Bij alles, wat wij ondernamen - over beboste heuvels wandelen en uitzien over Toscane, het bewonderen van kunstwerken, kloostergangen, paleizen en parken, het eten in de stad onder een met wingerd begroeide galerij, of het drinken van een rustige avondwijn op het marktpleintje van Fiesole, waar we logeerden - bleef, niet in 't minst ook door Georgette's monterheid en invallen, de opgetogen eensgezindheid tussen ons bestaan. Wij hebben geloof ik over alles gepraat, waarover men in een periode van meerdere of mindere intimiteit kan spreken, maar behalve die vreugde in zwerven en kijken en gesprekken, blijft mij vooral bij de herinnering aan een bijzondere trek van Nijhoff: waar wij kwamen, waar wij rondkeken, hij sprak over Italië, over Giotto en Michelangelo, hij leidde ons door Dom, Palazzo Vecchio en de tuinen der Medicis met een trots, alsof alles hem persoonlijk toebehoorde, en alsof hij het tegelijk met de nederigheid van vriendschap en liefde aan onze voeten legde. - Hoe vaak heb ik niet, als wij 's ochtends Fiesole verlieten, om naar Florence te gaan, de klassieke woorden uit Nijhoff's mond gehoord: - We zullen hem weer eens verwonderd laten staan! - Maar het leek me vaak, dat hij niet minder verwonderd was dan wij, wanneer hij ons ergens naar toe had gebracht, bij het herkennen van de artistieke en menselijke grootheid, die daar in kunstwerk of architectuur voor ons lag. En hoe kon hij ons aankijken, verrukt en tot in het hart geraakt om een beeldje, een altaarstuk, een gezicht op een fresco, om met jongensachtige glimlach te zeggen: - Is het niet prachtig, is het niet fantastisch...? - Nooit was in die vraag het bewustzijn afwezig, dat hij, zoon van Nederland en van de XXe eeuw, op een of andere wijze innig betrokken was in de pracht en volheid van dat florentijnse verleden. Hij beleefde de continuïteit en samenhang der beschaving met heel zijn geest en gevoel.
Eén ding was er, dat Nijhoff, althans toen, leek voorbij te lopen: de tegenstellingen, waaraan Italië rijk was. Tegenover de adembenemende renaissance-wereld: donkere, morsige volksbuurten, waar kinderen barrevoets in afval speelden, waar de trapgaten walmden en felle politieke leuzen op de muren stonden gekrast... Tweezijdigheid allerwege! Want ook het italiaanse landschap, zo fluwelig en donker van naaldhout en cypressen, zilverbleek van olijven, blauw van hemel, een landschap van warme humusgrond en zegenende zon, kon niet doen vergeten, dat naast die zegen een barre sociale ellende bestond. Wilde Nijhoff dat toen niet weten... of wilde hij niet, dat ik mij in die tegenstelling verbijten zou, en zodoende mijn beterschap in gevaar brengen? Ik weet b.v., dat Nijhoff bij een andere gelegenheid zelf uit de vecchia città van Napels is weggevlucht