van het wolkenkoekkoeksheim als van de metaphysiek, moet Nijhoff's lezer vertrouwd zijn om ‘de verre wolken waarom moeder schreide’ te kunnen combineren met het bovenwolkse luchteblauw, waarin zich het lot van de dwaze bijen voltrekt.
‘Ver van (hun) volk en leven’ zwermen die bijen in de ijlte der metaphysische abstractie hun bevriezingsdood tegemoet. ‘Volk' is schoner zee dan water’. Bij Nijhoff is de zee steeds de veelhoofdige golvenvloed. Het water verzinnebeeldt de menigte. Vandaar, dat het geen luchtige aardigheid was, toen de titel Awater (men zegt door J.C. Bloem, maar men leent graag aan de rijken) taalkundig verklaard werd als: ‘alpha privans en water.’ ‘Sommigen zeggen, 's avonds leest hij Grieks, maar anderen beweren het is Iers,’ geeft, ook bij behoud van begeleidende andere mogelijkheden, een goede kans op juistheid aan die interpretatie.
Christofoor is ‘vertrouwder in 't water dan op 't land.’ De tegenstelling tussen water (menigte) en land (afgescheidenheid van lotsbepaling) beheerst de tegenstelling tussen soldaat en dichter (meerdere), tussen Christofoor en satyr, doch Christus gaat over het water:
Ik weet, dat ik niet veilig reis
Als niet de witte vreemdeling
Voor de boot uit naar 't paradijs
De Kinderkruistocht is een tocht over water, maar het dichterslot wordt - zingend, onwetend en weer zingend, voltooid in het derde ‘land.’ Waar land in zicht komt, daar dreigt individualisering, dus verenkeling en vereenzaming. Het water verwist en zuivert. Onder water staat het kind ‘aan zijn schrijftafel te schrijven op een lei’: want dit kind vertegenwoordigt het werkelijkheidsbesef van de ‘menigte’ haar ‘spraakmakende’ simpelheid, oerbesef van al het uitzegbare ‘in de taal, die mijn moeder bewaarde’.
Taal hoort bij moeder, land hoort bij vader. Dit is dezelfde tegenstelling als tussen droom en bloed. Die woorden beslissen niet alleen over de gedachtengang der slotstrofe van De Soldaat en de Zee, ze beslissen over iedere gedachtengang, waarin ze voorkomen bij Nijhoff. Moeder, droom, taal, water, volk, soldaat, nevels, wolken, huis, kamer, - ze hebben tegenover zich: vader, plicht, taak, land, filosoof, pierrot, buiten, sluizen en dijken. Als categorie van het gemeenzame tegenover de categorie van het eenzame wenkt de lokking van de moederlijke droom tegen de stuwing van het vaderlijke bloed in.
Vader en moeder zijn tegenpolen bij Nijhoff, ook en vooral in het religieuze