De Gids. Jaargang 116
(1953)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 85]
| |
William Faulkner
| |
[pagina 86]
| |
heden des harten, de oude universele waarheden zonder welke elk verhaal voorbijgaand en ten dode opgeschreven is - liefde en eer, deernis en trots, mededogen en opoffering. Zolang hij dit niet doet, werkt hij onder een vloek. Hij schrijft niet over liefde, doch over lust, over nederlagen waarin niemand iets van enige waarde verliest, van overwinningen zonder hoop, en het ergst nog van alles: zonder deernis of mededogen. Zijn verdriet gaat niemand aan en laat geen littekens achter. Hij schrijft niet over het hart, maar over de klieren. Zolang hij deze dingen niet opnieuw leert, zal hij schrijven alsof hij er maar wat bij staat te kijken naar de ondergang der mensheid. Ik weiger de ondergang der mensheid te accepteren. Het is eenvoudig genoeg om te zeggen dat de mens onsterfelijk is omdat zijn geslacht blijft voortbestaan: dat, wanneer de laatste toon van de doodsklok is verklonken en verijld van de laatste waardeloze steen, tijdeloos in de laatste rode en stervende avond, dat er zelfs dan één geluid zal overblijven: het geluid van zijn kleine, niet tot zwijgen te brengen stem. Ik weiger dit te aanvaarden. Ik geloof dat de mens niet alleen maar voortbestaat: hij zal zegevieren. Hij is onsterfelijk, niet omdat hij temidden van de schepping de enige is met een nimmer aflatende stem, maar omdat hij een ziel heeft, een geest in staat tot mededogen, opoffering en lijden. De taak van den dichter en schrijver is het om over deze dingen te schrijven. Het is zijn voorrecht de mens te helpen in zijn lijden door zijn hart te verheffen, door hem te herinneren aan de moed, de eer, de hoop, de trots, het medelijden en de opoffering, die de roem van zijn verleden waren. De stem van den dichter behoeft niet alleen het getuigenis van den mens te zijn, zij kan ook een der stutten en grondzuilen zijn om hem te helpen voortbestaan en zegevieren. |
|