drang tot de eenvoudigste helderheid èn ingeboren behoefte aan technische berekening, bijna mathematische logica èn mystiek, het lyrische van bedwongen tranen èn de opvlucht tot epische visie, - en deze uitersten zijn onnaspeurlijk in elkander gegroeid, zodat zij geen contrastwerking geven maar een licht, van twee polen komend en samenvallend tot een equatoriale schijn, waarin men zowel het ijskoude Noorderlicht herkent van een zelfgewilde en tevens onontkoombare eenzaamheid, als de heftige haast van een tropisch koortsig jagen.
Hij perfectionneert zijn techniek door langdurig overdachte herschepping van bestaande uitdrukkingsmogelijkheden. Om tot deze perfectie te geraken zijn een mate van precisie, een feilloos vermogen om te kiezen nodig, die een geheel leven van hartstochtelijk toegewijde arbeid eisen.
De eenvoud van expressie die zijn figuur het ‘einmalige’ verleent, is ontstaan uit de veelzijdigheid van zijn fantasie, waarbij hij als wachter de zelfdiscipline stelt, die hij opdraagt voordurend het niet-eigene weg te slijpen. Zijn werk is volstrekt oorspronkelijk.
Zijn eenvoud, zo verrassend tegengesteld aan zijn gecompliceerde wezen, is, ondanks het raffinement waarmee deze tot stand kwam, zijn natuurlijke wijze van zeggen. Door dat eenvoudige, soms gemeenzame of huiselijke, zijn de vertalingen van zijn hand zo ongewoon treffend, de toch bijna woordelijk gevolgde tekst is vaak in de vertaling expressiever dan in het oorspronkelijk.
Hij bezit een sterk dramatisch instinct. Van Pierrot aan de Lantaarn en De Vliegende Hollander gaat zijn weg naar de lekespelen van Het Heilige Hout, waarvoor hij heeft teruggegrepen naar Euripides. Voor Awater, geschoeid op het Chanson de Roland, greep hij terug naar ‘een zo oude traditie, dat zij onbewust is geworden’, voor Het Uur U naar de huidige omgangstaal. In de Opdracht van Het Heilige Hout schrijft hij: ‘Ik geloof, dat in ons tijdperk, waarin de eeuw van het individualisme overgaat in die van de collectiviteit, geen groter moeilijkheid voor de schrijver bestaat dan de vorm zelf van zijn taal. Uit drang naar universaliteit zou men Latijn, zou men nog liever geheel taalloos willen schrijven, de traditionele vorm is evenzeer verraderlijk geworden als de spontane ontlading.’
Deze overweging ligt ver, vele, vele jaren ver van hetgeen hij in Gedachten op Dinsdag zegt:
‘Schrijvend begint men te schrijven. De zaak is, een zin zichzelf te laten voltooien, vertrouwende dat de taal, ons overgeleverd door gans een volk, gaat vibreren als een natuur binnen onze gevoeligheid en dieper dingen loswerkt dan ons verstand ooit kan opbrengen... De schrijver, zonder