De Gids. Jaargang 117(1954)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 338] [p. 338] Pierre Kemp Stralend nu Een stralend Nu stijgt uit de verre bergen en ik zie toe, want niemand kan toch van mijn kleinheid vergen, dat ik meer doe. Ik heb geen bloemenhaken aan mijn handen om langs de slingers van het licht te gaan naar boven en mijn geest daar te verbranden, alsof ik in de Zon moet slapen gaan. Onmacht Op een der bollen met muziek en bloemen, vlees, bloed en dood lig ik nog niet begraven. Ik straf mijzelf niet met mij mens te noemen en speel niet mee in 't spel der gouden staven. Iets anders ben ik, meer een composiet van regenboog en zingende wind, zo sta ik met een vlag van zonlicht voor 't verschiet, waar ik de vaart dier bollen gadesla. Met al mijn melodieën wil dit toch niet wennen, mijn voeten staan te zeer in schoenen op het groen. Ik kán het zijn der aarde niet ontkennen, hoe gaarne ik dit zou willen doen. [pagina 339] [p. 339] Arm geheugen Nu mijn geheugen nog korter is dan de stengel van een plant, zoek ik vergoeding voor dit gemis door te zwengelen met mijn hand. Jongeren lachen om deze dingen. Ook weet ik niet altijd, wat ik zeg, als vrouwen beginnen te zingen, want dan raak ik nog verder weg. Sinfonietta domestica Vandaag heb ik weer geen handen genoeg om naar het licht te wenken. Het zit weer op alle dingen aan mij te denken. In de keuken zucht Moeder al vroeg: Hoor, Vader is weer om het licht aan 't zingen. Vandaag is weer niets met hem begonnen, het eten laat hij weer staan om al zijn zonnen. Vorige Volgende