paedagogisch-didaktisch niet beter geschoold dan de leerkrachten en krijgen, ook waar dit anders mocht zijn, weinig steun van de wet (‘één der leraren is directeur’) en van de geest der situatie om hun invloed betekenis te geven. Tezeer leunt vooral het ‘moeilijke’ onderwijs op het gezin en op de ontwikkeling daarvan om het kind door de school heen te krijgen met hulp bij huiswerk, met al hetgeen het gezin moet opleveren omdat de school het daar eens mocht veronderstellen. Enzovoort.
Het is vooral in de laatste kwart eeuw geweest, dat deze en nog andere gevoelens tot uiting zijn gebracht, al waren er zeker ook tevoren wel eens hoorbaar geworden. Commissies, congressen en ministers brachten rapporten en nota's uit, waarvan de tendenties onmiskenbaar in een richting gingen die men slechts kan verstaan tegen de achtergrond van de zojuist geschetste gevoelens van onbehagen.
Het werk van Kohnstamm aan zijn Nutsseminarium bracht didaktische bezinning en didaktisch onderzoek in de wereld van het l.o., sociaal beschouwd de belangrijkste tak van onderwijs. Vervolgens bracht het die ook in de wereld van het nijverheidsonderwijs, de op één na belangrijkste tak van onderwijs in maatschappelijk opzicht.
Om slechts een enkel, recent voorbeeld te noemen: de laatste ministeriële nota (Juli 1951) van onze huidige minister van onderwijs, bedoelde vooral een coherent en volledig onderwijsstelsel te ontwikkelen. Nederland had nooit het kleuteronderwijs wettelijk geregeld, al zaten er een 250.000 kinderen, terwijl dit onderwijs voor 84% particulier gefinancierd werd. Nederland had ‘voortgezet’ en ‘uitgebreid lager onderwijs’, maar wie zijn kind middelbaar onderwijs wilde laten geven, vond geen ander schooltype dan h.b.s. of gymnasium, die beide te sterk prae-universitaire scholen waren. Aarzelend toonde zich wel de middelbare meisjesschool, maar helaas kon men daar zijn zoons niet plaatsen. De gedachte ging dus uit naar een algemene middelbare school die bevrijd zou zijn van de universitaire druk. In het nijverheidsonderwijs, dat bij uitstek belangrijk zou worden - meer nog dan het reeds was - in een maatschappij die tot steeds verdergaande industrialisering is gedwongen, moest men vooral bedacht zijn op de noodzaak, het kind voldoende voor te bereiden op een leven in een geïndustrialiseerde samenleving en dat niet slechts door een goede vakopleiding alleen maar vooral ook door de algemene vorming van zijn persoon.
Bij dit alles speelden nog drie andere faktoren in belangrijke mate mee. Ten eerste vereiste onze bevolkingsaan was bijzondere aandacht voor een immer stijgend aantal scholen met hun leerkrachten en leermiddelen. Ne-