| |
| |
| |
J.B.TH. Spaan
Symposion over apartheid
Zuid-Afrika is voor de meeste politici in Nederland (en daarbuiten) het land van de ‘apartheid’. Dat is wat het politieke leven in het land van Jan van Riebeeck betreft, grotendeels juist. Er bestaan daar natuurlijk veel meer problemen dan dat van de apartheid alleen; wij denken aan de verhouding tussen ‘Boer en Brit’, aan de snelle economische en industriële ontwikkeling, aan het probleem van de gronderosie, aan de rol, die Zuid-Afrika speelt en wil spelen in de openlegging van Afrika, aan de defensie enz. Maar het is waar, dat wie in Zuid-Afrika reist, terstond en overal met het probleem der apartheid in aanraking komt. Dit wordt voor een deel veroorzaakt door het feit, dat klasse-onderscheid - dat tot voor kort ook in Europa een belangrijke rol speelde - in Zuid-Afrika synoniem werd met ras-onderscheid. Hierop doelde generaal Smuts, toen hij in 1929 in een rede te Oxford zei: ‘Apartheid is de traditionele politiek van Zuid-Afrika’. De lezer verwachte hier geen pleidooi voor apartheid; hij verwachte evenmin een onmiddellijke veroordeling. Wat wij willen is niets anders dan een aantal gesprekken weergeven, welke wij met vooraanstaande personen in Zuid-Afrika over dit onderwerp hebben gevoerd. Het zijn geen geautoriseerde interviews, daarom blijven de namen van hen, met wie wij spraken, achterwege. Wij willen slechts trachten een zo objectief mogelijk beeld te geven van hetgeen er ginds over de apartheid gedacht en gezegd wordt en met die weergave beogen wij slechts één doel: te laten zien, dat het probleem gecompliceerder is dan wij gemeenlijk denken.
Men kan b.v. met evenveel recht zeggen, dat er over de apartheid een communis opinio bestaat, als dat men kan zeggen, dat die niet aanwezig is. In Zuid-Afrika bestaat een lange scala van meningen over dit onderwerp: van apartheid á outrance, dus een volkomen scheiding van blank en zwart in verschillende ‘staten’, tot het belijden van volkomen integratie, dus gelijk opgaan en vermenging van blanke en niet-blanke.
Deze scala loopt niet parallel met de politieke partijen. In de Nationale partij van dr Malan vindt men mensen, die lang niet zo ver willen gaan
| |
| |
als de partij èn mensen, die veel verder willen gaan; in de Verenigde partij van Strauss (de opvolger van Smuts) vindt men mensen, die - al voert de partij felle oppositie tegen Malan - het met diens apartheidsbeleid roerend eens zijn (Smuts voerde in wezen eenzelfde politiek) en anderen, die of veel verder of lang niet zo ver willen gaan.
Men kan ook niet zeggen, dat de scheidingslijn pro en contra apartheid samenvalt met die tussen Boer en Brit. Er zijn onder de Afrikaners antiapartheidsmensen; er zijn Brits-Afrikaners, die sterker pro-apartheid zijn dan Malan. Men vindt onder de Afrikaners ook mensen, die veel verder willen gaan dan dr Malan, die de apartheid als het ware vergeestelijken. Voor deze - kleine - groep is apartheid een ideologie, een rasbewustzijn, een verzet tegen de mogelijkheid van besmetting van het blanke ras door vermenging. Europa, met zijn oorlogen en twisten, met zijn gering begrip voor de betekenis van wat het blanke ras aan beschaving en cultuur tot stand heeft gebracht, Europa is voor hen het avondland, dat tot de ondergang gedoemd is. Deze groep wil - ik moest onweerstaanbaar aan Da Costa denken - het Israël van de wereld zijn: het uitverkoren volk, dat zal tonen, wat het blanke ras kan. Voor hen zijn de Bantoes een inferieur volk, dat de blanke standaard nooit kan bereiken en dat men dus ‘apart’ moet houden. In het dagelijks leven zullen evenwel juist deze mensen de Bantoes het vriendelijkst behandelen: het zijn immers kinderen, met alle deugden en ondeugden daarvan, aan wie men toch niet de Europese maatstaven kan aanleggen.
Het is voor een deel ook een kwestie van het geestelijk klimaat, waarin men is opgegroeid; de ene streek, Kaapland b.v. heeft een andere instelling dan de andere, Pretoria b.v. In het ene gezin zal men met smaak het voedsel nuttigen, dat door Bantoe-personeel is bereid; in het andere zal men zeggen: van de ‘kos’ moeten de zwarten afblijven.
Onder de Engels-sprekende groep komen dezelfde verschillen van inzicht en houding voor. Sommigen geloven rotsvast, dat de Bantoe nooit het beschavingspeil van de Europeaan zal kunnen bereiken, en altijd ‘underdeveloped’ zal blijven; anderen koesteren de tegenovergestelde mening. Sommigen vinden het maar een primitief gevalletje, anderen hebben bewondering voor de geheel eigen, zij het bescheiden, cultuur en de zeden en gewoonten van de stammen, die zij kennen.
Voor wij nu de Afrikaners aan het woord laten nog twee opmerkingen: in de voorlichting over Zuid-Afrika door de Nederlandse pers komen soms de meest elementaire fouten voor, doordat men Engelse termen klakkeloos vertaalt. Om enkele voorbeelden te noemen: het Engelse woord ‘Africans’
| |
| |
wordt vertaald met ‘Afrikaanders’, terwijl de Engelsen het gebruiken als verzamelnaam voor de Bantoes, de zogenaamde ‘natives’, de naturellen. Dat woord ‘natives’ is ook al weer bedrieglijk, want het zou er op kunnen duiden, dat de Bantoes de autochthone bevolking van Zuid-Afrika zijn en de blanken de indringers, de kolonialen. Dat is niet juist: de Bantoes zijn evenmin autochthoon als de blanken. De laatsten hebben, zoals men weet, drie eeuwen geleden een nederzetting gevestigd bij Kaapstad en zijn vandaar naar het noorden getrokken. De Bantoes zijn uit het noorden naar het zuiden gekomen en op bepaalde punten hebben beide groepen elkaar ontmoet. En de tweede opmerking: wij weten feitelijk heel weinig van wat er in Zuid-Afrika gebeurt en leeft; zij weten daar even weinig van wat ons bezig houdt. De Duitse bezetting, die voor de meesten onzer een keerpunt is geweest, een reden tot herbezinning, is voor hen een vreemd begrip. Jodenvervolging, Gestapo-terreur, onderdrukking en verzet, het zijn voor de meesten woorden uit een ver en vreemd land, die hun niets zeggen. In weerwil van radio en vliegverkeer zijn 10.000 kilometer toch nog altijd een hele afstand, die men wel technisch, maar niet geestelijk gemakkelijk kan overbruggen. Wij zijn uit elkaar gegroeid en in veel opzichten is het zo, dat wij bij elkander niet kunnen komen, omdat het water veel te diep is...
| |
Het eerste gesprek
‘Wat is het doel van de apartheidspolitiek?’ - vroegen wij aan een man, die een hoge regeringsfunctie bekleedt en die zijn leven aan de Bantoes heeft gewijd. Hij kent een aantal van hun talen en beschouwt alle 8¼ millioen als zijn kinderen.
Voor een goed begrip van wat volgt delen wij even mede, dat de bevolkings-structuur van Zuid-Afrika volgens de jongste telling, waarvan de cijfers in Mei 1951 bekend zijn gemaakt, is:
Blanken: |
2.588.933 |
|
Aziaten: |
358.738 |
(grotendeels Indiërs) |
Kleurlingen: |
1.078.621 |
(gemengd-bloedigen in de Kaapprovincie) |
Naturellen: |
8.410.937 |
(Bantoes, van diverse stammen) |
Verder moet men weten, dat men in Zuid-Afrika naturellen-reservaten kent, gebieden, waar zich geen blanken mogen vestigen.
Het woord is aan de ‘vader’ der Bantoes:
‘De regering wil aan een zo groot mogelijk aantal naturellen een zekerder tehuis verschaffen in de reservaten. De naturellen hebben zich tot dusver
| |
| |
hoofdzakelijk bezig gehouden met een zeer extensieve veeteelt. Zij moeten zich ook gaan bezig houden met landbouw, maar zelfs dan is men er nog niet. De regering begrijpt, dat men geen gemeenschap kan opbouwen op een uitsluitend agrarische economie; er zal ook industrie moeten komen. Dit is op het ogenblik heel moeilijk, omdat de industrie zich geheel buiten de naturellengebieden heeft ontplooid. Nu haalt men de naturellen naar de industriegebieden, maar deze gang van zaken baart de regering zorg. Zij acht deze gebieden geen goed tehuis voor de naturellen. Niet alleen, dat de mannen er vaak alleen komen, met achterlating van vrouw en kinderen in de kraal, en dan een andere vrouw nemen in de stad, de naturel wordt in de stad ontworteld. En dat blijft het geval, ook al brengt men hen onder in goede “compounds” (woongelegenheden door de bedrijven in hun eigen omgeving gebouwd) of “lokasies” (nederzettingen voor Bantoes nabij de steden, waar b.v. de huisbediendes wonen). De regering is bezig de lokasies te saneren, in bepaalde gevallen heeft zij zelfs geheel nieuwe gebouwd. Maar toch wil zij het liever anders. In de stedelijke lokasies kunnen de naturellen geen natuurlijk leven leiden; zij staan daar altijd onder toezicht van blanken. Het eigen initiatief wordt niet aangekweekt. Daarom wil de regering lichamen voor zelfbestuur in het leven roepen. In de Transkei hebben de naturellen reeds een parlement; hoe dat werkt, zult u horen, als u daar een bezoek brengt.
Met het aankweken van verantwoordelijkheidsbesef en het geven van zelfbestuur hangt natuurlijk ten nauwste samen het probleem van de opvoeding der naturellen. De regering wil graag, dat alle naturellen-kinderen naar school gaan. Het aantal schoolgaande Bantoe-kinderen neemt ook voortdurend toe; in 1938 waren het er 424.000; in 1949 waren het er 770.000. De regering zou op de lagere school vakonderwijs willen laten volgen, gericht op arbeidsgelegenheid, die voor de Bantoes bestaat en in de reservaten geschapen kan worden. De naturellen, die verder willen studeren, willen merendeels onderwijzer worden, maar er is meer behoefte aan andere vakmensen: landbouwkundigen, bouwvakarbeiders, andere ambachtslieden. Er is veel “operative” werk, dat wij graag aan de naturellen zouden toevertrouwen en waartoe wij hen willen opleiden.
Maar hoe is de toestand nu? In de grote steden hebben wij een massa naturellen, die daar zijn opgegroeid, een beetje kunnen lezen en schrijven en die zich nu te hoog voelen voor ongeschoolde arbeid of arbeid in de mijnen. Zij blijven dus werkloos. Maar intussen moeten de werkgevers andere arbeidskrachten uit de reservaten laten komen, die wel bereid zijn het verlangde werk te verrichten. De regering heeft een commissie ingesteld
| |
| |
om over het onderwijs-probleem voor naturellen te rapporteren; de gedachten gaan uit naar het instellen van een korte vakopleiding voor deze naturellen, waardoor zij als half geschoolde arbeidskrachten werk kunnen vinden’.
‘Waarom een “korte” vakopleiding voor de naturellen, waarom verschil in onderwijs tussen hen en de blanken?’
‘Eenvoudig omdat de staat geen gelijke opvoeding voor beide groepen kan betalen. Wat hij voor ruim twee millioen blanken doet, die daarvoor hun belasting enz. betalen, kan hij niet ook doen voor 8½ millioen naturellen, die er weinig of niets voor betalen. Er zijn opleidingsmogelijkheden voor naturellen, die gelijk staan met die voor blanken, b.v. het Fort Hare college, waar een 350 studenten studeren voor dezelfde graden als de blanken, en een medische hogeschool voor Bantoes, die verbonden is aan de universiteit van Natal. Maar in het algemeen is de regering van oordeel, dat de Bantoe eerst meer productief moet worden.
Vele adviseurs van de regering geloven, dat de naturel het nooit zover zal brengen als de blanke, dat hij niet vatbaar is voor cultuur en beschaving. Maar het staat vast, dat er een voldoende aantal is, dat wel het peil van de Europeaan kan bereiken en zelfs, dat sommigen dit al bereikt hebben. Het bewijs hiervan wordt b.v. geleverd door de naturellen, die werkzaam zijn bij het departement en de dienst voor naturellenzaken. In de dienst voor de landbouw van dit departement werken b.v. bijna 1000 naturellen; er zijn een kleine 100 Bantoe technici (op een totaal van ruim 200). Sommigen van hen verrichten hun werk voortreffelijk, anderen voldoen niet, zoals dat overal gaat.
In de opvoeding van de naturellen schuilt natuurlijk een gevaar: de kleine groep geschoolde leiders kan gemakkelijk de grote massa ongeschoolden opzetten tegen de overheersing door de blanken. Er zijn mensen, die dit gevaar willen afwenden door een horizontale apartheid: de blanken vormen de bovenste laag der maatschappij, de naturellen de onderste, een enkele ontwikkelde Bantoe kan naar boven komen, maar globaal blijven er twee strata. De regering acht dit niet de juiste methode; zij geeft de voorkeur aan een verticale apartheid. De regering wil aan de naturellen een deel van het land ter beschikking stellen, waar zij tot volle ontwikkeling kunnen komen. Als de reservaten volledig in exploitatie worden genomen, kunnen zij een veel grotere bevolking bevatten dan thans. Maar dan moeten de naturellen zich niet alleen gaan toeleggen op de landbouw en dan moeten er niet alleen industrieën komen, maar dan moet ook de veeteelt gesaneerd worden.
| |
| |
De naturellengebieden, die op het ogenblik ongeveer 12 millioen hectare beslaan, worden geacht te behoren tot de beste landstreken van Zuid-Afrika. Zij liggen bijna geheel in het gebied, waar meer dan 50 cm regen per jaar - de minimum hoeveelheid nodig voor landbouw - valt. Maar desondanks moet er voedsel worden ingevoerd in plaats van dat het wordt geëxporteerd. Dit is te wijten aan de soms roekeloze veeteelt van de naturellen. Voor een naturel betekent vee rijkdom; hoe meer stuks vee hij bezit, hoe gemakkelijker hij zich een vrouw kan kopen en dus hoe rijker hij is. Dit leidt tot overbeweiding, waaruit weer erosie voortspruit.
En nu komen wij weer terug op het zelfbestuur: de regering ziet de beste mogelijkheden voor de naturel in het aanmoedigen van zijn verantwoordelijkheidsgevoel in zijn eigen reservaten. Thans wordt nog het meeste werk te zijnen bate door de blanken verricht en betaald met het gevolg, dat de naturel er geen verantwoordelijkheid voor gevoelt, er de zin vaak niet van inziet en het weer vernietigt. Het is dan ook hoog tijd, dat wij de naturellen zo organiseren, dat zij zelf de verantwoordelijkheid voor hun toekomst aanvaarden.
Bij het nieuwe systeem van plaatselijk bestuur, dat thans wordt ingevoerd, wordt de nadruk gelegd op de ontwikkeling binnen het eigen stamverband, op het bestuur door middel van de stamhoofden. Daarbij zal geen plaats meer zijn voor achterlijke stamhoofden. Maar dat is nog een probleem voor vele jaren, het zal lang duren, eer wij zover zijn.
Wij mogen verder niet uit het oog verliezen, dat de industrieën in de steden voortdurend arbeiders nodig zullen hebben. Daarvoor helpt geen immigratie van blanken, want die willen werkgever en niet arbeider zijn. Ook de blanke boeren hebben naturellen als landarbeiders nodig; daarom zal er altijd een zekere migratie moeten blijven. Dit doet evenwel geen afbreuk aan het principe, dat volgens de regering de ontplooiing, de zelfwerkzaamheid, de verantwoordelijkheid, onder toezicht van blanken, van de Bantoes, die een primitief natuurvolk zijn, het best kan geschieden, als de naturellen in de voor hen gereserveerde gebieden werken en wonen.’
| |
Het tweede gesprek
Een radicaler standpunt wordt ingenomen door enkele professoren, die van de Bantoekwestie en de Bantoe-talen, de zeden en gewoonten van de naturellen studie hebben gemaakt. Wij stelden hun de vraag: ‘In Europa zien wij geen probleem in het naast elkaar leven van mensen van verschillend ras, waarom kan er geen integratie zijn van de rassen, die in Zuid-Afrika wonen?’
| |
| |
‘In Europa kent ge het probleem niet. De blanke bevolking zal nooit toelaten, dat de naturel in het blanke gebied dezelfde rechten krijgt als zij. Zij kan geen volkomen gelijkheid aanvaarden, omdat die moet leiden tot volkomen verzwelging van de blanke groep, die immers een kleine minderheid vormt. Gelijkstelling of integratie zal leiden tot bloedige botsingen. Bij de bestudering van het probleem moet men van vier praemissen uitgaan:
1 | De blanke verdwijnt niet vrijwillig uit Zuid-Afrika; hij kan dat niet, want hij kan nergens anders heen. Nederland is overbevolkt, Engeland zal hem niet ontvangen; hij heeft geen ander “tuiste” dan zijn vaderland Zuid-Afrika. Wordt hij daaruit verdreven, dan wacht hem alleen de zee als laatste wijkplaats. |
2 | Om deze reden zal hij niet vrijwillig afstand doen van zijn recht om op politiek gebied over zijn eigen lot te beslissen. |
3 | De huidige toestand bevat elementen van integratie, maar in deze vorm moeten die elementen verdwijnen. |
4 | Als de naturel geen politieke rechten kan krijgen in de blanke maatschappij, blijft er niets anders over dan apartheid, dan de vorming van gebieden, waarin hij wèl politieke rechten heeft. |
Wij blanken - aldus de hoogleraren - vinden dit een moreel probleem. Wij zijn niet van plan toe te stemmen in gelijkheid. Dit moeten wij de naturellen eerlijk zeggen en wij moeten hun de gelegenheid geven op andere, eigen wijze tot ontwikkeling te komen. Het lot van de Bantoes is ons niet onverschillig; in tegendeel, het gaat ons zeer ter harte. Maar het lot van de blanke bevolking gaat ons evenzeer ter harte’.
‘Ge wilt dus in één land als het ware twee afzonderlijke maatschappijen; maar kan men een land in tweeën splitsen? Kan men economische en als gevolg daarvan ook sociale integratie, cultureel contact en wellicht zelfs gemengde huwelijken vermijden? En gesteld, dat dit mogelijk is, welke maatschappij wordt dan het sterkst?’
‘Een zekere mate van economisch contact zal nodig blijven. In de eerste plaats zullen de blanken moeten zorgen voor de investeringen in de industrie in of nabij de reservaten; die industrie, evenals de ontwikkeling van de landbouw in de reservaten, zal geheel onder staats, dus blank beheer geschieden.
In de tweede plaats zal de blanke industrie de arbeid der naturellen niet geheel kunnen missen. Die arbeid moet zoveel mogelijk beperkt worden, geheel uitgeschakeld zal hij niet kunnen worden. Maar hij moet worden verricht door migratie-arbeiders, d.w.z. naturellen, die een tijd b.v. in de
| |
| |
mijnen komen werken, maar dan weer teruggaan naar hun reservaat. Wij willen voorkomen, dat de naturellen een blijvend element vormen in de blanke maatschappij. Alleen op die manier wordt vermeden, dat zij in die blanke maatschappij om gelijke rechten vragen. Die krijgen zij, althans wat het plaatselijk beheer betreft, wel in hun eigen reservaten. Als dat uitloopt op een Bantoestan (een aparte staat voor de Bantoes, die de regering niet wil), dan moet dat maar. Wij geloven niet, dat dit een gevaar zal zijn voor de blanke maatschappij en wij duchten ook geen economische overheersing. In elk geval zouden wij om principiële redenen zulk een radicale scheiding van de twee rassen verkiezen boven het alternatief: integratie van blank en zwart in één samenleving.
| |
Intermezzo
Wij wilden ook spreken met enkele stamhoofden en magistraten, de hoogste - blanke - gezagsdragers in de naturellengebieden, bij wie ook de hoogste rechtspraak berust. Daartoe zijn wij naar de naturellengebieden gegaan, in het noorden van Transvaal en in de Transkei (het zuiden van Afrika). Wij hebben gezien, dat er veel voor de naturellen gedaan wordt, al is dat volgens de magistraten nog altijd veel te weinig. In de Brits-Afrikaanse koloniën is het hoogste bedrag, dat per hoofd van de inheemse bevolking per jaar wordt uitgegeven voor opvoeding, medische en sociale verzorging van die bevolking, 7/6; in Zuid west-Afrika is het 1/5/6 en in de Unie zelfs 2/1/0.
Men leert de naturellen huizen bouwen en toont hun, hoe daarin kan worden gewoond. In plaats van de primitieve kraals bouwt men moderne, of dorpen met moderne woningen, voorzien van alle comfort. Die modelwoningen dienen om de naturellen er aan te gewennen een ander leven te leiden. Men leert de naturellen de grond bewerken; wij zagen hen bezig met tractoren, die zij zelf besturen en repareren. Er worden grote moestuinen aangelegd, die door de naturellen bewerkt worden; de opbrengst wordt voor een deel bestemd voor eigen gebruik - en dat gebruik moet ook geleerd worden aan Bantoes, die nooit iets anders nuttigden dan mieliespap en kafferbier - voor een ander deel wordt ze verkocht via de cooperaties, die door de naturellen worden beheerd onder blank toezicht. Er zijn poliklinieken, waar naturellen wijkverpleegsters dagelijks spreekuur houden. De naturellen bouwen zelf scholen, voor welker onderhoud zij ook verantwoordelijk zijn. De regering betaalt de salarissen der inheemse leerkrachten. De weidegronden worden afgebakend om te voorkomen, dat het vee overal heen loopt en de gronderosie verergert. Er worden dam- | |
| |
men en dijken aangelegd teneinde in de regentijd overstromingen te voorkomen en het water te bewaren tot de droge periode. Grote stukken land worden opnieuw in cultuur gebracht. Vrijwel al dit werk geschiedt door de naturellen zelf. Het oppertoezicht berust bij de magistraat, die zijn gebied bestuurt via de stamhoofden. Om deze opgewassen te doen zijn tegen hun nieuwe taak, worden er cursussen voor hen georganiseerd. De meeste stamhoofden zien de waarde van de vernieuwingen in en zijn bereid ze door te voeren.
In de Transkei hebben de naturellen hun parlement. Eens per jaar vergadert dit gedurende enkele weken. Dan worden alle kwesties besproken, die voor dit grote gebied van belang zijn. De beslissingen en verlangens worden doorgegeven aan de magistraat.
Hier ziet men dus de apartheid in de practijk. De omgang tussen blanke leiders en naturellen is hartelijk. Men ziet, dat de magistraten de hun toevertrouwde naturellen beschouwen als hun geliefde kinderen. Zij wijzen er op, dat er goed voor de Bantoes gezorgd wordt. Ouden van dagen en invaliden krijgen b.v. ouderdoms- of invaliditeitspensioen. Wat dat betreft hebben de naturellen dus geen reden tot klagen. In ander opzicht ook niet? Dat vertelt ons een stamhoofd, dat over een kwart millioen naturellen heerst.
| |
Het stamhoofd en de magistraat
‘Hoe denken u en uw mensen over de herontginning van de grond, de bevloeiïng en in het algemeen over de nieuwe methodes van landbouw en veeteelt?’
‘Over het algemeen zijn wij daar voorstanders van. Wel zijn er enkele stamleden, die de voordelen niet inzien, doch de meesten zijn tevreden over hetgeen er gebeurt, vooral als zij merken, dat de opbrengst van de oogsten groter is. Ontevredenheid komt voor een deel voort uit het feit, dat wij niet graag de plaatsen verlaten, waar wij geboren zijn en toch moet dat soms in verband met de verbetering van de grond. De binding met de stam en met de grond is bij ons zeer sterk; zelfs zij, die in de mijnen gaan werken, keren toch na afloop van hun contract weer naar het oude plekje terug en dan is het pijnlijk, als zij het verlaten vinden.’
‘Wat vindt u van de verhouding tussen zwart en blank?’
‘Wij, Africans, hebben geen bezwaar tegen de apartheid als zodanig. Wij blijven ook liever apart en voelen niets voor gemengde huwelijken, want ook wij hebben onze stamtrots. Maar wij hebben er wel bezwaar tegen, dat er geen gelijke rechten bestaan. Wij moeten als zwarten voor een trein- | |
| |
kaartje evenveel betalen als een blanke, maar onze treinen zijn veel slechter. Als wij dezelfde arbeid verrichten als een blanke, vinden wij, dat wij recht hebben op hetzelfde loon. Maar dat krijgen wij niet. Wij betalen onze belasting, maar krijgen daarvoor niet voldoende in ruil.’
‘Maar uw belasting wordt toch gebruikt voor de aanleg van wegen, de bouw van scholen, kraals, klinieken enz.?’
‘Ja, maar wij betalen ook indirecte belasting in de vorm van accijns op de goederen, die wij kopen. De belasting, die van de stamleden wordt geheven, wordt niet gebruikt voor de doeleinden, waarvoor ze bestemd is. Wij hebben b.v. 200 kinderen op school, maar het zouden er wel 600 kunnen zijn, als de school maar groter was en er meer onderwijzers waren. Maar daarvoor krijgen wij geen geld.
Er is ook discriminatie in de rechtspraak. Wij mogen zogenaamd recht spreken over eigen zaken, maar er is een lange reeks van kwesties, waarmee wij ons niet mogen bemoeien. Daarvoor moet men bij de blanke magisstraat zijn. Dat verzwakt onze positie. Wij kunnen b.v. niet iemand bij verstek veroordelen; als een beschuldigde dus wegblijft, staan wij machteloos.’
Dit gesprek werd gevoerd in tegenwoordigheid van de magistraat. Dat het gevoerd kon worden, bewijst, dat er vrijheid van spreken is. Hoe de magistraat er zelf over dacht, vertelde hij ons kort daarna. Volgens hem kan de naturel heel aardig praten, maar in werkelijkheid is hij blij, dat er een blanke boven hem staat, die in laatste instantie de verantwoording draagt. ‘Als wij blanken alles aan de naturellen overlieten, zouden er onmiddellijk onlusten ontstaan; de stamleden accepteren de beslissing van hun hoofden alleen, omdat zij weten, dat er blanken achter staan. Gelijk loon voor gelijke prestaties? Maar er zijn geen gelijke prestaties. Als wij een naturel benoemen tot chef over een groep kantoorbedienden b.v. is die chef doodongelukkig, want hij wordt niet gehoorzaamd. Zijn ondergeschikten zeggen openlijk: jij bent ook maar een zwarte en niet meer of beter dan wij. En de onmacht in de rechtspraak: werkelijk, deze naturellen zijn niet in staat de zaken te behandelen, die wij hun onthouden; er zouden alleen maar ongelukken gebeuren.’
| |
Om de ronde tafel
En dan zijn wij weer terug in de stad. Wij zitten in een kring van professoren, landbouwdeskundigen en journalisten en weer komt het gesprek opde apartheid. Dit maal zijn er ook Engels sprekenden aanwezig. Ook onder de laatsten zijn er, die de mogelijkheid om de naturellen geestelijk en in- | |
| |
tellectueel op het peil der blanken te brengen uitgesloten achten; er zijn anderen, die het wel degelijk mogelijk vinden. En hier ontmoeten wij ook mensen, die de apartheid afwijzen.
In deze kring werd heel duidelijk beseft, dat het in wezen gaat om de vraag: Quo vadis, Zuid-Afrika, blank en zwart?
‘Wij staan - zegt de eerste - wat de naturellen betreft voor drie problemen:
1 | de naturellen-arbeid kan niet gemist worden in de blanke industrie. |
2 | apartheid moet uitlopen op een aparte staat, een Bantoestan. |
3 | hoe zal de ontwikkeling van de naturel verlopen? Wat is het einddoel van de regering, die jaarlijks een zes millioen pond uitgeeft voor onderwijs aan naturellen? |
In deze drie punten zie ik ook de zwakheid van het apartheidsbeleid. Wij willen de naturellen weg hebben uit het blanke gebied, maar wij willen hen ook niet missen. Daardoor atomiseren wij hen als het ware, wij maken hen los van hun stam, ze worden economisch gedesintegreerd, zij kunnen nergens meer heen.
Als de apartheid uitloopt op een eigen staat, dan wordt het grondgebied van de Unie onvermijdelijk te klein. Vergeet niet, dat 47% van ons grondgebied geen of veel te weinig water krijgt en dat nu al 13% in beslag wordt genomen door de reservaten. Daarom kan de Unie Zuidwest niet loslaten en daarom zal Engeland de protectoraten aan de Unie moeten overdragen, zoals het trouwens in 1910 bij gentlemens agreement heeft beloofd.
Zal de ontwikkeling van de naturel een proces van eeuwen of van jaren zijn en hoe zal de situatie wezen, als het ontwikkelingsproces is voltooid? Het onderwijs, dat wij hun geven, leidt tot het ontstaan van een geleerd proletariaat. De ontwikkelde naturel wil niet naar zijn stam terug, omdat hij daar een vreemde is geworden. Hij blijft dus in de stad, maar kan daar vanwege de apartheid niets bereiken. Geven wij de naturel een te goede landbouwopleiding, dan wordt hij de concurrent van de blanke boer.
Men kan het in het buitenland ons blanken niet kwalijk nemen, dat wij ons zelf willen handhaven en daarom geloof ik, dat critiek op het apartheidsbeleid-zonder-meer ongerechtvaardigd is. Maar ik erken volmondig, dat ik geen antwoord weet op de vraag: Als wij de naturel zijn ontwikkeling hebben verschaft en hij is beschaafd en wellicht gekerstend, wat dan?’
‘Ik geloof niet, dat ge u zorgen behoeft te maken over dit probleem - zegt nummer twee - volgens mij zal de naturel nooit zover komen, dat hij onze Europese standaard benadert. De Bantoes zijn nog veel te primitief en zullen dat voorlopig blijven. Wij hebben hun mooie huizen gegeven en zij hebben ze afgebroken, omdat zij het hout wilden gebruiken als brandstof.
| |
| |
Zij willen geen ramen in hun woningen, zij voelen niets voor sanitair, zij willen alleen maar blijven in hun oude primitieve hutten. Het zijn kinderen, die een blind vertrouwen hebben in de blanken; wat de blanke zegt gebeurt, maar van een naturel wensen zij geen opdracht te ontvangen. Zelfs bij geschoolde naturellen, artsen en advocaten, merkt men, dat zij geen culturele achtergrond, geen geschiedenis hebben. Die zal men hun de eerste eeuwen ook niet kunnen bijbrengen. Vergeet niet, dat wij een christelijke beschaving van 2000 jaar achter ons hebben; hoe kunnen de naturellen dat ooit inhalen? De naturel is minderwaardig en hij weet dit, vandaar zijn respect voor de blanke’.
‘Ik ben het beslist niet met u eens - zegt een derde man; als landbouwexpert in de naturellengebieden vind ik ten eerste, dat wij nog veel te weinig voor de naturellen doen. Ik zou er in mijn ressort nog tientallen agronomen bij kunnen gebruiken om het land snel in orde te krijgen, de erosie te bestrijden en de watervoorziening te verbeteren. In de tweede plaats mag men, althans in mijn ressort, onder de stammen, die ik ken, de inheemse kennis niet veronachtzamen. Wat de mensen daar uit traditie doen op het gebied van de voedselconservering, bevoorrading voor droge tijden, de kennis, die zij hebben van de natuur, de wijze, waarop zij uit hun schaarse gronden, bomen, planten en insecten voedsel weten te maken en goed voedsel, vind ik bewonderenswaardig. Onze beschaving zal voor die stammen een omwenteling betekenen, maar als zij de slag eenmaal te pakken hebben, kunnen zij het net zover brengen als wij.
Ik geloof, dat wij ons moeten haasten. Als de zwarte massa's eenmaal in beweging komen, is er geen houden meer aan. Er kan een tijd komen, dat zij zich van hun kracht bewust worden en beseffen, dat zij de macht hebben om ons gehele economisch leven stil te leggen. Wij blanken dienen ons te haasten met onze ontwikkelingsplannen, anders komen wij te laat.’
‘Daarin hebt ge volkomen gelijk - vindt een vierde spreker - wij moeten ons niet alleen in de naturellengebieden haasten, maar ook daar buiten. In sommige lokasies is de toestand meer dan verschrikkelijk. Ik weet er één, waar 20.000 werklozen “wonen”; de moraal is er ver beneden peil; van de 100 babies zijn er 60 onwettig. Er is geen sanitair, geen comfort, niets.
Er moeten veel meer naturellen-onderwijzers komen. Thans kan slechts een betrekkelijk klein percentage, 40%, van de naturellenkinderen naar school gaan.
Ik moet erbij zeggen, dat de zaak ook een andere kant heeft. Zodra men een naturel ontwikkeling bij brengt, wil hij geen handenarbeid meer doen, dat vindt hij dan beneden zijn waardigheid. Misschien komt dat, omdat hij
| |
| |
de blanken niet de handenarbeid ziet doen, die wel van hem verlangd wordt. Het is juist, dat het voorbeeld van ons blanken heel sterk tot hem spreekt.’
‘Ja maar - zegt nummer vijf - nu wil ik toch eens even opmerken, dat wij naar mijn mening de naturellen in Zuid-Afrika bijzonder goed behandelen. In Amerika heeft men de Indianen uitgemoord, daar werden zij ook niet beschermd tegen de funeste gevolgen van het blanke vuurwater. In Australië zijn de inheemsen totaal verdwenen, ook uitgemoord. In Zuid-Afrika daarentegen hebben wij blanken van de aanvang af maatregelen genomen om de naturellen te beschermen en in leven te houden; wij hebben hen ook tegen zichzelf beschermd door aan hun onderlinge oorlogen een einde te maken. Sedert jaren is het aan blanken verboden grond te kopen in de gebieden, die voor naturellen gereserveerd zijn of worden.
En als wij naar Engeland kijken: ik vind, dat Engeland zijn gebieden in Afrika veel te snel zelfstandigheid geeft. Engeland moest zijn beschavingstaak niet zo snel loslaten. Wij in Zuid-Afrika zijn dat in elk geval niet van plan. Wij moeten ook rekening houden met de gevaren van het communisme, dat zich gretig richt tot de onontwikkelde en half-ontwikkelde volkeren. Zo lang de naturellen door hun gebrek aan ontwikkeling een prooi kunnen worden van het communisme, mogen wij hen niet loslaten’.
‘Vergeet niet - vult een zesde spreker aan - dat de Bantoe wel grote politieke ambities heeft, maar weinig politiek bewustzijn. De Bantoe begeert macht, maar alleen voor zichzelf, individueel, niet om die aan te wenden ten bate van zijn medemens. Als de naturellen nu de volledige macht kregen, zou dat moeten leiden tot het ontstaan van een kleine heerserskaste, zoals in Liberië. Ik houd van de Bantoes en ik ken hen, doch ik mis in hen het nationaal idealisme, het werken-voor-elkaar.
Met de gevaren van het communisme moeten wij zeker rekening houden. Sommige ontwikkelde Bantoes vereenzelvigen nationalisme met communisme. Dat soort communisme kunnen wij het best bestrijden door de Bantoes gelegenheid te geven zichzelf te ontwikkelen en in hun eigen gebieden zichzelf te besturen. Dan verdwijnt de aantrekkingskracht van het nationaal-communisme en ook de haat tegen de blanken. Maar dan moet het ook een absolute apartheid zijn, dus geen migratie omdat de blanke industrie de arbeid der naturellen niet zou kunnen missen. De blanke zal de consequentie van de apartheid moeten aanvaarden en die is o.a., dat hij de goedkope arbeidskracht van de naturel gaat missen en dat wij een blanke arbeidersbevolking moeten krijgen in plaats van een arbeiders-aristocratie. Ook voor de blanke betekent apartheid een omwenteling’.
| |
| |
‘Ik verdedig ook een omwenteling - merkt schuchter een zevende op - maar een andere, want ik ben liberaal. Dat is een woord, dat men hier in Zuid-Afrika niet graag hoort, in tegendeel. Voor mij betekent een liberale houding ten aanzien van het rassenvraagstuk: geloven, dat alle mensen volledig gelijke mogelijkheden moeten hebben tot ontplooiïng van hun menszijn en dat zij die ook kunnen verwerven.
Apartheid is economisch onmogelijk en van humanistisch standpunt ongewenst. Wij ontkennen niet, dat het gewenst kan zijn, dat iedere groep verkeert in de kring, die hij prefereert, dus een Bantoe in zijn kring en een blanke in de zijne, maar er moet een ontmoetingsgrond zijn, waar wij elkaars problemen kunnen bespreken en oplossen. Ons streven als liberalistische groep is dus de mensen bij elkaar te brengen, hen tot een gesprek te krijgen, hen elkaar te laten vinden. Als realisten beseffen wij bovendien, dat het nationalisme overal op komt; het zal werkelijk geen halt maken aan de grens van Zuid-Afrika. Als wij nu niet proberen elkaar te vinden, gelukt het nooit meer. En als wij niet tot een accoord komen op basis van gelijkheid, zullen wij Europeanen ook in Afrika een kans om beschavingswerk te verrichten verloren laten gaan. En dit doen wij dan met de kans, dat de communisten er in trekken, luide de gelijkheid verkondigend.
De naturellen zeggen: geef ons de kans om ons zelf te zijn en ons omhoog te werken. Die kans mogen wij hun niet weigeren. Wij moeten hen overal in betrekken, hun gelijke kansen geven en proberen tot een goede samenleving te komen van blank en zwart.
De communisten werken op de primitieve instincten, op de haat tegen het blanke ras. Dat heeft bij de primitieve Bantoes geen succes, maar wel bij de half- en heel-ontwikkelden. Die half- en heel-ontwikkelden moeten wij als vrienden, als gelijken tegemoet treden. Er is een kans, dat de westerse beschaving in Zuid-Afrika gered wordt, als het komt tot een nauwe samenwerking tussen de liberale blanken en de ontwikkelde Bantoes, twee groepen, die door de extremisten in hun eigen kamp eigenlijk als verraders worden beschouwd.’
‘Ik zou hetgeen u gezegd hebt, nog willen onderstrepen, zegt de laatste man in de kring. Blanken zijn mensen en zwarten zijn mensen, die moeten als mensen met elkaar omgaan. Wij blanken moeten de mening laten varen, dat mensen van andere huidskleur minderwaardig zijn. Op het ogenblik zijn de naturellen nog merendeels primitief, maar dat kan men door onderwijs veranderen. Of laat ik het in het Engels zeggen: Give them reason and they get reasonable.
Wij moeten elkaar leren kennen: op school, aan de universiteit, in de kerk,
| |
| |
in de arbeid, bij de sport, overal waar contact mogelijk is. Als jonge mensen van verschillend ras samen opgroeien en samen studeren, zullen zij elkaar ook leren begrijpen en waarderen. Het zou zo nuttig zijn, als blanken en zwarten alleen maar eenmaal in de week gingen voetballen. Voor dat maatschappelijke contact ben ik niet bang, want de statistiek leert, dat het aantal gemengde huwelijken voortdurend daalt; voor het kweken van “bastaarden” behoeven wij niet bang te zijn. Juist door dat geregelde contact zal het ene ras het andere leren begrijpen en zijn trots respecteren.
Nu is door de apartheid dat contact feitelijk onmogelijk om niet te zeggen verboden. Een verbod werkt altijd verkeerd: het leidt tot haat en tot het genieten van de verboden vrucht. Aan het economisch succes van de apartheid kan ik ook niet geloven; onze nijverheid is gebouwd op goedkope arbeidskrachten. Als wij die wegzenden naar de reservaten, ontstaat er armoede in beide gebieden. De enige mogelijkheid is dus samenwerking op een basis van redelijkheid.
Ik weet, dat dit moeilijk is, niet alleen voor de blanken, maar ook voor de naturellen, die immers ook hun apartheid hebben. Ik weet ook, dat ik een hele kleine minderheid vertegenwoordig en dat de overgrote meerderheid van ons volk de apartheid in een of andere vorm wil. Ik ben ervan overtuigd, dat zij de beste bedoelingen heeft met de naturellenbevolking en dat zij er ontzaglijk veel voor doet. Maar toch handhaaf ik mijn standpunt. Omdat ik nu eenmaal geloof, dat het menselijk geslacht door God “uit enen bloede” is geschapen’. |
|