De Gids. Jaargang 114(1951)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 285] [p. 285] Robert Franquinet Banlieue (Voor het publieke meisje van Aubervillers) Ik ben de sterrenplukker in de zwarte sneeuw der schoorsteenpijpen, van uit mijn liederenluik kan ik de nachtboom grijpen. Ik ben de murensplijter mijn woekerhout wast in het vaderhuis. Ik zwel als desem in het vochtig meel en draag de liefde op min keel. Ik zwel als adem in de borst en draag de steden in mijn dorst! Wie in het vunzig stratennet de lijsterstrik heeft uitgezet vangt op zijn raam van wolframiet de angel van het zwerverslied. II De urenschelp is leeg en grijs in de voorsteden van het Paradijs. De vrouw der dromenspinnerij Loopt in haar mantelgeur voorbij en wat in haar niet kan genezen kan elkeen in de straatkrant lezen... [pagina 286] [p. 286] III Ik ben het eenzaam najaarsteken waarin de zomerzinnen breken; want wie begeert, wint nederlagen als schimmels op het vocht der dagen. O voorstad op uw oude schuld pijpt traag de vrucht van het geduld waaraan de mond der slogans bijt als wormen aan de eeuwigheid. En al wat teruggestoten wordt en op uw straathoeken verdort als uitgeworteld winterkruid, steekt in de storm zijn vlaggen uit! IV Ik ben de speelman in die wind, verliefd op het schrale vlechtenkind, dat bij het linnenloze bed zijn zinnen op de kruimels zet, dat bij de kleurverloren deur de haren kamt met watergeur. De schilfers van de kamerwanden staan in de roze spiegelhanden en in haar brede ogen beiden vlucht het begin der jaargetijden. De Minnaar die haar heeft gekozen schonk haar twee zwartgeworden rozen diep in het vlees van haar gelaat en bracht als Bruidschat haar de straat!. [pagina 287] [p. 287] V En bij dit kind moet ik nu zingen. De sterrenplukker die ik was tast slechts in dit verbrijzeld glas. En alle dorst die in mijn stem de dauw vergaart van Bethlehem kan in het hart slechts heimwee dringen. VI Maar op de drempels van ciment heeft Hij de tederheid geënt, en wat onzuiver werd ontsloten wordt tot Zijn Luister ingestoten! O hart vol gouden carrousellen die op geen voorstadsplein hun bellen ooit klinken deden, zo tonenrijk. De bruid die u uit bloed en slijk een hemelrijk vol vreugden schiep, reist tot de Minnaar die haar riep En al de kindren uit de spleten, waar maden aan de Kruisbalk vreten, zien in het triestig ochtendgrijs de zwarte ratelkar op weg naar het Paradijs Vorige Volgende