| |
| |
| |
H. Wielek
Duitse schrijvers tekenen zichzelf en hun tijd
In de loop der laatste maanden zijn auto-biografieën van zes Duitse ook buiten Duitsland bekende schrijvers verschenen, die kentekenend zijn niet alleen voor de auteurs, maar ook voor bepaalde en bepalende groepen in het Duitsland van onze eeuw.
Kein Bedarf an Weltgeschichte noemt Max Barthel zijn zelfportret en geeft hiermede reeds dadelijk alle schuld - van eventuele eigen fouten of ‘vergissingen’ - aan de ‘Weltgeschichte’. In de revolutionnaire jaren na 1918 behoorde Barthel tot de bekende communistische dichters; met de jaren kalmeerde hij en werd een der meest gereciteerde en geciteerde sociaaldemocratische ‘Arbeiterdichter’. Na 1933 bezong hij niet meer de ‘bouw der barricade’, doch ‘Das unsterbliche Volk’ en toonde zo duidelijk mogelijk zijn ‘Uebergang vom marxistischen zum volksbewussten Arbeiter’ (hetgeen door de nationaal-socialistische literatuurgeschiedenis werd bevestigd). Hij werd tot directeur van het door socialisten opgerichte ‘Büchergilde Gutenberg’ benoemd. Tot 1945 zong hij de lof der Duitse heldendaden. Hij deed, wat men van hem vroeg. Hij verdiende er dik aan.
De autobiografie van Ernst von Salomon draagt de titel Der Fragebogen. Hij is tenminste gebleven wat hij altijd is geweest: landsknecht. Als landsknecht hielp hij de moordenaars van Rathenau. Na enkele jaren doorgebracht in de gevangenis, begon hij te schrijven, cynisch en toch ook weer romantiserend, zichzelf als de woordvoerder der Geächteten, der maatschappelijk ontwortelden, beschouwend. Met het nationaal-bolsjewistische ‘Zwart Front’ en andere volkse groeperingen coquetterend, bleef hij anti-democraat... voor 1933 en na 1945. De 12 jaren daar tussen in sloot hij zich weliswaar niet bij de nazi's aan, werkte alleen als scribent voor de filmmaatschappij ‘UFA’ en voelde zich als een vis in het water.
Eveneens in het begin van de 2oste eeuw is Bernard von Brentano
| |
| |
geboren, wiens Du Land der Liebe in onze bespreking niet mag ontbreken. Hij komt uit een bekende rooms-katholieke familie in Hessen voort, waar zijn vader in de jaren van de Weimarse Republiek minister was. Vader en moeder behoren tot verschillende takken van de Brentano's; een broeder van zijn overgrootvader was Clemens, en Bettina von Arnim is een andere beroemde naam, die wij in zijn voorgeslacht ontdekken. Zijn broer heeft als fractieleider van de C.D.U. naam gemaakt. Bernard von Brentano publiceerde voor 1933 buitengewoon heldere en ondubbelzinnige kunstcritieken (in ‘Frankfurter Zeitung’, ‘Berliner Tageblatt’ en andere radicaaldemocratische bladen) en essays, als - in 1932 - Der Beginn der Barbarei in Deutschland. In '33 ging hij naar Zwitserland, waar hij o.m. een van de meest belangrijke Duitse romans der dertiger jaren schreef: Theodor Chindler, de geschiedenis van een katholieke, politiek actieve familie, van Duitse burgers en Duitse politiek. Zonder overdrijving kan worden gezegd, dat Theodor Chindler tot de zeer weinige Duitse familieromans behoort, die inderdaad ‘roman’ zijn geworden. Het gedrag van Bernard von Brentano echter bleek steeds dubbelzinniger te worden: hij ging een keer naar Duitsland, kwam weer naar Zwitserland terug, raakte met de Duitse consul in Zürich bevriend, noemde Hitlers redevoering na de geslaagde overval op Polen ‘wunderbar, stellenweise wie eine Novelle von Kleist’ en was - zoals de bekende professor von Salis later voor een Zwitserse rechtbank verklaarde - ‘ein begeisterter Nationalsozialist und rabiater Antisemit’.
In 1869 is de publicist Karl Scheffler geboren, die met Die fetten und die mageren Jahre een ‘arbeids- en levensbericht’ wilde geven. Deze self-made-man, vriend van Liebermann, Barlach en Edvard Munch, van 1905 tot 1933 hoofdredacteur van het in heel Europa gelezen tijdschrift ‘Kunst und Künstler’, heeft veel jonge kunstenaars aangemoedigd en geholpen. Zijn humanisme had niets gemeen met dat der Duitse philologen, die vurige nazisten werden, in de mening verkerende, dat zij zulks onder meer aan hun ‘humanisme’ verschuldigd waren... Ook na '33 bleef hij in Duitsland, publiceerde echter niet meer, keek en luisterde en schreef. De universiteit te Zürich benoemde hem in 1944 tot doctor honoris causa, hem zodoende erend als groot kunstkenner en als vertegenwoordiger van Europese cultuur.
Ook velen, die nog nooit een regel van Klaus Mann hebben gelezen, is deze naam niet vreemd. Zij weten, dat de zoon van Thomas Mann veel gezien, veel ervaren en veel geschreven heeft in zijn leven - dat hij, toen hij 43 jaar was, vrijwillig heeft verlaten. Vrijwillig...? Hij bleef niet lang
| |
| |
kind... en bleef kind heel zijn leven. Had hij niet gelukkig moeten zijn, daar de weg als het ware gebaand was voor hem, de drager van een grote naam? Doch reeds vroeg begon de tragiek van - de actieve, causerende, debatterende, schrijvende - Klaus Mann, die - geleid door de wereldbekende vader - aan de naam van die vader lijdt. Natuurlijk kon hij niet leven in de lucht van het derde rijk. De wereld werd na 1933 zijn thuis... en nergens zou hij meer thuis zijn. Tot de eersten behoorde hij, die door het naziregime werden ‘ausgebürgert’. In Amerika, waar hij tijdens de oorlog vertoefde, deed hij veel moeite, om in het leger te worden opgenomen. Zijn laatste boek werd de autobiografie Der Wendepunkt.
Toen Leonhard Frank zeventig werd, voltooide hij zijn levensbericht Links wo das Herz ist. Hij was zoals Scheffler en Barthel in een arbeidersmilieu geboren. Honger was de meest trouwe begeleider van zijn kinderjaren. Maar erger nog dan honger en ellende was de school, was meester Dürr, de sadist, die zijn leerlingen ‘opvoedde’ tot angstbezeten creaturen, ‘voorzien van alle eigenschappen van de onderdaan, materiaal, klaar gestoomd voor de volgende “autoriteit”, de Feldwebel in de kazerne.’ - En over, tégen honger en angst schreef de pacifist Leonhard Frank, zijn Der Mensch ist gut, een van de meest gelezen anti-oorlogs-boeken, en Die Ursache, zijn bijzonder belangrijke romans over kinderen en hun spel, Die Räuberbande, Der Bürger en Das Ochsenfurter Männerquartett. Hij, die al tijdens de eerste wereldoorlog naar Zwitserland was gevlucht, om in dit neutraal gebleven land van zijn gezindheid te kunnen getuigen, kon na 1933 zeker niet in Duitsland blijven. Na veel - en avontuurlijke - omzwervingen belandde hij in Hollywood, van waar uit hij enkele jaren geleden weer naar Duitsland is teruggekeerd, nadat hij zijn ‘Die Jünger Jesu’ en de autobiografie had voltooid.
Dit zijn dus de uiterlijke omstandigheden van zes wel heel verschillende schrijvers. Allen zijn zij in Duitsland geboren. De oudste is Karl Scheffler met zijn drie en tachtig jaren, Leonhard Frank is in 1952 zeventig geworden, Max Barthel wordt dit jaar zestig, in het begin van onze eeuw werden von Brentano en von Salomon geboren, Klaus Mann is maar drie en veertig jaar geworden. Drie van deze auteurs zijn - alhoewel zij tot het verheven ras der ‘ariërs’ behoorden - geëmigreerd, om niet van Goebbels hun orders te moeten ontvangen. Doch van deze drie heeft maar één het volgehouden: Leonhard Frank.
Klaus Mann heeft de dood gekozen. Bernard von Brentano heeft zich van zijn mede-emigranten gedistancieerd en liever met officiële Duitse ambte- | |
| |
naren aangepapt. Daarentegen is van de andere drie, die hun vaderland niet hadden verlaten, één man zichzelf en zijn idealen trouw gebleven: Karl Scheffler.
Zes heel verschillende figuren, wier namen u in één artikel vindt, omdat hun zojuist verschenen autobiografieën een gerede aanleiding vormen, van hun zienswijze kennis te nemen.
Barthel's Kein Bedarf an Weltgeschichte is een - typisch - mengsel van naïeve ijdelheid en kinderachtige brutaliteit. In het eerste deel heeft hij het over zijn reizen naar de Sowjet-Unie dertig jaar geleden. Wat hij tóén brallerig toegejuicht heeft, tracht hij thans belachelijk te maken. Maar hij kan het toch niet laten, waarderende brieven te citeren, die de bekende bolsjewistische publicist Karl Radek over zijn - Barthel's - poëmen heeft geschreven.
Heel slim duidt hij ‘de dichters’ als ‘zwervers’ aan, die het - in tegenstelling tot de bekrompen kleinburgertjes - niet zo nauw nemen met maatschappelijke conventies. Hij bijv., Max Barthel, bezit een ruim hart. Waarom zou hij dus in 1933 ‘neen’ zeggen? Waarom emigreren? Waarom ergens een ondergeschikt baantje zoeken? Hij blééf schrijven. ‘Natürlich musste ich klug sein und Konzessionen machen’, zegt hij. Natuurlijk.
Maar deden ‘de anderen’ niet hetzelfde, vraagt hij enigszins verontwaardigd. Kwam bijv. niet tijdens de Olympiade in '36 ‘die Jugend der Welt’ naar Duitsland? Ten eerste is het niet bepaald ‘die Jugend der Welt’ geweest, en ten tweede is dit niet precies hetzelfde als gelijkgeschakeld inktkoelie te worden bij de gratie van Hitler en Goebbels. In Polen, Scandinavië en op de Balkan las hij in de oorlogsjaren de Duitse soldaten zijn verhalen en liedekens voor om hen te enthousiasmeren; hoe idyllisch beschrijft hij de soldaten, die kinderen lekkernijen toestoppen. De oorlogsmisdadiger generaal Killinger ‘schoss in den Karpathen den besten Hirsch und hatte ein Herz für seine Soldaten’, Generaloberst Dietl tapte voortreffelijke moppen. En kijk maar... ‘die Norwegerinnen’ ...‘Lasst ihnen das Vergnügen mit den deutschen Soldaten...!’ Zeventien woorden wijdt hij aan ‘Auschwitz’; doch zijn ‘Entsetzen’ wordt weer gereduceerd, omdat hij staat naast het ‘Entsetzen’ nú, tijdens een bombardement der ‘Ivans’ en ‘Amis’ op dit kamp. Zie je wel, zelfs Auschwitz was, op de keper beschouwd, niet typerend voor de Duitse SS...
Hoe idyllisch was het derde rijk, hoe afschuwelijk de daden der geallieerden, hoe laf de aanbrengers die de ‘Amis’ helpen, hoe dapper en in- | |
| |
telligent was ik, Max Barthel: dit blijkt de strekking van dit boek, waarvan stijl en inhoud onevenwichtig zijn.
Veel handiger is Ernst von Salomon, hetgeen reeds uit de titel van zijn autobiografie blijkt: Der Fragebogen. De 130 vragen, die na de oorlog op bevel van de Geallieerden door alle Duitsers beantwoord moesten worden, wórden door Salomon in en met dit boek ‘beantwoord’; en hiermede zag hij kans zich niet alleen van alle smetten ‘schoon te wassen’, maar ook venijnig hen aan te vallen, die hem om de een of andere reden niet liggen, zoals illegale werkers, die tegen Hitler ageerden of de nobele moeder van de mede door hem vermoorde Rathenau. Alleen wanneer hij het heeft over de bentgenoten van een der beruchte ‘Freicorps’, over een bekrompen en inderdaad lachwekkend man als Kapitän Ehrhardt, een van de wegbereiders van het nazisme, zwijgt alle sarcasme en wordt von Salomon pathetisch en sentimenteel.
Der Fragebogen eindigt met een geheroïseerde schildering van de terechtstelling van een oorlogsmisdadiger, die door von Salomon een van zijn beste vrienden wordt genoemd. De climax - een 120 bladzijden! - wordt gevormd door een ‘j'accuse!’ - Wien beschuldigt hij? Hitler? De SS? Het Pruisische militairisme? Het object van zijn felle beschuldiging zijn de Amerikanen, die hem, alhoewel hij geen nazilid is geweest, ‘per vergissing’ een paar maanden in een kamp opsloten en hem soms wat ruw aanpakten, hèm, Herrn von Salomon, die, omdat de plebejische gezichten der fascistische leiders hem niet bevielen, liever medewerker van een (fascistische) filmonderneming werd.
Van het middel der insinuatie maakt Salomon op geraffineerde wijze gebruik. Nonchalant neergegooide briljanterieën, gehuichelde zakelijkheid, bijzonder ingewikkelde zinswendingen, zij zijn het koord van de taal, waarop von Salomon zijn nummertjes ten beste geeft. Hij kan, bijvoorbeeld, zo over Joden schrijven, dat het uitermate objectief lijkt en toch een strekking bevat, waarmede ook de meest fanatieke nazi het gloeiend eens kan zijn: de auteur laat in het geïnterneerdenkamp een Amerikaans officier opmerken: ‘Ik hou niet van Hitler, maar hij heeft in één opzicht juist gehandeld: hij heeft de Joden doodgeslagen!’ Ik riep uit: ‘Hoi, hoi! Wij zijn juist hier beland, omdàt de Duitsers de Joden hebben doodgeslagen!’ - ‘Neen!’ antwoordde Robertson, ‘jullie zijn zo ver gekomen, omdat jullie niet àlle Joden hebt vernietigd!’ - Eind’ van het gesprek. En von Salomon heeft alleen objectief medegedeeld, wat een Amerikaan gezegd zou hebben en wat zijn repliek geweest zou zijn. De Duitse fascist zal in deze woorden bevestiging van zijn eigen gedachten en gevoelens vinden. ‘Alle Juden tot- | |
| |
schlagen...!’ dàt zal hem bijblijven - en dat: ‘zèlfs de Amerikanen...’ - Deze auteur, wiens schrijftrant door een Nederlands criticus ‘helder en scherp’ werd genoemd, bezit de gave, lafheid en dubbelzinnigheid in de adelstand te verheffen... op een wijze, dat naïeve lezers eerbiedig tegen deze ‘aristocratisch’ geworden gedrochten van de aristocratische von Salomon gaan opkijken...
Du Land der Liebe van Bernard von Brentano is qua schrijftrant niet cynisch; hij vertelt zakelijk van zijn jaren der ballingschap, van zijn verlangen naar de Heimat, van zijn liefde voor Duitsland en het Duitse volk, dat met de misdaden van het derde rijk niets, maar dan ook niets te maken had. Men komt heel wat beweringen en stellingen tegen, die geen onwankelbare waarheden zijn (zoals de auteur wil suggereren), maar grove en misleidende vervalsingen. Er zijn voorbeelden te over, om dit aan te tonen.
Het Duitse volk kan niets worden verweten. ‘In seinem Zorn darüber, dass wir keinen Zola gehabt haben, übersah Heinrich Mann, dass wir auch keinen Fall Dreyfus hatten,’ zegt von Brentano. Maar de critische lezer vraagt: en het ‘rituaalmoord-proces’ in Xanten? en het geval Haas in de twintiger jaren? (‘Affaire Blum’ in een goede na-oorlogse Duitse film).
Von Brentano begrijpt niet, dat er nog Duitsers zijn, die Thomas Mann graag weer in Duitsland terug zouden zien. Het Duitse volk is ‘zu wenig empfindlich für das, was man uns antut’. - En, ziedaar, dadelijk heeft hij ook een verklaring voor ettelijke minder mooie daden der Duitsers bij de hand: misschien zijn zij te wijten aan het feit, ‘dass wir mitunter auch zu wenig empfindlich sind für das, was wir andern antun’.
‘Es gelang der Goebbels-Propaganda nicht,’ schrijft von Brentano, ‘dem deutschen Volk oder der Welt einzureden, alle Juden seien Untermenschen.’ - Dit is von Brentano ten voeten uit: schrijft en formuleert hij, zonder te denken, of probeert hij hier zijn lezers in één volzin twee maal om de tuin te leiden? Zonder meer worden hier ‘het Duitse volk’ en ‘de wereld’ op één lijn geplaatst. Buitendien late men het woordje ‘alle’ (Joden) goed tot zich doordringen...
Waarom verschijnen er in Duitsland zo veel vertalingen van buitenlandse letterkunde? Omdat het Duitse volk ‘das Schöne holt, wo wir's finden...’ - Welke geïdealiseerde - en valse - voorstelling van zaken! Zou het niet veeleer zo zijn, dat ook Duitse intellectuelen de voorkeur aan vertalingen boven de oorspronkelijke teksten geven, omdat zij die talen niet voldoende beheersen?
Dat hij niet alleen ‘het Duitse volk’, maar ook de nazi-leiders van alle
| |
| |
schuld wil vrij pleiten, bewijst een onschuldig zinnetje als dit: de bezetting der stad Wilna door de Polen in 1918 tegen alle afspraken in ‘war die erste Gewaltaktion in der Versailler Epoche, und es gab Leute, die sich das merkten...’
Emil Ludwig zou tijdens de oorlog iedere maand een kwartier met Roosevelt van gedachten hebben gewisseld en hem zodoende hebben beinvloed. Ontzettend!, zegt von Brentano, en hij trekt een conclusie, die hij vermoedelijk bijzonder scherpzinnig en geestig vindt: ‘Die Folgen davon, die Folgen Ludwigs und Hitlers, haben wir heute auszubaden.’ - Hitler en Ludwig worden op één noemer gebracht, en de misdaden van de ‘Führer’ worden zodoende tot menselijke maatstaven teruggebracht.
Welke gebeurtenissen grijpen hem in de oorlogsjaren aan? Dat er Duitsers zijn, die niet achter hun vaderland staan (‘von jeder Ohrfeige, die bei uns ein Jude bekommt, sprechen die Juden auf der ganzen Welt, aber...’ deze solidariteit is niet bij de Duitsers te vinden...), dat Berlijn gebombardeerd wordt en dat een door hem geschreven boekje over Schlegel in Duitsland verboden werd; na ontvangst van dit verschrikkelijke bericht gaat hij versomberd terneer zitten en zingt: ‘Wehe, mein Vaterland, dir...!’
Inderdaad, ‘für einen Mann meiner Denkweise war die Stimmung in der Schweiz in jenen Jahren weder anregend noch leicht zu ertragen’.
Deze citaten waren nodig, om het beeld van de merkwaardige emigrant Bernard von Brentano te tekenen, die in zijn gevaarlijk-romantische autobiografie op de ‘Unzufriedenen und Mauloppositionellen’ afgeeft, ‘die aus dem Reich kamen, um sich in der Schweiz gehörig auszuschimpfen’, die zich als het ware voortdurend verontschuldigt, dat hij emigrant was, en die enthousiast over Richard Wagner, Bismarck en Gerhart Hauptmann schrijft.
Hoe juist daarentegen ziet Karl Scheffler de verderfelijke invloed, die Richard Wagner's ‘Erlösungswahn’ op ‘Hitler und die Seinen’ heeft uitgeoefend! Hoe treffend typeert hij in zijn Die fetten und die mageren Jahre vooral de rol, die kunstenaars en kunst in Duitsland hebben gespeeld. Hij leidt ons de kring der kunstenaars binnen, zoals zij sinds het begin van de twintigste eeuw met en tegen elkaar streden, aan critiek blootstonden, zoals zij lééfden. Van dit - ondanks alles bloeiende - leven bleef niets over in de jaren na '33. Een ‘Animierkunst’ noemt Scheffler de officiële nazikunst, en de architectuur dier jaren, ‘eine Triumphstrasse, Theaterhintergrund für Paraden’. Liebermann, op wiens hulp in vroeger jaren door zo velen niet tevergeefs een beroep werd gedaan en die zo veel ‘vrienden’ en ‘vereerders’ had, stierf in 1935, en niet meer dan vijf kunstenaars volgden
| |
| |
zijn baar; aan zijn graf sprak Scheffler moedige en weemoedige woorden. Weken later pleegde de acht-en-zeventigjarige weduwe van Liebermann zelfmoord, enkele uren voordat zij door de Gestapo gearresteerd zou worden. Dit was het einde van een der grootste Duitse schilders der laatste decennia, het einde van twee mensen, die voor het culturele leven in Duitsland uitermate belangrijk zijn geweest. ‘Instinctloos’ noemt Scheffler ook de niet-fascistische Duitsers, en ‘wirklich schuldlos sind nur wenige’, concludeert de auteur in een der laatste fragmenten van zijn boek. Vooral die laatste honderd bladzijden geven het boek diepte en een heel aparte plaats in de hedendaagse Duitse literatuur. Hij verlaat hier zijn gebied van de kunst, doch niet om te kletsen over alles en nog wat. Hij blijkt - als stilist en psycholoog - een scherper observatievermogen te bezitten dan heel wat Duitsers, die over titels en arrogantie beschikken. Die fetten und die mageren Jahre zijn, wat Du Land der Liebe schijnt: een nobel boek van een nobel mens.
Hoe opgejaagd en twijfelend, hoe zeer de vertwijfeling nabij Klaus Mann zich altijd en zeker sinds 1933 voelde, wordt door hem in zijn autobiografie Der Wendepunkt met haast schrikwekkende eerlijkheid geopenbaard. Dit boek met zijn 550 bladzijden behoort niet alleen tot het meest gave in heel het werk van Klaus Mann, het behoort niet alleen tot het meest onthullende van wat door een ‘emigrantenschrijver’ omtrent land van herkomst en ballingschap gepubliceerd werd, het is tevens een der meest onthullende documenten van een tragisch mensenleven - een intellectueel pur sang - temidden van moderne barbarij.
De zestienjarige Klaus had een gedicht over de mysterieuze ‘Kaspar Hauser’ geschreven, dat zo begint:
Zou hij hiermee slechts de geheimzinnige Kaspar Hauser hebben bedoeld...? Zeven-en-twintig jaar later, enkele dagen voor zijn dood, zou hij als laatste regels in zijn essay Die Heimsuchung des europäischen Geistes de woorden van Kierkegaard neerschrijven: ‘Afstand doen van alles is de laatste trap des geloofs; wie zover niet gekomen is, kan geen geloof hebben.’
Begin en eind raken elkaar. Het leven daar tussen in wordt door Klaus Mann in zijn Wendepunkt beschreven, vooral het intellectuele leven in Duitsland tot 1933, in Europese en Amerikaanse centra van '33 tot '45. Hoe verlangde hij er naar, zich met de meerderheid solidair te kunnen
| |
| |
verklaren, niet langer buitenstaander, niet langer uitzondering te blijven. En zijn sombere dagboeknotities worden door woorden van vreugde onderbroken, wanneer hij eindelijk met het Amerikaanse leger méé mag trekken. Hij ziet het verslagen Duitsland, hij spreekt in München o.m. met ‘Grossmeister’ Richard Strauss, die Hans Frank, de beul van Polen, ‘een zeer fijnzinnig, zeer gecultiveerd man’ noemt; want heeft hij niet van Richard Strauss' muziek gehouden...?
Klaus Mann ziet een nieuwe wereld, die geen nieuwe wereld is. In 1942 had hij in zijn dagboek geschreven, dat mensen van zijn slag overal of nergens thuis zouden zijn. Zeven jaar later, in de lente van 1949, was hij tot de slotsom gekomen, dat hij nergens thuis was, en de ‘Todeswunsch’, waarvan wij in Der Wendepunkt zo menig keer lezen, werd hem de baas. Hij koos de dood, als vóór hem Ernst Toller, Ernst Weiss, Kurt Tucholsky, Walter Hasenclever en Stefan Zweig. Toen hij, in 1942, van de dood van Zweig had gehoord, schreef Klaus Mann: ‘In een wereld van chauvinisme, domheid en geweld is er geen plaats en geen functie voor ons. Indien ik van mening zou zijn, dat de komst van een dergelijke wereld onvermijdelijk is, zou ik nog vandaag het voorbeeld van de ontmoedigde humanist Stefan Zweig volgen...’
De getuigenis van een mens, die veel heeft geleden, vaak heeft getwijfeld, maar nimmer vertwijfelde, van een die altijd het leven heeft aanvaard, is Leonhard Frank's autobiografie Links wo das Herz ist. Hij schrijft helder en eenvoudig, kort en zakelijk zijn de zinnen. Hij was en is gekant tegen de duistere symboliek en geheimzinnige vaagheid, waaraan zoveel Duitse schrijvers - door gebrek aan verbeeldingskracht en ‘Zivilcourage’ - zich bezondigen. Na de oorlog keerde hij terug naar ‘zijn’ Würzburg, de kleine Zuid-Duitse stad, die dank zij enkele romans van Leonhard Frank bekend is geworden in heel de wereld. Maar mokkend, ja vijandig ontvangt men hem... omdat hij gewaarschuwd heeft, omdat hij mens is gebleven. ‘Links wo das Herz ist’ werd het levensbeeld van een strijdvaardig Duits schrijver, die ‘sinds zijn jeugd deel heeft genomen aan dingen, die hem niets aangingen en die meent, dat mensen, die dit niet doen, het respect voor zichzelf moeten verliezen en morele zelfmoord plegen’. Déze Duitser kan men zeker geen instinctloosheid verwijten. Zijn leven bestond uit strijd en arbeid - uit liefde voor vrijheid en voor zijn werk - en uit dé liefde. Hij, Leonhard Frank, bleef ‘ja’ zeggen tot die strijd, tot dat werk en tot de liefde - ‘ja’ tot het leven.
Ik heb geprobeerd u een indruk van enkele Duitse autobiografieën te
| |
| |
geven, die m.i. ook een groot deel der Duitse romans en novellen van nu typeren. De boeken van Barthel, von Salomon en von Brentano - waarvan dat van Salomon het meest boeiend geschreven is, alhoewel het al met al te weinig geconcentreerd en te kletserig is - zijn, op verschillende niveau's, infaam en gevaarlijk, en wel door de manier, waarop zij bepaalde dingen zeggen en andere dingen verzwijgen, door de wijze, waarop parallellen worden getrokken, onhoudbare stellingen met een air van ‘het kan niet anders!’ worden geponeerd en de meest ongelijksoortige grootheden op één noemer worden gebracht. Barthel doet dit dom en, ondanks zijn dweperij met de ‘dichtende zwervers’, kleinburgerlijk. Von Brentano hangt de bedachtzame, ‘gesittete’ cultuurmens uit. Von Salomon is de meest gevaarlijke van dit drietal; zijn Fragebogen, de Duitse best seller der laatste twee jaren, waarvan ondanks de hoge prijs van 20 Mark meer dan 200000 exemplaren werden verkocht, behoort tot de meest a-menselijke en anti-democratische boeken van na 1945 en daarom tot de meest listige vijanden van de zo zwakke en zieke Duitse democratie.
Het is deze geest, die Klaus Mann tot een kleine en tot de grote vlucht heeft gedwongen - deze mentaliteit, die een Duits humanist als Scheffler zo verafschuwt - en die de zeventigjarige Leonhard Frank zonder ophouden bestrijdt.
| |
Deze boeken zijn verschenen bij:
Limes Verlag, Wiesbaden (Barthel, ‘Kein Bedarf an Weltgeschichte’). |
Rowohlt Verlag, Hamburg (Ernst von Salomon, ‘Der Fragebogen). |
Rainer Wunderlich Verlag, Tubingen (Bernard von Brentano, ‘Du Land der Liebe’). |
Paul List Verlag, München (Karl Scheffler, ‘Die fetten und die mageren Jahre’). |
S. Fischer Verlag, Frankfurt am Main (Klaus Mann, ‘Der Wendepunkt’). |
Nymphenburger Verlagshandlung, München (Leonhard Frank, ‘Links wo das Herz ist’). |
|
|