Was Elises moeder misschien gestorven toen Elise nog heel klein was? Maar zelfs dan wordt een moeder toch wel eens genoemd in een gesprek? In zo'n verre, vage herinnering, dat er slechts liefelijke lijnen rondom het beeld overblijven zonder verdriet. Alsof er in die tijd alleen maar een jonge, gelukkige wereld bestaan had, waarin de moeder was achtergebleven en waaruit de anderen waren weggetrokken.
Was ik nog te kort bij deze mensen om zo'n gesprek mee te maken? Maar er waren ook geen foto's van een jonge moeder met jonge kinderen. Geen enkel verbleekt, onduidelijk portretje stond er op Elise's kamer van haar moeder met haar. En bij Elise's broer hing een grote foto van de vader aan de wand. Alleen de vader, niet en nergens de moeder.
Ik zocht in mijn gedachte de kamer van de professor af. Of bij hem een bewuste herinnering aan zijn vrouw geplaatst was. Maar hij had alleen vele papieren op zijn breed bureau en langs de vensterbanken reiden zich de zeldzame geraniums. Op een kast stond een foto van Elise, als klein meisje, en één van nu, mooi en lief.
Was de vrouw dan vrij kort geleden gestorven en was het verdriet er om nog zo erg, dat men geen beeld van het verlorene kon verdragen? Maar in dit gezin was geen verdriet. Er was geen smartelijke, open plek tussen deze drie mensen en hun dienstbode. Er was geen mijmering van de kinderen over hun moeder, er was geen leegte naast de man.
Waren de ouders gescheiden?
Hadden de kinderen zich met hun vader tegen de moeder verbonden? Hadden ze zich gedrieën opgesteld tegen haar en weerden ze uitdrukkelijk haar beeltenis?
Ook dit kon het niet zijn, want er was in dit gezin niet dat opengeslagen gat, dat de haat maakt na een echtscheiding. Er was niet de donkerte van een verwoest stuk leven tussen deze mensen.
Zou misschien de echtscheiding jaren terug gebeurd zijn, haast weg uit de herinnering van de kinderen en overwonnen door de professor?
Dan nog blijft in een gezin de breuklijn zichtbaar. Het verdriet, de minachting, de wanhoop, de laatste liefde, het pogen tot behoud, de hele, jammerlijke strijd, die elk voor zich heeft, geeft het geheel voor altijd een merk en dit is soms plotseling duidelijk te zien. Zoals een al te hoge vloed de kustlijn wijzigt. En daar went men aan en men vergeet haast het oude verloop van het strand, maar altijd komen er keren, dat men een vreemde plek ontmoet en verwonderd en geschrokken er voor stil staat.
Hier was de moeder niet lang of kort geleden gestorven. Maar hier was