De Gids. Jaargang 115(1952)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 276] [p. 276] Pierre Kemp Hete mond Met al mijn onbelangrijkheid lig ik in bed. God ziet mij liggen als een oude hond. Hoe laat is het op de zon? Ik let thans op het vuur het meest nog met mijn mond. Soms is die zo heet, dat hij bloemen kon trekken uit een winterse wei, maar dan moet hij niet vloeken om de zon, of het is voorbij. Nu begint een groot lachen met mijn wangen, dat maar niet ophouden wil, hoe meer die hond die bloemen wil vangen, al zet ik mijn lachinstallatie ook stil. Er wordt geklopt Overal in de lucht rond mij wordt er geklopt en mijn vingers willen polsen voelen. Heeft mijn hart zich verduizend of fopt mijn eenzaamheid mij met een onder-bedoelen? Het is geen dof klokken van een mechaniek of de kistklank van een doodsmuziek. Vóórbodig luidt het niet, maar al wat klopt aan mij wenst deze niet te duiden neven-klopperij ernstig voorbij. Vorige Volgende