De Gids. Jaargang 117
(1954)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 115]
| |
Garmt Stuiveling
| |
[pagina 116]
| |
ring er aan z'n glimlach nog behield ook toen later de royale notaris de zaak bleek te hebben betaald met andermans geld. De tweede maal was in de zomer van 1945 in Hilversum, toen er optochten waren en kinderspelen en kermisvermaken en wat niet al, en bovendien op een stuk of vijf pleinen des avonds bal champêtre waar iedereen danste met iedereen. Er hing in de late zomerse schemering een buitenlandse, zuidelijke sfeer: het was of men de quatorze juillet in voortreffelijk hollands had vertaald. Bij deze twee feesten vergeleken zijn alle andere, voorzover mijn ervaring gaat, niet méér geweest dan doodgeboren kinderen met een lam handje. Wanneer de vijfde Mei beperkt blijft tot een extra dag vrij-af, verschilt hij in wezen niet van iedere Zondag, van Paas- of Pinkster-maandag, van Hemelvaart of Nieuwjaar. Men kan van mening zijn dat het aantal vrije dagen altijd te klein is zolang het de 365 niet te boven gaat, en ik voel daar wel voor. Maar niet op 5 Mei: die dag namelijk zal feest zijn of niet zijn. Een feest evenwel, een algemeen feest, een openbaar feest, een vólksfeest, is geen zaak van de overheid maar van het volk zelf. De overheid kan hoogstens door een negatieve beslissing zo'n feest verhinderen; maar wie de overheid in staat acht tot zó'n positieve beslissing dat er een feest ontstáát, die kent noch overheid noch feest. Dát moet komen uit heel wat een levender bron dan de vijver van het Binnenhof. Maar als die bron verdroogd is, laat ons dan de eerlijkheid hebben van ook de rouwavond te schrappen. Want hoe gepast rouw mag zijn ten aanzien van allen wier heengaan men betreurt en wier liefde men na jaren nog gedenkt, juist zij die in en door het verzet zijn omgekomen, eisen herdenking van een ándere orde. Hun dood was minder het einde van hun leven, dan de voleindiging ervan, de bezegeling, de bekroning. Indien zij stierven opdat ons volk in vrijheid zou leven, indien wij werkelijk onze vrijheid gegroeid weten uit hun dood, dan ook zijn rouw en vreugde een zó onafscheidelijke eenheid, dat onze rouw z'n zin verliest mét onze vreugde. Dit jaar is een verloren jaar. Maar nog gunt het lot ons één laatste kans: volgend jaar, de vijfde Mei 1955, tien jaar na de bevrijding. Nog ligt het binnen ons bereik, aan die dag gezamenlijk de stijl, de inhoud, de allure te geven van een nederlands volksfeest. En als ook dat mislukt, laten we dan in beschaamd zwijgen erkennen, dat niet ‘die anderen’ maar wij zelf, wij allen, te klein zijn gebleken voor de vreugde, en daarmee voor de vrijheidzelf te klein.Ga naar voetnoot+ |