De Gids. Jaargang 115
(1952)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 98]
| |
VII
| |
[pagina 99]
| |
van deze politiek niet bewust zijnde, tot de zwaarst getroffenen worden gerekend. Door de oorlog verarmd, met het verlies van het Duitse achterland en Indonesië, heeft Nederland na 1945, naast een overdreven sociaal beleid, een deficitair monetair beleid gevoerd, door toepassing van een inflatoire ‘goedkoop geld’ - politiek, waardoor aanvankelijk het beeld van onze verarming werd gecamoufleerd, mede mogelijk gemaakt door grote buitenlandse leningen, intering van buitenlands bezit en daarna door de Marshallhulp. Economisch werd ons land in de na-oorlogse jaren geregeerd volgens de beginselen ener planeconomie, hoewel de oplossing voor het probleem van de daarmede gepaard gaande muntontwaarding nog niet gevonden was. In die planeconomie trad en treedt nog duidelijk de industrialisatiepolitiek naar voren. Was men aanvankelijk in dit opzicht met de beste bedoelingen bezield, deze bleken later moeilijk te kunnen worden verwezenlijkt, omdat de minister van Economische Zaken de gevangene was van zijn collega's van Sociale Zaken en Financiën. Daarom is de industrialisatie ontaard in het steunen van bepaalde bedrijven, hetgeen zich vanwege de drang naar het spectaculaire in het bijzonder tot de grote industrieën uitstrekte. Hierdoor werd ten onrechte aan de kleine en middelgrote bedrijven niet de armslag gegeven, welke voor een evenwichtig economische ontwikkeling van ons land na 1945 als één der voorwaarden had moeten worden gezien. Het is de ‘goedkoop geld’ - politiek, die mede verantwoordelijk is voor het te grote verbruik in ons land en die de lust tot exporteren in ernstige mate temperde. Het streven naar full employment, waarvoor de ‘goedkoop geld’ - politiek als inzet kan worden beschouwd, leidde reeds in 1947 tot de toestand van over-full employment, alsmede tot het inmiddels overbekend geworden probleem der onvoldoende productiviteit. Het ontbreken van een voldoende geschoolde arbeidsreserve vormde geen beletsel om van overheidswege voort te gaan met het verlenen van medewerking aan het oprichten van grote industrieën. En de onmogelijkheid, bij een geleide looneconomie voor deze bedrijven het onontbeerlijke geschoolde personeel aan te trekken had ontduiking der voorschriften en discriminatie ten opzichte van het gevestigde bedrijfsleven ten gevolge. Kon men na de eerste wereldoorlog het bedrijfsleven niet ten onrechte van overinvestering beschuldigen, wat de ordenende overheid na de tweede wereldoorlog te zien gegeven heeft, overtreft verre de fout van het particuliere initiatief na 1918. Een feit, waarop ook in één der verslagen der | |
[pagina 100]
| |
Nederlandsche Bank haar president Dr Holtrop gewezen heeft en waarbij nog mag worden opgemerkt, dat de déconfitures van overinvestering door de overheid ten laste van de belastingbetalers komen. Teveel werd bij de poging tot industrialisatie vergeten, dat in het verleden krachtige ondernemingen meestal klein begonnen zijn. Teveel heeft men aan zogenaamde know how en een prachtige outillage een grotere betekenis toegekend dan er bij onvoldoende leiding en onvoldoende organisatie aan mag worden gehecht. Wie gedacht mocht hebben na de bezetting weer de vrijheid te genieten, die hij vóór de oorlog nog kende, kwam bedrogen uit. De administratie, die in het bedrijfsleven ten behoeve van de overheid moet worden gevoerd, de zondvloed van bescheiden, waarvan de ondernemer heeft kennis te nemen, het aantal commissies, waarvan hij deel moet uitmaken, de talloze vergaderingen, die hij heeft bij te wonen, dit alles vormt een verlamming van zijn productiviteit en moet noodzakelijkerwijze tot afstomping leiden. Niet mag worden ontkend, dat op economisch terrein o.a. door afschaffing van prijscontrôle en medewerking aan liberalisatie op een grotere mate van vrijheid werd aangestuurd. Maar daartegenover staat, dat de monetaire en fiscale politiek de ontwikkeling van een reële welvaart in de weg bleef staan en dat de overheid verzuimde dezelfde bezuiniging in te voeren, waartoe zij het bedrijfsleven door een eenzijdige credietrestrictie dwong.
Deze momentopname van de huidige economische situatie heeft weinig zin, indien daaraan niet een prognose voor de toekomst wordt verbonden. De gevolgen van de huurcontrôle zullen ons eerst in de volgende jaren bewijzen, hoezeer men hier het paard achter de wagen heeft gespannen. De prijzen van de woningen zijn inmiddels zo hoog geworden, dat de kans op het begerenswaardige bezit van een woning door de arbeider als verkeken mag worden beschouwd. De voortzetting der ‘goedkoop geld’ - politiek, de oorzaak van de geleidelijke muntontwaarding, doet de ouderen met zorg de dag van hun welverdiende rust tegemoet zien; en zulks ondanks de bedoeling, welke heeft voorgezeten, namelijk om de weg van de wieg tot het graf onbezorgd te doen zijn. Mede ten gevolge van de Marshallhulp hebben wij ons, in tegenstelling tot vóór de oorlog, veel meer op de U.S.A. georiënteerd dan in de toekomst het geval kan blijven, indien deze hulp een einde neemt. Ongetwijfeld heeft ook deze steun, die met erkentelijkheid dient te worden herdacht, de schadelijke gevolgen gehad, welke nu eenmaal aan alle steun inhaerent zijn. | |
[pagina 101]
| |
Nog staat Nederland voor de keuze tussen: een vrije òf een socialistische geleide economie. Reeds nu staat vast, dat de overheid verzuimd heeft een conjunctuurpolitiek te bedrijven, waarvoor tijdens een opgang overschotten dienen te worden gekweekt; reeds nu staat vast, dat het bedrijfsleven door de fiscale drainage - uitzonderingen voorbehouden - niet in staat is een terugslag op te vangen, zoals dit in 1921 en in de dertiger jaren wel mogelijk was. Daaruit volgt, dat Nederland vrijwel verstoken is van de middelen, welke voor een goede conjunctuurpolitiek aanwezig dienen te zijn en waartoe verlaging zowel van rente als van belastingen moet worden gerekend. Niettegenstaande minister Lieftinck nog steeds tracht de rente te drukken, heeft een begrijpelijke opwaartse beweging wegens de door zijn fiscale politiek ontstane kapitaalschaarste plaats, waardoor na de inhaalvraag naar goederen een zo mogelijk nog ernstiger inhaalvraag naar kapitaal ontstaan is; de Beurs legt daarvan heden ten dage duidelijk getuigenis af. Reeds thans beginnen zich, ten gevolge van de eenzijdige ‘goedkoop geld’-politiek, economische erosieverschijnselen voor te doen; een in de agrarische sector bij eenzijdige bemesting maar al te bekend kwaad, dat zich in vermindering van weerstandsvermogen en ziekten van het plantaardig gewas manifesteert.
Eveneens moet van het economische leven in ons land gezegd worden, dat het weerstandsvermogen voor een groot deel geringer is dan in 1939. Omdat de Regering op fiscaal gebied geen onderscheid wenste te maken tussen reële en schijnwinst, werd het bedrijfsleven geleidelijk verder uitgehold. Degenen, die hun investeringen hebben geactiveerd, zullen tot de ontdekking komen, dat hun liquiditeit, vooral in verband met de prijsstijging na Korea, daaronder in ernstige mate geleden heeft. Het in sterkere mate heroriënteren op de buitenlandse markten, een belangrijke voorwaarde voor een sluitende betalingsbalans en voor een zo hoog mogelijk levensniveau, zal ons moeilijk vallen; en des te meer, nu in vele landen, ten gevolge van een overeenkomstige politiek, het wapen der importbeperkingen wordt gehanteerd. Met een tijdelijk sluitende handelsbalans, door toevallige omstandigheden begunstigd, alsmede door vermindering van invoer, zijn wij op den langen duur niet gebaat. Het wordt thans hoog tijd, dat in Nederland een economische politiek op de lange baan wordt gevoerd en dat met de politieke economie, die de economische situatie sedert 1945 heeft beheerst, en die een belemmering voor een reëel welvaartsherstel vormt, wordt afgerekend; | |
[pagina 102]
| |
immers, door de moeilijke verhouding met Indonesië, zullen wij voor het economische herstel van ons land ons meer inspanning hebben te getroosten en meer initiatief hebben te ontplooien dan in de jaren na 1945 door allerlei dirigistische maatregelen mogelijk was. Zolang de fundering niet deugt en de convertibiliteit van onze valuta ontbreekt, waardoor wij onze grondstoffen duurder zullen moeten inkopen dan de landen, welke daarover wèl beschikken, staat te vrezen, dat wij van de eersterangs positie, die wij vóór 1940 innamen, afstand hebben te doen. Velen menen ten onrechte het omgekeerde te kunnen stellen, maar een dergelijke politiek leidt onherroepelijk tot débacles, zoals we in Engeland hebben gezien. Bepaaldelijk is onze economische monetaire politiek in gebreke gebleven de weg naar de convertibiliteit te effenen. Zolang onze gulden niet in de wereld inwisselbaar zal zijn, zal de economische situatie van ons land zich niet kunnen verbeteren; een wijziging van het monetaire en fiscale beleid moet als een eerste voorwaarde daartoe worden beschouwd. Eerst dan zal weer een poging kunnen worden gedaan om onze komende generaties een bestaan in eigen land te verschaffen, waardoor dan het exporteren van onze beste werkkrachten - landverhuizers! - een einde kan nemen. Hiertoe zal het op gunstige voorwaarden investeren van buitenlands kapitaal, op basis van convertibiliteit, een belangrijke bijdrage kunnen vormen. Ook al moet men erkennen, dat de Regering aanvankelijk voor bijna onoplosbare moeilijkheden is komen te staan, zo dient toch te worden vastgesteld, dat de voortzetting van het monetaire en fiscale beleid - kortweg genoemd: socialistische planeconomie - tot datgene zal leiden, wat tot nu toe voorkomen kon worden, namelijk: tot onrust en ontwrichting, ten gevolge van het feit, dat men in deze planeconomie aan de onontbeerlijke kapitaalvorming niet de aandacht heeft gegeven, welke deze voor de toekomstige werkgelegenheid verdient. Mochten de kaarten gunstiger liggen dan met deze prognose werd toegelicht, dan zal dat niemand aangenamer zijn dan schrijver dezes. |
|