De Gids. Jaargang 114(1951)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 257] [p. 257] Eugenio Montale (geb. 1896) Dora Markus We stonden waar de houten havenhoofden van Porto Corsini uitsteken in d'open zee, en een paar vissers, zich nauwlijks bewegend, hun netten uitwierpen en binnenhaalden. Je hief je hand en wees naar de andere oever waar onzichtbaar je vaderland lag. Dan volgden we 't kanaal door de moerassen tot waar de dokken der stad glinsterden tussen 't roet en een vadsige lente wegzonk zonder herinnering. En hier waar een beschaving eeuwenoud zich oplost in een weke en Oosterse beklemming, glansden je woorden als de koperen schubben van een vis die opglinstert en sterft. Die rusteloosheid van je doet me denken aan die trekvogels die zich in stormnachten tegen de vuurtorens te pletter vliegen: en ook je zachtheid heeft iets van een storm, onzichtbaar, gehuld in windvlagen, 't liefelijkst in een schaars moment van kalmte. Ik weet niet hoe je j'uitgeput in leven houdt in dat meer van onverschilligheid dat je hart is: misschien heb je wel 'n talisman die je beschermt in je tas ergens, bij je poederdoos, je lippenstift en nagelvijl: een muis van wit ivoor: blijf je zo voortbestaan! [pagina 258] [p. 258] En nu in je geliefd Karinthië van bloeiende mirte en stille lagunen, sla je, over de waterkant gebogen, de karper gâ die schuw het aas aanbijt, of volgt met je vinger op de donkere stammen der linden door hun ruige kruinen heen het spel van de lichten der avond, weerspiegeld in 't water, van de cafétjes en de kusthotels. D'avond die als een mist uitvloeit over het kille, vlakke land, brengt alleen maar motorgeronk met zich mee en de kreten der ganzen, en een kamer die gloeit van sneeuwwitte majolica vertelt de beslagen spiegel die je anders gezien heeft het verhaal van onverstoorbare vergissingen en grift het waar niets het meer uitwissen kan. Je legende, Dora! Maar zij staat reeds lang geschreven in de blikken van die mannen wier hooghartige snorren neerhangen op hun grote portretten, in dofgouden lijst; haar refrein echoot uit ieder accoord dat men aanslaat op het klankloos klavier in het uur dat het duisterder en altijd later wordt. Daar staat het geschreven. Bij de keukendeur blijft de altijdgroene laurier moeizaam in leven, de stem verandert niet. Ravenna is ver hier vandaan, een roofgierige trouw druppelt stil zijn venijn. Wat vraagt hij van je? De stem de legende, het noodlot: deez' alle zijn zonder einde... Maar het is al laat en wordt enkel nog later nu. (Vertaling C. Buddingh') Vorige Volgende