Ook niet omdat in die rede nogal pijnlijke dingen werden gezegd over de grote Thorbecke, want er is sindsdien gelukkig veel veranderd. Er vond tijdens deze zitting echter een overdracht plaats, die de feestelijke datum nog eens bizonder markeerde en die de betekenis van het instituut der Akademie in een dankbaar licht plaatste. De heer Leo H.M. Brom - van de befaamde Utrechtse edelsmidse - stond de Akademie de door hem ontdekte ‘Kantharos van Stevensweert’ in bruikleen af, het geen hij deed met een even charmante als intelligente toespraak, door de voorzitter hoffelijk beantwoord. Er kwamen zelfs persfotografen bij te pas.
Men heeft over de ‘Kantharos van Stevensweert’ reeds het een en ander in de dagbladen kunnen lezen. Een uitvoerige beschrijving van de hand van de heer Brom kan men vinden in de ‘Mededelingen’ der Akademie (Nieuwe reeks, dl. 14, no 7). Het is een Grieks-Romeinse, zilveren drinkbeker, gedateerd in de tweede eeuw voor onze jaartelling, zeer waarschijnlijk afkomstig van Sicilië en in 1942 in twee stukken uit de Maas bij het Limburgse dorpje Stevensweert opgebaggerd.
Nu zijn zilveren voorwerpen uit de klassieke oudheid in ons land niet alleen vrij zeldzaam, maar de hoedanigheid van de Stevensweertse beker maakt dit voorwerp zelfs internationaaltot een even begerenswaardig als benijd object. In de belangrijkste buitenlandse collecties dezer voorwerpen (te Parijs, Berlijn en Napels) is nauwelijks een stuk te vinden, dat deze beker evenaart, laat staan: overtreft. De godenkoppen, de ertussen afgebeelde attributen, de ornamentiek van de bovenrand en de voet, alles getuigt van een zeldzaam kunstenaarschap, van de hand van een der grootste meesters die op dit gebied werkzaam zijn geweest. Een drietal inscripties in de voet van de beker - een romeinse gewichtsaanduiding, een hexameter die uitwijst dat de kantharos deel uitmaakte van de votiefschat van een tempel op Sicilië, en de letters van een naam die later werd doorgekrast - verhogen de historische waarde van het kunstwerk aanzienlijk.
Hoe het in de Maasbedding terecht kwam, zal wel altijd een raadsel blijven. De doorgekraste naam in de voet is die van Marcus Titinus, romeins officier op Sicilië tijdens de tweede slavenoorlog (104 voor Chr.). Heeft Marcus Titinus de beker uit een tempel geroofd en werd deze hem later weer afgenomen? Hebben handelaars of soldaten, varend op de Maas, de beker per ongeluk over boord laten vallen? Hoe dan ook: de Maasbedding heeft het voorwerp bijna tweeduizend jaar voortreffelijk bewaard, de Koninklijke Akademie zal het verder doen. Dat zij dit kostelijke stuk in bruikleen ontving, vormt niet alleen een erkenning van haar verdiensten en mogelijkheden, het bevordert haar tevens tot behoedster van een der fraaiste schatten uit de klassieke oudheid, welke ooit uit Nederlands bodem werden opgediept.
Gabriël Smit