De Gids. Jaargang 115
(1952)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 208]
| |
XXII
| |
[pagina 209]
| |
kenmerkt. Geneeskundige armenzorg ruimde het veld voor toenemende verzekering van geneeskundige hulp. Gemeentelijke diensten en, met steun der overheid tot stand gekomen, particuliere en kerkelijke organisaties voorzien in de behoefte aan geneeskundige voorzorg. Consultatiebureaux voor zwangeren, zuigelingen en jonge kinderen, schoolgeneeskundig toezicht, medisch-opvoedkundig advies-instellingen, universitaire gezondsheidszorg, bedrijfsgeneeskundige diensten, consultatie-bureaux voor lijders aan tuberculose, geslachtsziekten, rheumatiek, geestesstoornissen en ouderdomskwalen - zij vormen te zamen een indrukwekkend op de praeventie gericht deel van de geneeskundige voorziening.
De gestage uitbreiding van openbare gezondheidszorg verruimt de geneeskundige kennis. Men verwerft zich dieper inzicht in de zorg die jonge kinderen behoeven; de problemen van het schoolkind komen ook binnen medische belangstelling; het grensgebied tussen geestelijk-normaal en geestelijk-ziek wordt nauwkeurig verkend; het beroepsmilieu - psychisch en stoffelijk - blijkt rijke bron van studie. Tegenover deze voordelen stelt zich een onmiskenbaar nadeel: het conflict dat zich tussen de sociaal-geneeskundige voorzorg en de geneeskunst openbaart. Een consultatie-bureau verschilt als openbare prophylactische instelling hemelsbreed van een drinkwatervoorziening of een dienst der volkshuisvesting. Thans wordt van overheidswege - rechtstreeks of middellijk - een ‘individuele betrekking’ tot stand gebracht tussen een ambtelijk aangesteld geneesheer en een patiënt, die langs wettelijke of organisatorische weg naar hem werd verwezen. Maatschappelijke instellingen onttrekken aldus op grote schaal patiënten aan de zorg van de huisarts aan wie zich het gezin uit vrije keuze had toevertrouwd. De plaats van het juiste midden is nog niet bepaald. Niemand ontkent dat maatschappelijke voorzieningen op geneeskundig gebied zich tot belangrijke, naar het ons thans toeschijnt, onvergankelijke functies der samenleving ontwikkelen. Daartegenover staat dat geneeskundige zorg ondeelbaar is: praeventie en behandeling laten zich principiëel niet scheiden. Een goede huisarts is een zegen voor het gezin. In Utopia zullen de consultatiebureaux, met de in wachtkamers publiek gemaakte individuele zorgen, ontbreken, maar de huisarts die de intimiteit van het gezin eerbiedigt, zal er in ere zijn. In de algemene practijk onderkent men vóór alles dat het de arts niet louter te doen is om het vaststellen van afwijkingen aan de organen, maar om de gehele mens. Slechts de huisarts is in staat zich ten volle rekenschap te | |
[pagina 210]
| |
geven van de betrekking van het individu tot zijn stoffelijk en geestelijk milieu en van de betekenis dezer betrekking voor gezondheid en ziekte. Wat zich op dit gebied in de hedendaagse geneeskunde - het zij herhaald: mede dank zij de sociale ervaringen op geneeskundig gebied - met veel nadruk aankondigt, is oude wijn in nieuwe zakken. De zogenaamde ‘psycho-somatica’ - de gloednieuwe leer van de psychische inwerkingen op de functies der organen - betekent slechts een vernieuwde belangstelling voor van ouds bekende ervaringen. Ten dele identiek hiermede is de leer van de schadelijke factoren die uit het milieu op de mens inwerken, een onderdeel der geneeskunde, dat door sommigen als ‘sociale geneeskunde’ wordt aangeduid.Ga naar voetnoot1 Zo verstaat men, dat een ervaren huisarts, die een voordracht van een pionier der sociale geneeskunde had aangehoord - met een variant op Molière - uitriep: dan heb ik, zonder het te weten, mijn leven lang de sociale geneeskunde beoefend!
Intussen openen zich voor de Maatschappelijke Gezondheidszorg nieuwe verschieten. De voortgang van de geneeskundige praeventie betreft allereerst enige besmettingen tegen welke, evenals tegen pokken, de weerstand kunstmatig kan worden verhoogd. De meeste deskundigen zouden wel gaarne zonder veel commentaar alle zuigelingen, behalve tegen pokken, tegen kinkhoest, diphtherie en tuberculose immuniseren. In een niet te verre toekomst verwachten zij dan nog de vaccinatie tegen twee ernstige plagen die in een groot deel van de wereld de mensheid telkens weer verontrusten: influenza en poliomyelitis. Het is begrijpelijk indien een regering zich op het standpunt stelt, dat de beslissing over het al of niet toepassen van zodanige kunstbewerkingen, die zij in het belang der volksgezondheid acht, niet aan het onverstand van het publiek kan worden toevertrouwd. Een middel nodig tot verhoging van de volksgezondheid - zo stelt zij dan - dient wettelijk te worden verwezenlijkt. Aan een door propaganda gewekt enthousiasme, dat naar zijn aard tijdelijk is, kan de toepassing ervan niet worden overgelaten. In tal van landen is de plicht zich aan immunisaties te onderwerpen aan de orde en nam de een of andere wettelijke vorm aan. Men kan verwachten dat ook in ons land de oude strijd der vóór- en tegenstanders van vaccinatie - met alle kenmerken van een politieke strijd - zal herleven. | |
[pagina 211]
| |
De toekomstige gezondheidsdictator heeft nog meer wetsontwerpen in portefeuille. Hoeveel zieken worden er verwaarloosd, ten nadele van de volksgezondheid, ten nadele van de individuele gezondheden, ten nadele van de volkshuishouding? In de tijd waarin wij leven geven wij ons hiervan reeds nauwkeurig rekenschap. Steekproeven op grote schaal leerden ons vrij precies hoevele lijders aan open tuberculose onherkend in de Nederlandse samenleving rondgaan en hun omgeving met besmetting bedreigen; wij hebben ook een vrij nauwkeurige voorstelling van het aantal lijders aan kanker, lupus en suikerziekte, dat te laat onder medische behandeling komt, en van de onbehandelde rheumatiek-patiënten besomt men het aantal verzuimde arbeidsuren en het bedrag der te hunnen behoeve betaalde premies. Behoort de regering ook ten aanzien van deze categorieën in te grijpen door de bevolking wettelijk te verplichten zich aan periodiek geneeskundig onderzoek te onderwerpen? Ook tegen dergelijke eisen van de overheid zullen enkelingen en groepen zich blijven verzetten. Wettelijk opgelegd onderzoek aan den lijve zullen velen onverenigbaar achten met de rechten van de individuele mens en tegenstrijdig aan een natuurlijke levenshouding.
Tot de voortzetting van een straffe lijn van nationale gezondheidsdiscipline rekenen wij ook de geleidelijke invoering van wettelijke bepalingen tegen het verwekken van een, uit een geneeskundig oogpunt beschouwd, ongewenst nageslacht. Zodanige wettelijke voorziening die diep ingrijpt in de individuele vrijheid, is aan de orde van de tijd. In tal van landen ontwierp men reeds een wettelijk stelsel dat steunt op de eugenetica: de leer van de verbetering van 's mensen erfelijke aanleg. De toepassing der eugenetica is van negatieve strekking: het kan erfelijke zieken niet gedogen zich voort te planten. Als middelen komen verbod van huwelijk op grond van geneeskundig onderzoek, castratie, sterilisatie en afdrijving van de vrucht in aanmerking. In sommige wetgevingen van dien aard liet men, behalve de erfelijke, de sociale en de medische indicatie toe. Men richt zich aldus tegen minderwaardigen die nimmer in staat zullen zijn kinderen groot te brengen en schept de wettelijke mogelijkheid een vrouw voor wie zwangerschap levensgevaar betekent, langs operatieve weg onvruchtbaar te maken. Positieve eugenetica - verbetering van de erfelijke aanleg door selectie - leent zich niet tot wettelijke regeling. Het toekennen van huwelijkspremies aan jonge paren, die in goede lichamelijke en geestelijke conditie zijn, is niet van verre strekking. | |
[pagina 212]
| |
In het tweede gedeelte van dit overzicht vraag ik de aandacht voor enkele hedendaagse vraagstukken bij welke de geneeskunde zijdelings is betrokken.
Allereerst noem ik de geestelijke volksgezondheid. De voornaamste onderwerpen die zich hier voordoen zijn het buitengewoon lager onderwijs (voor zwakzinnigen), de criminologie (criminele anthropologie), de psychologie van groepen (psychische hygiëne) en de psychotechniek (toetsing van de psychische persoonlijkheid). Het buitengewone onderwijs is in ons land gedurende de laatste decennia, ook dank zij medische toewijding, met zorg georganiseerd. Bijzondere aspecten biedt het van medisch gezichtspunt niet. Wel getuigt het van de enorme last die de geestesstoornissen aan de samenleving opleggen. Op criminologisch gebied haalt Nederland slechts langzaam zijn achterstand in. Ook ten onzent verrichtten sinds jaren geneeskundigen op dit gebied belangrijk werk. Als beweegkrachten tot studie en hervorming hebben zich echter de juristen onderscheiden. De psychische hygiëne binnen besloten groepen is een bijzonder belangrijk onderwerp van deze tijd. Het betreft vooral de schepping van een ‘psychisch klimaat’ dat de harmonische betrekking tussen hen, die tezamen in een beroep of bedrijf werkzaam zijn, bevordert. Op dit terrein werken ingenieur, psycholoog en bedrijfsarts samen. In de militaire samenleving staan de officieren van gezondheid voor een overeenkomstige psychischhygiënische taak. De verhoging van het moreel van de troep en van het ontwikkelingspeil van de militair zijn evenzeer van burgerlijk als van militair belang. Van geneeskundige zijde stelt men vast dat de bestrijding van ziekte, in het bijzonder van geslachtsziekten en zenuwziekten, bij een goede geest is gebaat. Het psychotechnisch onderzoek - ter keuring van gegadigden, ter beoordeling van scholieren en ter advisering bij de keuze van een beroep - wordt grotendeels beoefend door niet-medische psychologen. Volgens een bepaald schema vervaardigt men van de psychische persoonlijkheid een instantané, dat, eenmaal in het dossier van de betrokkene gelegd, voor zijn levenslot beslissend kan zijn. Ondanks de fabriekmatige productie van vele dezer instantané's en ondanks de gevaren aan een massaal gebruik verbonden, openbaart zich een toenemend streven, mensen op grote schaal te verplichten zich aan een psychotechnisch onderzoek te onderwerpen. Ook in dit opzicht wijst de tijd waarin wij leven naar een voortschrijdende beknotting van de individuele vrijheid. | |
[pagina 213]
| |
Van de maatschappelijke en culturele onderwerpen, waar bij de geneeskundige zijdelings betrokken is, noem ik voorts de groep der sexuele vraagstukken. Terloops wijs ik op de homosexualiteit. Het maatschappelijke of culturele probleem ermede verbonden, is niet karakteristiek voor de tijd waarin wij leven. Natuurlijke ongeneigdheid van de grote meerderheid binnen de samenleving de homosexueel aangelegde leden als gelijk waardig te aanvaarden, bestaat sinds lang en zal zich, naar men moet aannemen, nog lang handhaven. Van actueel karakter is daarentegen de drang naar sexuele hervorming. Deze openbaart zich allereerst in pogingen tot sexuele opvoeding, met het doel, het kind tijdig te bewaren voor de gevoelens van schuld en zonde, waartoe het begrip ‘geslachtelijk’ kan leiden. Voor dit vraagstuk bestaat bij psychologen, opvoeders en onderwijzers grote belangstelling, zij het dan ook, dat de meningen over de middelen tot deze opvoeding uiteenlopen. De kinderpsychiaters rekenen het onderwerp tot de leer der geestesstoornissen die zich aan conflicten tijdens de kinderleeftijd kunnen aansluiten. Het ideaal der sexuele hervorming omvat voorts de erkenning, dat de geldende sexuele moraal de psychische persoonlijkheid in haar ontwikkeling remt en haar streven naar geluk belemmert. Als grondslag aanvaardt men dan een principieel verschil tussen de drang tot geslachtsgemeenschap en de drang tot gezinsvorming. Als zwaarste argument dient de overvloed van gegevens die er op wijzen dat in toenemende mate reeds vóór het huwelijk sexuele betrekkingen worden aangeknoopt. Medische publicaties van Protestantse zijde tonen aan, dat in bepaalde Christelijke groepen dit vraagstuk veel belangstelling ondervindt en openhartig wordt besproken. De strenge opvattingen die vroeger ten aanzien van verloofden werden gehandhaafd, ondergaan daarbij een opmerkelijke herziening. Bij een der aspecten van sexuele hervorming binnen het huwelijk - de beperking van het gezin tot een door de ouders gewenste omvang - is de arts nauw betrokken. Het overbevolkingsvraagstuk is als zodanig echter geen medisch probleem. Het denkbeeld de hygiëne hierbij te betrekken door het streven naar verbetering der volksgezondheid in enigerlei opzicht te beperken, wordt door de geneeskunde verworpen. Een hedendaags probleem, dat. blijkens scherpe reactie van Rooms-Katholieke zijde, ook in Nederland belangstelling trekt, is de kunstmatige inseminatie. Bij niet-Katholieken bestaat er in het algemeen geen bezwaar tegen een medische procedure waarmede men beoogt bij impotentia coeundi de | |
[pagina 214]
| |
bevruchting tot stand te brengen. Vrij algemeen echter wijzen ook niet-Katholieken een dergelijke procedure met zaad van een derde af.
De geneeskunde is na beide wereldoorlogen betrokken bij de internationale politiek. Na de eerste wereldoorlog was het de hygiënische organisatie van de Volkenbond te Genève die bestemd was tot de wereldvrede bij te dragen. Na de tweede oorlog stichtten de Verenigde Volken, onder leiding van Amerika, een Wereldgezondheidsorganisatie die eveneens te Genève domicilie koos. Men wenste daarmede bepaaldelijk tot uitdrukking te brengen, dat de sterkeren de plicht hebben de zwakkeren te helpen. 's Werelds loop heeft deze plannen, aan welke politiek streven niet vreemd was, beknot. De beschikbare geldmiddelen zijn niet in overeenstemming met de opzet. Bovendien toont die opzet, uit vakkundig oogpunt beschouwd, principiële fouten, zodat de uitvoering niet vrij blijft van schijnvertoon. Intussen verdient ook het nieuwe Genève, niet minder dan het oude, waardering. Als internationaal geneeskundig centrum beschikt het over een schat van gegevens en onderhoudt het betrekkingen met instellingen en personen over de gehele wereld. Daarbij financiert het reizen, conferenties, leergangen, demonstraties, campagnes en bevordert ook door publicaties op grote schaal wetenschappelijk contact.
Nationale werkzaamheid en internationale samenwerking op geneeskundig gebied - ik herinner hier ook aan het Rode Kruis - beoogden tot voor korte tijd slechts werken des vredes. De tijd waarin wij leven, bracht hierin een principiële verandering. Bij het behoud van evenwicht tussen agressieve en defensieve krachten - het surrogaat van wereldvrede - werd ook de geneeskunde betrokken. De militaire leiders van de machten die worstelen om het evenwicht te bewaren of te herzien, zinnen op ziektekiemen die tot aanvalswapens kunnen dienen of op middelen waarmede aanvallen met dergelijke wapens kunnen worden gepareerd. Wetenschappelijke werkers hebben in internationale bijeenkomsten uitdrukking gegeven aan hun verontrusting over deze onderwerping van de geneeskunde aan de eisen van oorlogvoering. Zij menen, dat de roeping der geneeskunde haar verbiedt de weg te volgen die de natuurkunde van alle tijden is gegaan. Van ander standpunt meent men, dat er in beginsel geen verschil is of men met physische, met chemische of met biologische middelen de vijand verslaat. Het morele conflict - de keuze tussen het | |
[pagina 215]
| |
behoud der nationale zelfstandigheid en de erkenning van een hierboven hoog verheven algemeen menselijk ideaal - is reeds door meer dan één kunstenaarGa naar voetnoot1 tot uitdrukking gebracht. Het streven naar evenwicht tussen agressie en defensie schept een nieuw begrip: internationale gezondheidsdiscipline. Naties die zich verenigen om zich in de wereldstrijd te handhaven, zullen behoren te voldoen aan hygiënische en geneeskundige eisen die de leiding in haar gemeenschappelijk belang zal stellen ...
Aldus openbaart zich menigerlei betrekking tussen de geneeskunde en de maatschappelijke en culturele vraagstukken, kenmerkend voor ‘de tijd waarin wij leven’. |
|