van Figaro. Vertaling, regie en decor waren van Johan de Meester, die zich in deze drie functies inderdaad een meester toonde.
Het achttiende-eeuwse stuk van Caron de Beaumarchais, dat in zijn tijd, - de première had plaats in 1784, - de grote Franse revolutie inluidde door de gedurfde aanvallen op de machthebbers van die jaren, blijkt ook voor ons nog genietbaar. Hoofdzaak is voor ons niet meer de politieke strekking (al zijn er nog steeds agressieve geestigheden in, die ook op onze tijd kunnen slaan), maar wel de intrigue, de verschillende figuren, die ten opzichte van elkaar zo uitnemend zijn getekend, de vlugge dialoog, die in niets ouderwets aandoet. De Beaumarchais heeft de politieke bedoeling van zijn werk gevlochten in een zo levenswaar stramien, dat het zijn tijd heeft overleefd en vooral de artistieke betekenis ervan ons nog steeds blijft boeien. Zoals Jules Claretie reeds schreef: ‘Alles speelt mee bij hem: de meubelen, de deuren, de fauteuil, waarin de page Cherubin zich verbergt, en het paviljoen, waaruit hij alle personages van de Bruiloft een voor een tevoorschijn tovert’. Aan deze woorden van Claretie denkt de toeschouwer, die regie en decor van zo hypermoderne opvatting gadeslaat. Johan de Meester laat in de rechtzitting de spreekgestoelten der advocaten zich vooroverbuigen en als levende wezens de emotie der woordvoerders tot uitdrukking brengen, een gedurfd procédé, dat bij een minder gesoigneerde voorstelling het klucht-element zou hebben ingevoerd, maar hier verantwoord en in hoge mate komisch was.
Figaro levert een even spiritueel als listig gevecht met de graaf, die hem zijn aanstaande vrouw voor een galant avontuur tracht te ontfutselen. De gehele bevolking van het kasteel bij Sevilla speelt mee in de verwikkelingen, die hierbij te pas komen en de bezetting van dit kleurige, als champagne bruisende stuk gaf toneelspel van hoge kwaliteit, verfijnd en vol gratie, maar ook warm en levend. De veeleisende rol van Figaro werd door Fons Rademakers vitaal, vol met onweerhoudbaar élan gespeeld. Hij was het middelpunt van de intrigue, maar ook van de avond. Hij toonde, hoegenuanceerd deze figuur is, amoureus en op zijn hoede, in zijn hoofsheid brutaal, steeds partij trekkend van elke situatie, vermetel in de aanval, ontwapenend in de verdediging. De beroemde monoloog waarmee Figaro het vijfde bedrijf opent, werd door Rademakers indrukwekkend gebracht en deed beseffen, dat, hoe de menselijke staat mag veranderen in uiterlijke bijkomstigheden, het essentiële daarin onveranderlijk blijft.
De Suzanne van Lous Hensen was bevallig en veroverend, de Gravin van Ellen Vogel waardig en lieftallig. De Graaf werd door Ton Lutz misschien iets te modern aangezet, maar kreeg daardoor wel overtuigende accenten.