troepen - deed de leden van de Assemblée, ja de hele wereld, de oren spitsen, want we weten nu zo langzamerhand wel, dat de communisten er een handje van hebben om anderen te gaan beschuldigen van dingen, die zij zelf van plan zijn te gaan doen. De eerste officiële reactie hierop kwam in een speech, die Eden op 11 Januari in de Columbia University hield, waarin hij o.a. zeide:
‘Il should be understood that intervention by force by Chinese Communists in Southeast Asia - even if they were called volunteers - would create a situation no less menacing than that which the U.N. met and faced in Korea. In any such event the U.N. should be equally solid to resist.’
Diezelfde 11 de Januari vond in Washington een conferentie plaats tussen een Franse militaire missie onder leiding van generaal Juin, de voorzitter van de Amerikaanse stafschefs, generaal Omar Bradley, en de Engelse generaal Sir William Slim. Dit was een geheime conferentie en er is dus geen communiqué over uitgegeven, maar het was duidelijk, waar deze bespreking van de hoogste militairen van de Drie van het Westen voor diende. Trouwens generaal Juin stak het bij zijn aankomst in New York niet onder stoelen of banken, dat hij naar Amerika kwam om twee dingen te vragen:
1. | bespoediging van de Amerikaanse wapenleveranties voor het Franse leger in Indo-China; |
2. | toezegging van onmiddellijke hulp van de Ver. Staten en van Engeland voor het geval het inderdaad tot een invasie van Zuidoost-Azië door Chinese troepen zou komen. |
Van de besluiten van deze conferentie weten wij, gezien het geheime karakter ervan, natuurlijk niets. Het lijkt mij intussen hoogst onwaarschijnlijk, dat de Amerikanen bereid en in staat zouden zijn, om nu ook nog een leger naar Zuidoost-Azië te gaan sturen. Alleen al de omstandigheid, dat zij hier niet, zoals in het geval-Korea met Japan, de beschikking hebben over een nabijgelegen grote basis zou voldoende zijn om hun weigering in deze te verklaren. Maar een steun met de vloot en de luchtmacht is iets anders; het lijkt mij trouwens voor de hand te liggen om te veronderstellen, dat generaal Juin niet anders dan dit is komen vragen. Een andere kwestie is natuurlijk, in hoeverre de troepen van Tsjang Kai Tsjek eventueel bij de verdediging van Zuidoost-Azië zouden kunnen worden ingeschakeld. Dit brengt ons terug tot de beschuldiging van Wisjinsky. Zat daar een grond van waarheid in? Het wil mij voorkomen, dat we de basis van deze aanklacht allereerst moeten zoeken in de omstandigheid, dat er inderdaad in Washington en elders gesproken wordt over