De Gids. Jaargang 116
(1953)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |
Ma. Ja. Francken
| |
[pagina 39]
| |
Maar naar ik meen doet zich hier eveneens de invloed gelden van de voortschrijdende mechanisering. De leerling is gewend, dat de moderne techniek in het dagelijks leven ook voor hem klaar staat. Electriciteit, motoren, machines staan ook tot zijn beschikking en ook zijn dagelijks leven zou volkomen zijn ontwricht, wanneer de technische hulpmiddelen uitvielen. Waarom echter zal hij zich nu vermoeien met ‘stom rekenwerk’ als een rekenmachine dit vlugger en accurater verricht? Waarom zal hij zijn tijd verdoen aan het schrijven van leesbaar schrift als de schrijfmachine alle gewenste duidelijkheid verschaft? Waarom zal hij dagen besteden aan het lezen van een roman als de film hem in twee uren de geschiedenis kant en klaar voorzet? Ook in het ontspanningsleven met de school verbonden blijkt deze onlust tot inspanning zeer sterk. Schooltoneel of -cabaret is erg ‘leuk’ om naar te gaan kijken, maar waar is de groep enthousiasten die wil spelen? De schoolkrant wordt bij verschijning toegejuicht en het niet-verschijnen bitter gelaakt - maar door welk een klein groepje wordt de tekst bijeengeschreven en de eigenlijke uitgave verzorgd! Ik meen zelfs bij de sport gebrek aan doorzettingsvermogen op te merken, zodra deze ophoudt ‘spel’ te zijn, zodra prestaties worden verwacht waarvoor intensief moet worden getraind. Het direct zicht bare nuttige effect van de machine heeft een grote nadelige invloed. Eén druk op de starter en de motor loopt. Maar het duurt zo lang voor dat kind, dat toch op zo'n goede school is, een vreemdeling in diens taal te woord kan staan! Men vergeet hierbij volkomen de inspanning en studie van zovele mensen, voor dat effect met de starter kon worden bereikt. Ook het grote belang dat wordt gehecht aan rendement en efficiency, beide eisen van het gemechaniseerde bedrijf, werkt meermalen funest. Waarom verlaten die honderd kinderen die tot een H.B.S. werden toegelaten, die school na precies vijf jaar nu niet met precies honderd diploma's? Wie zo vraagt is reeds machine, denkt niet als mens. De leraar op de Middelbareschool is geen machine. De jeugd die op de middelbare school komt (en daar na enkele jaren nog is) is niet voorbestemd om tot de gemechaniseerde massa te gaan behoren. Uit deze groep jongeren zullen o.a. juist de ‘managers’ moeten voortkomen, degenen die ‘phantasie paren aan werkelijkheidszin’. Mensen die denkend kunnen scheppen en scheppend kunnen denken. Daartoe moeten zij worden weggetrokken uit de mechaniser ende en nivellerende passiviteit. Dit kan alleen gebeuren wanneer zij op de scholen geleid worden door leraren die de noodzakelijkheid hiervan inzien. Want ook de leraar, hoewel hij tot de ‘élite’ behoort, ontkomt niet aan de invloed van zijn tijd. Een door hemzelf gemaakt résumé van een moeilijk stuk theorie, daarna gestencild aan de leerlingen verstrekt, bespaart hem veel ergernis en hem èn de leerlingen veel tijd. Maar in zijn hart weet hij, dat hij er niet dat mee bereikt, wat nodig was, want hij heeft de eigen arbeid van de leerlingen uitgeschakeld. Naar mijn mening nu ligt de belangrijkheid van een middelbare school natuurlijk ook in het programma, maar veel meer in de wijze waarop het wordt afgewerkt, in de manier waarop de leraar het tot de leerling brengt. Deze hangt ten nauwste samen met de persoonlijke visie van de leraar op de problemen van zijn tijd. Voor de leraar die de tekenen van zijn tijd volgt en begrijpt is de taak weggelegd mee te helpen aan de vorming van deze ‘élite’, die tenslotte voor de ‘massa’ de levensmogelijkheden schept. |
|