De Gids. Jaargang 117
(1954)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 82]
| |
Emmy van Lokhorst
| |
[pagina 83]
| |
Dit tweestemmige thema vindt men, zij het in geheel andere vorm, terug in The Crucible. Miller's nieuwe stuk speelt in 1692 in de puriteinse stad Salem (in de staat Massachusetts), tijdens de heksenjacht, die, naar de historie meldt, tot een massa-psychose leidde, waarbij vijftig mensen onschuldig werden opgehangen. Op aanwijzing van enige kinderen, die koortsvisioenen hadden werden honderden burgers beschuldigd van omgang met de duivel. Wie bekende, kon zijn leven redden, wie weigerde, moest sterven. Uit dit historische feitenmateriaal heeft Miller zijn drama opgebouwd rondom de hoofdpersoon John Proctor, een jonge boer, die zijn vrouw heeft bedrogen wat zij hem, ondanks zijn berouw, niet kan vergeven. In zijn streng-Puriteinse levensopvatting voelt Proctor zich beladen met zonde en schuldbesef, en juist dan bereikt ook hem en Elisabeth de heksenjacht, en worden beiden naar de gevangenis gevoerd. Ook John Proctor komt voor de keuze te staan: zogenaamd bekennen of gehangen worden, dat is: het redden van het leven of het behoud van zelfrespect. Stap voor stap, tracht hij tot het laatste toe, zijn jong, krachtig leven te behouden. Hij geeft toe, omgang met de duivel te hebben gehad, hij weigert verklaringen omtrent anderen te geven en zet zijn handtekening onder het stuk, maar als hij hoort, dat dit leugenachtig document in de kerk zal worden aangeplakt, verscheurt hij het papier met de valse verklaring en gaat naar de galg. In The Crucible herkennen wij het tweestemmige thema van de Handelsreiziger: de mens als slachtoffer van de samenleving en de strijd van het individu om de hoogste waarden te behouden. In Death of a Salesman gaat Willy Loman vrijwillig de dood in, om zijn zoons te redden. In The Crucible gaat John Proctor vrijwillig de dood in, om der wille van de waarachtigheid. Het fanatisme van de oprechtheid tegenover het fanatisme van de waan. Natuurlijk is het Miller's bedoeling niet geweest, om van dit zeventiende-eeuwse gegeven een zuiver historisch drama te maken. Evenmin kan men de parallellen met onze tijd al te enkelvoudig doortrekken, al ontleent het stuk zijn imposante kracht voor een goed deel aan de hedendaagse achtergronden, die de figuren zo duidelijk relief geven, en het voor de toeschouwer van vandaag zo nabij brengen. Meer dan in vorig werk bespeurt men in De Vuurproef Miller's voorkeur voor Ibsen, niet slechts in de naturalistische vorm (geprononceerd contrasterend met de originele structuur van de Handelsreiziger) maar ook in de aanduiding van een met schuldgevoel beladen verleden. Het is een | |
[pagina 84]
| |
feit, dat déze John Proctor in 1692 niet heeft kunnen bestaan, hij is een door en door moderne figuur en men dient zijn omgeving, zijn problemen en zijn reacties overdrachtelijk te zien. Het kern-conflict blijft echter voor de mens te allen tijde van kracht. Niettemin is er een zekere discrepantie tussen de zo natuurgetrouwe ‘heksenjacht’ met alle zeventiende-eeuwse verschrikkingen en infantilismen en de scherpzinnige doorlichting, die geheel van onze tijd is. Dit brengt de grootste moeilijkheden mee voor de regie, die dan ook in de voorstelling van van Dalsum, hoe voortreffelijk deze ook was, aldoor op de grens van twee werelden bleef aarzelen. In het historische relaas zijn het kinderen van omstreeks twaalf jaar die aan de strengheid in het gezin van de predikant Parris ontsnappen om zich door de negerslavin Tituba bijgelovige verhalen te laten vertellen en door haar ‘toverkunsten’ zo van streek raken, dat zij visioenen krijgen en ziek worden. Abigael, een der oudste kinderen, verklaart te hebben gezien dat verschillende inwoners van Salem omgang met de duivel hadden, en op deze mededeling neemt men tientallen, ja honderden burgers gevangen, waarvan er vijftig ter dood worden gebracht. Miller heeft deze kinderen als jonge meisjes voorgesteld; Abigael, het nichtje van de predikant, wordt door John Proctor verleid. De auteur brengt aldus elementen van wraak en jaloezie in het spel, die weliswaar aan de feiten der geschiedenis vreemd zijn, maar die de verhouding der personen onderling verhelderen, de spanning intensifieren en nieuwe perspectieven openen. Want hierdoor krijgt het karakter van Elisabeth, de streng Puriteinse harde vrouw, die geen vergiffenis kan schenken, de juiste betekenis, hierdoor is de zwakheid van John Proctor verklaarbaar en wordt hij een levend mens. In de figuur van dominee Hale personifieert Miller als het ware een samenvatting van de innerlijke evoluties tijdens het stuk. Hale is geroepen om de diaboliek in de mens te ontmaskeren en hij vindt: de mens als speelbal van blinde krachten, slachtoffer der samenleving, strijdend om de persoonlijke vrijheid. Ontzet door de omvang van het ontketende gericht smeekt dominee Hale zelf Proctor om te ‘bekennen’, ten einde zijn leven te redden. De voorstelling van De Vuurproef is een der grote toneelgebeurtenissen van het seizoen geworden. Een zich langzaam steeds verdichtende spanning deed de toeschouwers zo intensief meeleven, dat dit aangegrepen zijn zich aan het slot ontlaadde in een geestdrift die tot minutenlange ovaties leidde. | |
[pagina 85]
| |
Waardoor voelden toeschouwers zich zo bij dit drama betrokken? Omdat dit toneel is van onze tijd, geen filosofische studie óver de vrijheid van het individu, maar de adem zelf van die strijd, van die onvernietigbare bestaansnoodzaak, van de practijk van het leven. John Proctor is een heel gewone man, bezield door goede wil en redelijkheid. Arthur Miller geeft geen standpunt weer ten opzichte van het heersende geloof in Salem, zijn figuren zijn specimina van verschillend gerichte levenshoudingen van mensen uit een primitiever denk-tijdperk dan het onze, maar juist daarom in die enkelvoudigheid karakteristiek. Men kan zich afvragen of in diepste wezen Proctors principiële zelfmoord niet ook een verraad aan het leven is. Mag men deze massale hysterie, die van voorbijgaande aard moèt zijn, de eer gunnen van het kostbaarste bezit: het leven? Maar Proctor's eenvoudige redelijkheid wordt nergens tot systematiek, en het is Miller's kracht om de dramatische vorm te vinden, die géén uitweg toelaat dan de dood. Hier toont hij verwantschap met Camus, die in L'Homme révolté zegt: ‘De opstandige vraagt niet het leven, hij vraagt redenen die het leven waard maken, geleefd te worden.’ Maar behalve in deze uitspraak van Camus, divergeren de Franse en de Amerikaanse schrijver radicaal van levensopvatting. Want Camus' filosofie gaat uit van de absurditeit van het bestaan en hij eindigt in zijn laatste grote essayistische beschouwing met een beroep op ‘le juste milieu’, de middenweg van de Franse clarté. Terwijl Arthur Miller de nadruk legtGa naar voetnoot1) op de noodzakelijkheid van fanatisme. ‘Ik kan niet hopen dat er nooit meer fanatici zullen opstaan. Ik kan slechts hopen, dat de strijd tussen hen en de anderen niet in de kiem wordt gesmoord en dat geen van beide parijen ooit de algehele macht verovert. Kortom, het leven moet voortgang kunnen blijven vinden, want zulks is zijn wezen.’ schrijft hij. In De Vuurproef heeft Miller niet gefilosofeerd, hij heeft het leven in feldramatische vorm ten tonele gevoerd. De reactie der toeschouwers bewees, hoe Miller een der meest essentiële problemen van onze tijd (en van alle tijden): de vrijheid van het individu, in het hart heeft geraakt. |
|