Hij is, dit mag men niet uit het oog verliezen, van zijn allereerste optreden in de letterkunde, tot aan zijn allerlaatste daad ten opzichte van ‘het huis’, nooit alleen maar de dichter Nijhoff geweest. Hij is daarenboven altijd geweest een lid van de Nijhoff-dynastie in dienst van het boek.
Misschien kan men uit dien hoofde ook verklaren zijn overigens bizar schijnende plichtsgevoel als soldaat in de mobilisatie van 1914-18, als officier in de oorlog van 1940, zijn goede diensten tijdens de bezetting, zijn adviseurschap van de Regering sinds de bevrijding; zijn begrip kortom voor de waarde van samenhang, organisatie, in zekere zin ook tucht, die zijn overige, persoonlijke, vrijheidlievende eigenschappen schenen te wederspreken. Want niet het militarisme had zijn genegenheid, in tegendeel, hij sprak zich meermalen duidelijk uit ten bate van de vrede, maar voor de georganiseerde samenhang van de mensen in een door bestwil geleid verband, heeft hij altoos verantwoordelijkheden op zich willen nemen, waarvoor de individualist in hem wellicht zou zijn teruggedeinsd. Vandaar dat men hem uit deze verbondenheid met zijn geslacht m.i. nooit geheel losdenken kan.
Nijhoff tot mentor te hebben, betekende voor ieder veel, of het een beginnend uitgever was of een jong literator of een leerling wellicht, of zo maar iemand die zijn hulp had ingeroepen. Want helpen deed hij op zijn wijze en met zijn geamuseerde glimlach graag en bevruchtend, mede uit een volkomen gerechtvaardigd besef, bezitter te zijn van traditionele waarden, begiftigd te zijn met grote kennis, uitzonderlijke gaven, autoriteit en macht.
Ik behoef niet te verzekeren, dat in dit korte woord opzettelijk, de mens, de dichter, de letterkundige in vriendschap en bewondering te beschouwen, aan anderen hier vertegenwoordigd overgelaten werd, alleen om deze reden: een aspect van zijn figuur een ogenblik in het licht te stellen, dat anders wellicht te veel veronachtzaamd zou zijn geworden. Het zou niet in de geest van Nijhoff zijn, zo dit ware geschied. Wij zijn aan zijn onvergankelijke nagedachtenis verplicht ook hieraan, beknopt en zakelijk, aandacht te schenken.