cipiële strijd afspeelt, neemt eenzelfde verloop, want Montferrat verloochent bij zijn sterven ook deze liefde. Hij is de man, die zich niet kan wegschenken, die elke vorm van liefde, aards of goddelijk, afwijst.
Al is deze figuur een cerebraal bedenksel, men kan Montferrat grootheid niet ontzeggen. Katholieken hebben Maulnier's personnage antichristelijk genoemd. De auteur beroept zich in zijn verdediging o.a. op Racine, die in zijn Phèdre de onrust heeft willen kalmeren, die zijn profane stukken bij de Kerk wekten, maar die na Phèdre geen toneelwerk meer schreef... In elk geval is Montferrat, volgens zijn schepper, geen atheïst, want door God te bestrijden, erkent hij God's bestaan. Mauriac en Daniel Rops; zien zelfs in de opstandigheid van deze rebel het verlangen naar de God, die hij bestrijdt.
Zonder zich in deze theologische disputen te verdiepen, kan men vaststellen, dat Thierry Maulnier een belangwekkend stuk heeft geschreven met een held, die dramatische kracht paart aan meeslepende welsprekendheid. Dit stuk moge in sommige opzichten de vergelijking met Sartre of Camus niet kunnen doorstaan, het bezit anderzijds kwaliteiten, die een modern intellectueel boeien door consequente vermetelheid.
Het Amsterdams Toneelgezelschap bracht Hilda Crane van Samson Raphaelson in regie van Defresne. Wie dit stuk tevoren las, zou wellicht niet de moed hebben, de voorstelling ervan te gaan zien, want het is een melodrama, dat volgens recept op zelfmoord uitloopt. Toch zou men dan een avond van uitnemend toneelspel gemist hebben want Defresne heeft in deze mengelmoes van ‘echt’ en vals sentiment de dramatische speelscènes weten uit te buiten.
Hilda Crane heeft na verschillende mislukkingen in de liefde besloten een fabrikant van grasmaaimachines te trouwen, omdat zij meent hem voortaan trouw te kunnen zijn na de débacle van haar vergeefse liefde voor Charley Jensen, die een studie over Shelley heeft geschreven en daaraan later een professoraat dankt. Hilda's moeder, streng puriteins, tracht! et huwelijk van haar dochter op peil te houden, maar zij mist elk begrip voor de verwarringen in Hilda's innerlijk. De trouwe echtgenoot is een zo goede lobbes, dat hij de catastrophe in het leven van zijn aangebeden vrouw niet ziet naderen. Opnieuw komt Charley Jensen de verleidersrol spelen en nu bezwijkt Hilda. Vergeefs heeft zij getracht, ‘zich aan te passen’, de disharmonie van haar wezen drijft haar naar de laatste, definitieve ontluistering. In de ontreddering van haar wanhoop vraagt zij haar moeder: ‘Houdt u van mij?’ waarop deze koelbloedig ‘Neen’ antwoordt. En Hilda slikt de