeerbekers, voor alle drie één’. ‘Hebben jullie ook een oproep gehad?’ vroeg meneer Zaagmeier. ‘Och, och, mijn zoon ook. Ik ga nu proberen of er iets aan te doen is’. ‘Waarom?’ vroeg mijn broer. ‘Het helpt immers niks’. ‘Ga meer mee’, zei meneer Zaagmeier, ‘ga maar met mij mee; ik ken iemand. Misschien kan die voor jullie ook wel iets in orde maken’. ‘We hebben al gepakt’, zei ik. Meneer Zaagmeier nam ons mee naar de kennis. ‘Ik zal jullie allemaal helpen’, zei de kennis, ‘als je precies doet wat ik zeg’. ‘Jammer’, zei mijn broer nog eens, ‘we hebben al gepakt, overal vitaminen ingenaaid en net kampeerbekers gekocht’. ‘Als je er naar toe gaat, kom je nooit meer terug’, zei de kennis van meneer Zaagmeier, ‘wees verstandig’. ‘Ze zullen ons oppakken als we niet meegaan’, zei ik. ‘Doe maar wat ik zeg’, zei de kennis van meneer Zaagmeier. ‘Komen jullie vanavond om negen uur bij me’. Toen we naar huis liepen, spraken we geen van tweeën. Ten slotte zei mijn broer: ‘Ik begrijp niet waarom de mensen ons zo bang maken. Wat zullen ze ons nu doen?’ ‘Ja’, zei ik, ‘wat zullen ze ons doen?’ ‘We hadden iets van de wereld kunnen zien’, zei hij peinzend. Mijn schoonzuster stond ons in de voortuin op te wachten. ‘De dokter is geweest’, zei ze tegen mij. ‘Hij wil niet dat je weggaat, nu je pas beter bent. Je moet voorzichtig zijn, zei hij. Hij heeft een attest voor je achtergelaten’. ‘Och’, zei ik, ‘we gaan geen van drieën’. ‘Ja’, zei mijn broer, ‘we hadden al kampeerbekers gekocht. Kijk maar’. Hij pakte ze uit en zette ze op het hekje van de voortuin. We keken er alle drie naar. ‘Wat zullen we er mee doen?’ vroeg hij.Ga naar voetnoot+ |