of iets al dan niet strookt met de haar dominerende levensvochten.
Kortom, zij is zich van iets bewust, dat bij u en mij ‘intellectuele standing’ zou heten, maar dat bij haar neerkomt op een soort partijgangerschap. Men kan een man, die van André Gide houdt, nog altijd wel een boek van John Powper Powys in handen geven en een bewonderaar van Van Schendel is daarom nog niet ontoegankelijk voor Stendhal of Mallarmé. Maar in deze wereld, de wereld van de ‘Kitsch’, heerst een geest van het allerstrengste electicisme: geen kieskeuriger mens dan de liefhebber van confectieliteratuur. Zo is de oude dame, die bij Clara Viebig zweert; zo de jongen, die de ene Karl May na de andere verslindt; zo het meisje, dat dweept met Charles Garvice en Margarete Elzer.
Dit komt, zo bedacht ik onlangs, toen ik voor een flesje inkt zo'n handel in schrijfbehoeften annex leesbibliotheek binnengelopen was, dit komt, omdat al deze mensen toch uit andere motieven lezen dan wij. Ik moet er wat aan hebben, zei het keukenmeisje vroeger en daarmee bedoelde zij, dat zij zo nu en dan moest voelen, hoe haar keel ineens helemaal droog werd en dat zij van de tranen de letters niet meer kon zien. En de jongen, die wij zelf waren, wilde van moordende slagen lezen en van ridders, die toch nog bleven doorvechten, ofschoon zij in tweeën waren gehakt. Geprezen zij de man, die in deze behoeften voorzag. Hij was wellicht een beperkt mensenkenner, maar wat hij wist, wist hij goed. Hij maakte zichzelf niets wijs, maar ook zijn lezers niet, of zijn lezeressen. En deze belonen hem dan ook door hun trouw. Ge komt natuurlijk niet met Thomas Mann aandragen, als uw gast een liefhebber blijkt van Phillips. E. Oppenheim of Caldwell-Taylor. Maar ge kunt u ook de moeite sparen met Oliver Curwood of Gaboriau. Uw gast weet, wat hij wil - dat is wellicht zijn zwakheid. Het is ook zijn kracht.
Er zit soms iets trouweloos' in het intellectuele brein. Die honger naar steeds meer en steeds ander geestelijk voedsel is wel eens plebejisch. Natuurlijk staan wij direct met fraaie termen klaar: wij spreken van leergierigheid, kennis, eruditie. Maar wie onzer zweeft nooit eens het beeld voor ogen van een klein kamertje, waarin een rekje met tien boeken - die niet slechts gelezen, maar ook beleden zijn en waarvoor men de rest, als niet van pas, van harte wil verzaken?