met een schroom, alsof ze leed aan de een of andere mismaaktheid, en ze was zo bang om in de spiegel te kijken dat haar zusters, als ze wilden dat ze zichzelf zag, er haar als een weerbarstig schaap naar toe moesten slepen en haar moesten dwingen haar verschrikte ogen te openen.
‘Asjeblieft, laat me alleen,’ placht Sebastiana te zeggen. ‘Ik wil alleen maar met rust gelaten worden. Ik doe toch niemand kwaad? Toe, laat me met rust. Als jullie weg wilt, ga dan. Wanneer je Castelmola verlaten wilt, ga dan weg uit Castelmola, maar asjeblieft, laat mij alleen!’
Haar zusters en haar vader en moeder lieten haar dan ook alleen.
Sebastiana kon uren en uren in een klein kamertje blijven zitten en scheen zich dan te vereenzelvigen met alles om haar heen, met de levenloze voorwerpen die op de tafel en op het buffet stonden en lagen, met wat levend was op de vloer en tegen de zoldering, en ook met haar eigen oprechtheid, bescheidenheid, liefde, toewijding, hoop, vergevensgezindheid. Zo, gelukkig in de stilte, zich verheugend in de duur dezer stilte, blij vergeten en veronachtzaamd te zijn, leefde Sebastiana tot 9 September 1939, toen ze met koorts naar bed moest. Voor zonsopgang was zij dood. Ze werd begraven op het kleine kerkhof van Castelmola. Zei ik al, dat dit kerkhof zich angstvallig vastklemt aan een vooruitstekend deel van de berg en dat de graven de indruk maken dat ze zich inspannen om te voorkomen dat ze in de afgrond storten? Pas toen ze naar deze plaats was gebracht begon Sebastinana's ongeluk - wanneer de gebeurtenissen die een armzalig lichaam overkomen, dat al zo spoedig door de ziel verlaten is, de ziel die het glanzend gemaakt had van zuiverheid en bescheidenheid, tenminste als ongeluk beschouwd kunnen worden.
Op een winderige dag deed zich een aardverschuiving voor en Sebastiana werd van de helling geslingerd, eerst in haar notenhouten kist, maar daarna zonder. Haar lijkkleren waren in het vochtige duister verteerd en ze kwam tenslotte terecht op het stadsplein van Taormina. De eerste voorbijganger, een oud man uit Genua, zo plotseling geconfronteerd met het schaamteloos midden op het verlaten plein op het plaveisel uitgestrekte lichaam van dit meisje, dat reeds maanden lang dood was, viel bijna flauw van schrik.
Sebastiana werd opnieuw begraven op het kerkhof van Taormina, dichtbij een voetpad dat, hoewel niet druk, toch ook niet bijzonder rustig was. Vrijende paartjes, soldaten, officieren, meisjes van het Rode Kruis liepen er 's nachts pratend, kussend of liedjes zingend voorbij. Naarmate de maanden verstreken kwam, misschien door de diepe duisternis waarin aarde en zee na het uitbreken van de oorlog waren verzonken, een meer