De Gids. Jaargang 117(1954)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 196] [p. 196] J. Slauerhoff Exodus Driemalen over 't dorp Kwei Ling Trokken de horden van Ho Nan Tweemaal de legers uit Kwan Tung. Talrijker dan de sprinkhaanzwerm, Vernielender dan de taiphoon Voor woonsteê, akkers, voorraad, oogst. Geen korrel rijst schuilt in de schuur. De beek Sui An is leeg gevischt. De laatste eieren opgegraven. 't Uitdrogend borstkind trekt vergeefsch, De jongste man tast naar zijn graf. De raad der grijzen wijst geen heil. Yong Fook de oude houdt zich schuil Zijn oor voor klagers doof, zijn oog Af van ellende, luiken dicht. Daar! achter 't bosch gonst weer de trom. Verwoest wat zesmaal is verwoest! Verkracht wat grondig is verkracht! [pagina 197] [p. 197] Wanneer het veld is braak getrapt Sterft liefde den dooden grond Ruimt wijsheid voor wanhoop het hart. Zooals de gieren 't moordend heir, De haaien achter 't zinkend schip, Volgen de wervers op den krijg. Trom gonst, de gong gilt op de markt. De hongrenden staan om hem heen Wijd open voor den slechten raad. ‘Hier hongerdood gevangenschap - Ginds visch en rijst in overdaad - Ik leid U naar het beetre land.’ ‘Maar 't graf in de geboortegrond; Door de voorouders niet behoed Liggen wij, vreemde geesten veil, In diepzee of in drassen grond Niet sterven ginds!’ ‘Ik breng U heen. Ik leid U na vier jaar terug.’ Vorige Volgende