| |
| |
| |
Goffredo Bellonci
De ontwikkeling der nieuwere Italiaanse letterkunde
Men kan de ontwikkeling van de Italiaanse letterkunde niet begrijpen als men niet weet, dat onze schrijvers voor alles telkens opnieuw een vraagstuk van artistieke uitdrukkingswijze tot oplossing moeten brengen, omdat zij overtuigd zijn, dat de kunst vooral vorm is, niet de versierende vorm van de academici, maar die welke de inhoud in zich oplost en er één mee wordt. Buiten Italië bijvoorbeeld, was het naturalisme waarneming van de dagelijkse realiteit in haar wisselvalligheden van iedere dag: een nieuwe inhoud; bij ons was het een zoeken naar de woorden, naar de wijze van uitdrukking die deze realiteit beter konden voorstellen en aanduiden. Deze voorrang van het vraagstuk van de expressie noodzaakt de Italiaanse schrijvers er toe, een artistieke zuiverheid en een artistiek absolutisme te zoeken, die maar door weinigen kunnen worden bereikt: hij veroordeelt hen er toe, meesterwerken te maken. Maar juist daardoor is het bij ons, meer dan ergens anders, gemakkelijk in iedere tijd een overeenstemming te vinden tussen de vormen van de verschillende kunsten, van de litteraire tot de beeldende kunsten en de muziek: men kan zelfs zeggen, dat iedere kunst in Italië altijd invloed heeft gehad op de andere, zoals duidelijk zal blijken aan wie de moeite wil nemen het perspectief van de vijftiende eeuwse schilders te vergelijken met de volzinnen van de prozaschrijvers van die eeuw, waarin de woorden zo geplaatst zijn dat zij in een echt perspectivische zinsbouw naar voren springen. Wij kunnen dus concluderen, dat de ontwikkeling van de verhalende en lyrische kunst in het hedendaagse Italië bestudeerd moet worden in de verschillende vormen van het proza en van de poëzie.
De verhaalkunst en zelfs de roman waren zeker geen vreemde elementen in onze letterkunde, die er zich op beroemt in de veertiende eeuw het eerste voorbeeld te bezitten van de lyrische roman, die kort geleden nog een gewaagde kunstvorm scheen, de Vita Nuova van Dante, en de eerste mo- | |
| |
derne liefdesroman, La Fiammetta van Boccaccio; en die in de vijftiende eeuw met Il Sogno di Polifilo van de monnik Francesco Colonna de merkwaardigste allegorische roman opleverde die men zich kan voorstellen, een van de bronnen van Rabelais, en met L'Arcadia van Sannazzaro de herdersroman, die een echte nieuwe wereld betekent, waarin later de personen van de Spanjaard Montemayor, van de Engelsman Sidney en van de Fransman Onoré d'Urfé zouden wonen. En het waren toch eigenlijk vertellers in versvorm, de dichters die later de zo beroemde gedichten schreven, Folengo, Pucci, Boiardo, Ariosto en Tasso, die met Gerusalemme liberata aan de Europese romantiek de eerste historischlyrische roman schonk. Tot hier toe is het mogelijk, een geschiedenis van de Italiaanse verhalende kunst te schrijven die door onze schrijvers aanvaard kan worden; deze verzekeren, dat er hierna van deze kunst in Italië geen spoor is tot aan de Promessi sposi (De verloofden) van Manzoni, en wel juist omdat de romans van de zeventiende en achttiende eeuw geschreven werden zonder dat kunstzinnige weten dat nodig is om duurzame werken te scheppen. En toch zouden wij ook in die eeuwen aanspraak kunnen maken op de originaliteit van enkele vormen van verhalende kunst, omdat hier bij ons de Franse helden-roman met Assarino en Lupis tot
historische roman werd, omdat hier Gregorio Seti de eerste ‘geromantiseerde levens’ publiceerde en hier door Girolamo Brusoni een poging tot de zedenroman werd gedaan: boeken in haast geschreven, zonder dat moeite op de zinsbouw is gedaan, met het enige doel, de nieuwsgierigheid van de lezer van de eerste tot de laatste bladzij te prikkelen door echt gebeurde of echt lijkende voorvallen te vertellen. Pas in de negentiende eeuw werd de historische roman, die in Italië geboren is, met de Promessi Sposi een algehele uitbeelding van het menselijk leven tussen de blinde, geweldige machten van de natuur en de geschiedenis (pest-epidemieën, hongersnoden, opstanden, oorlogen) terwijl de mens zijn eigen weg zoekt bij het schijnsel van zijn geweten en bij het onthullende licht van Gods genade. Het naturalisme zelf werd in Italië in de tweede helft van de negentiende eeuw zuurdesem voor een nieuwe kunst, toen Verga, om beter het menselijk leven te kunnen waarnemen, zich terugtrok in zijn geboorteland Sicilië en in de vissers en boeren de menselijke oerkrachten ontdekte en de tragische, eeuwige contrasten tussen de wil en het noodlot, tussen het genoegen en de plicht: de contrasten van de Griekse tragedie. De streekroman, die bij hem begint, was een zeer Italiaanse soort van de moderne verhaalkunst en kreeg verschillende gestalten bij Capunna, bij De Roberto, bij Serao, bij Deledda en bij Marino Moretti, voor wie
| |
| |
de al te bekende en vertrouwde gewoonten en gebruiken van hun dorpsgenoten geen beletsel vormden om, door de uiterlijke verschijnselen heen, door te dringen tot de ziel van de gekozen personen, zodat het persoonlijkheden werden.
Het valt dus niet te verwonderen, dat in het begin van de twintigste eeuw, toen de roman weer een verbruiksproduct scheen te worden, geschreven òf om in aangename aankleding ideeën te verspreiden, òf om door het vertellen van een ‘gebeurtenis’ de nieuwsgierigheid van de lezer te prikkelen met een algemeen, werelds, in dialect en zelfs in boeventaal geschreven proza, de Italiaanse schrijvers zich het probleem gingen stellen van de wedergeboorte van de verhalende kunst en vooral van de vernieuwing van het proza. En terwijl met d'Annunzio en Fogazzaro de roman van objectief subjectief werd, van episch autobiografisch en lyrisch, omdat deze twee schrijvers in de schema's van de naturalistische roman zichzelf introduceerden in de persoon van een ‘supermens’ of een ‘heilige’ die over Religie en Schoonheid sprak, schiepen de schrijvers die zich in de avantgardistische tijdschriften verzamelden, eerst in Voce toen in Ronda, een kunstproza in drie verschillende soorten: één impressionistisch en beeldend, één evocatief, duidend, suggestief, en een derde meer resoluut syntactisch, die aan de volzin het rhythme en de beweging van de geest geeft: proza van lyrische fragmenten, van ‘essays’ en verder van een nieuwe verhaalkunst, die deze veroverde waarden van het woord bewaren moet om in het stilistische weefsel vervormend en zelfs magisch te werken en wonderbaarlijke perspectieven en metaphysische ruimten te openen voor de figuren en de gebeurtenissen waarin het gevoel, de fantasie, de geest van de kunstenaar zich uitdrukt, of om aan de dingen en de mensen een reëel en bovenreëel effect te geven. Van deze prozaschrijvers noemen wij Antonio Baldini, Vicenzo Cardarelli, die zijn jeugdherinneringen te boek stelde en het historische en geestelijke landschap van de
Italiaanse steden beschreef alsof het vertelsels uit zijn eigen leven waren, niet anders dan zijn vertelsels uit Genesis; en Bruno Barilli, de grilligste en meest onverwachte vanwege het nieuwe van zijn beelden, zijn artistieke vervorming van de werkelijkheid, de ontdekking van de zonderlingste en meest behekste kanten aan het gewoonste leven; en Carlo Emilio Gadda, die U bijvoorbeeld als een buitengewoon avontuur het bezoeken van de volgende markt vertelt; en vooral Emilio Cecchi, die de stilten kent die aan de dingen het voorkomen van verschijningen geven, die de ruimten en de atmosferen weet te scheppen die de schepsels vervormen en die er in slaagt de tijdmaat van ieder land te voelen, zo verschillend van zijn Griekenland
| |
| |
tot aan zijn Mexico, en die dus op het papier de werkelijkheid herschept door van die stilten, die ruimten, die tijdmaten de zinsbouw van zijn proza te maken: pauzen, rhythmen, maten. Ieder stuk grond, ook dat van zijn moestuin, is exotisch voor hem; maar alle verovert hij voor de klassieke beschaving van een wonderbaarlijk heldere kunst, die geheel duidelijk is, ook al is zij nog zo fantastisch.
In het begin van de twintigste eeuw werd de roman in Italië dus van uiterst realistisch metaphysisch, fabelachtig, mythisch, bijvoorbeeld in de Codice di Perela van Aldo Palazzeschi, in Michelaccio van Antonio Bladini, in Scacchiera davanti allo specchio van Massimo Bontempelli, in Tre re con Gelsomino buffone del re van Panzini en in Lo sa il tonno van Riccardo Bacchelli: vertelsels, parabels, fantastische verhalen en zedenvertellingen. Bacchelli heeft verder historische romans geschreven, die alle zedenvertelsels zijn zoals zijn eerste, de geschiedenis tot leven bezielend of aan het leven de betekenisvolle afstand van de geschiedenis gevend: hij laat ons voelen, dat deze voorstelling van gebeurtenissen en personen zijn werk is, van de altijd aanwezige moralist en kunstenaar die hij is, dat hij het verhaal kan onderbreken om zijn oordeel te geven, om een politieke of sociale kwestie te bespreken, om een historische analyse te geven, want behalve verteller is hij ook politicus en polemicus. Alfredo Panzini schreef verder in de vorm van een reisverhaal zijn eigen roman van lyricus die de antithese voelde tussen de dierbare misleidingen van de fantasie en de dagelijkse realiteit, tussen het verleden zoals het in de verbeelding is, ridderlijk en deugdelijk, en het heden, materialistisch en zinnelijk; tussen het platteland, waar de eenvoud van de natuur nog wordt bewaard, en de corrupte en corrumperende stad. In de overtuiging dat de mens steeds eender blijft, reisde hij door de tijd als door een grotere ruimte en sprak hij over de antieken met hedendaagse middelen en over de mensen van vandaag in de edele klassieke termen, en toonde hij ons in Santippe, in Bacio di Lesbia en in Pulzella senza pulzellaggio
de eeuwige wisselvalligheden van liefde en dood, en de vrouw die in zichzelf het mysterie van het leven belichaamt. Aldo Palazzeschi heeft ons in zijn jeugdherinneringen Stampe dell' ottocento, in zijn verhalen Il palio dei buffi (De mantel der narren) en in zijn twee romans Sorelle Materassi en Fratelli Cuccoli een kleine wereld voor ogen gesteld van de realiteit, waar zijn fantasie overheen is gegaan om dingen en mensen van vreemde, meestal komische kanten te zien. Het alledaagse menselijke leven doet zich in de geometrische perspectieven van zijn verbeelding als verscheurd en belachelijk kennen. Hij schept een scène en duwt er wreed zijn personages in om hun rol te spelen, die ons des te tragischer voorkomt
| |
| |
naarmate hij komischer schijnt. En Massimo Bontempelli tenslotte heeft zijn romans geschreven, van Eva ultima tot Figlio di due madri, van Vita e morte di Aria tot Gente nel tempo, met een magische kunst, die werkelijk wonderen doet door voor de fantastische lotgevallen van zijn personages metaphysische ruimten te scheppen; en in de korte romans van Giro del sole heeft hij door middel van mythen het dramatische gevoel van antithese tussen de oorspronkelijke onschuld en de verdorvenheid van de geschiedenis, tussen goed en kwaad uitgedrukt, in de verwachting van het Derde Rijk van de Geest.
De roman is dus niet meer gebaseerd op de practische en politieke gewoonten van iedere dag, hij wil niet langer als een kroniek objectieve realiteit weergeven. Hij wordt soms een parabel: inderdaad vertelt Enrico Pea ons in een vertelling waar een diepe morele en lyrische noodzaak aan ten grondslag ligt, eigen en andermans lotgevallen zoals ze hem in de herinnering komen, zonder chronologische of logische volgorde, met nauwelijks merkbare overgangen van het ene op het andere. Hij vertelt, om kort te zijn, de parabels van zijn menselijke ondervinding, hij verandert de realiteit in een sprookje en geeft aan de volzin dikwijls het accent dat de bijbelse verzen hebben. Men voelt dat hij in het Egypte, in het Versilië van vreemde zondaars en zondaressen, leeft met een religieuze behoefte een morele zekerheden, en dat hem in zijn religieuze wereld zelfs het wonder natuurlijk lijkt: de wereld van Moscardino van Volto Santo, van Servitore del diavolo en van Figlioccia. Op deze wijze van het uiterlijke naar het innerlijke gebracht, speelt de roman zich meer in de diepte dan in de breedte af. Corrado Alvaro bespiedt van Gente in Aspromonte tot L'uomo è forte en L'età breve de gevoelens bij hun eerste ontwaken in de geest, bekijkt de mensen en beeldt ze uit in een klimaat van oorsprong of van openbaring, waarin de elementaire aandriften en instincten tot gelding komen, stelt de gebeurtenissen voor in een kunst-tijd die niet te meten is met uurwerken, en geeft soms ook een surrealistisch effect aan de dingen, de mensen, de gebeurtenissen, die in een verhaal dat zijn innerlijke ‘tijdsduur’ heeft door de onbewuste herinnering worden opgeroepen. Voor hem is, evenals voor de mystici, het woord dik wijls het symbool van een geheimzinnige psychische realiteit. Zijn werk is dus dat van
een groot kunstenaar, maar ook van een moralist die de ellende van de mensen en van de volkeren ontdekt en onthult, zoals zijn kortgeleden uitgegeven dagboek Quasi una vita bewijst. In L'uomo è forte is hij in staat geweest, de roman te schrijven van de menselijke terreur, dat wil zeggen van het leven in een land dat beheerst wordt door een inquisitoriale en genadeloze dictatuur. Gianna Manzini vertelt, zon- | |
| |
der ooit het hulpmiddel van een intrigue te gebruiken, het waarneembare leven van haar personen bij iedere ontmoeting die zij hebben en bij iedere stimulans van feiten, als een nieuwe gewaarwording de herinnering aan andere gewaarwordingen wekt. Vanaf Tempo innamorato wordt deze kunst steeds zwaarder en ingewikkelder tot hij ons de roman van het innerlijke leven van de schrijfster in haar ontmoetingen met haar personen schenkt: Lettera all' editore.
Deze stroming van de psyche, die in Italo Svevo al zijn eerste verkenner en verteller had, heeft een eigen tijdsduur, geheel verschillend van de reële: tussen twee uiterlijke gebeurtenissen in is het mogelijk in iedere persoon een uitgebreid samenstel van gedachten, gevoelens, gewaarwordingen te oogsten. Met deze methode heeft Alessandro Bonsanti een lyrisch effect kunnen geven aan de negentiende-eeuwse wereld van zijn familie- en jeugdherinneringen in een in kleine staatjes verdeeld en door rovers geteisterd Toscane, bijvoorbeeld in I Capricci dell' Adriana, en van een korte episode uit het kazerneleven in Racconto militare een rasechte roman kunnen maken. In deze verdieping van het innerlijke leven roepen de schrijvers òf uit hun onbewuste herinnering hun jeugd op, òf zij vinden surrealistische voorstellingen en figuren. Onder de vertellers van opgeroepen lotgevallen noem ik Luigi Bartolini, die met buitengewone frisheid van vorm zijn vrouwenliefdes en landelijke genoegens beschrijft; en G.B. Angioletti, voor wie de herinnering vooral herinnering van gevoelens is en een prikkel wordt om de dingen, de schepsels, de gebeurtenissen op te roepen die in zijn geest dat bepaalde gevoel hebben opgewekt en die daardoor in de fantasie van de schrijver, in een tijd die een werkelijk klimaat is, een ‘poëtische aura’, een nieuw reliëf krijgen. Men kan zijn wereld samengevat vinden in de roman La memoria. En men zal, niet in zijn romans, maar in zijn verhalen, van Al vento dell' Adriatico tot Gente di guerra, van Avventure terrene tot Viaggi felici de verhalende kunst moeten ontdekken van Giovanni Comisso, die er de gebeurtenissen waaraan hij deelneemt in uitbeeldt als een van zijn menselijke jaargetijden, die
van zijn jeugd; die over meisjes en jongens praat als over bloemen en vruchten, en welgevallige beschouwingen houdt over hun vormen en kleuren en ik zou willen zeggen over hun smaak, zonder libertijnse voldoening, met werkelijke onschuld, gebruik makend van een proza dat opkomt uit de stam van zijn ziel met het gehevene van een tak, met de natuurlijkheid van de wind, en dat de geur heeft van de aarde en zon.
Als duikers naar de ziel dalen de Italiaanse romanschrijvers dus op het spoor der herinnering af in de diepte. Een dergelijk fantastisch en psychisch
| |
| |
ferment in tegenstelling met de realiteit zoals zij is in de feiten, hard, vijandig, beeldt Giuseppe Dessi uit in de roman San Silvano, waarin hij onthutst de gebeurtenis meemaakt van de pathetische en dramatische terugkeer van twee broers naar het dorp van hun kinderjaren, waar hun getrouwde zuster woont. Ongetwijfeld is in hem duidelijk de invloed van Proust te merken. Maar de lyrische, autobiografische roman kan, als in de herinnering de feiten in onverwachte hallucinaties terugkomen, surrealistisch worden: voorbeelden ervan hebben ons Marcello Gallian gegeven, in zijn al te menigvuldige romans waaruit men de beste bladzijden zou moeten zoeken, en Paula Masino, die van Periferia tot Concerto Grosso de realiteit steeds meer in de droomspiegel van haar fantasie heeft vervormd. Van al deze ervaringen wordt dankbaar gebruik gemaakt door Tomaso Landolfi, die de werelden van de psycho-analyse en van het surrealisme bereist als exotische landen, met een zeker afstand-nemen, met een zeker bewustzijn van letterkundige en met de romantische ironie van de dichter die weet dat hij kan vernietigen wat hij door middel van woorden heeft geschapen. En dan moeten wij in Alberto Savinio de meest originele van de Italiaanse surrealisten erkennen, die met gelijk meesterschap drie kunsten beoefent, letterkunde, schilderkunst en muziek, om ons in de door zijn verwringende fantasie geschapen vormen de zinnebeelden en de geheimenissen van de realiteit te tonen.
Na deze verkenning in de diepte voelden de schrijvers het verlangen naar een morele roman en moesten zij de mens in zijn irrationele impulsen met een nieuwe wetenschap van de ziel bestuderen. Bonaventura Tecchi heeft getoond een duidelijk reliëf te kunnen geven aan onduidelijke, maar veelbetekenende ‘geestestoestanden’, waarbij hij soms een heel leven in een portret samenvatte: bijvoorbeeld in de Idilli moravi of in het prachtige verhaal Amalia; van hem zijn vooral twee romans belangrijk, Giovani amica en het zeer onlangs gepubliceerde Valentina Velier. Alberto Moravia stelt zich de rauwste en wrangste morele problemen, en over elk daarvan kan hij òf een essay schrijven dat het ons duidelijk maakt, òf een fantastisch verhaal dat het voor ons door een allegorie aanduidt, òf een roman, een novelle die ons dat probleem in de ziel en in de relaties van reële personen van deze tijd toont. Gli Indifferenti gaf ons voor de eerste maal de uitbeelding van de eenzaamheid van de hedendaagse mens, maar zijn kunst is vooral bewonderenswaardig in de korte romans zoals Agostino, die ons de uitwerking tonen van de sexuele ontdekking in een jongen waarvan de zinnen nog niet ontwikkeld zijn, of in La disubbidienza, of in novellen als Inverno di malato dat in zijn absoluutheid intenser is dan de roman van Tho- | |
| |
mas Mann die hetzelfde onderwerp behandelt. Zijn succesvolle nieuwe romans La romana of Il conformista zijn ongetwijfeld uit artistiek oogpunt bezien minder volmaakt dan die vertellingen van hem waarin de inhoud van een essay zich zonder restant in een menselijk lotgeval oplost. Guido Piovene heeft de twee eisen, de lyrische en de morele, met
elkaar in overeenstemming gebracht in de Lettere di una novizia, een roman in briefvorm, waarin hij ons, naarmate de brieven elkaar beantwoorden en elkaar opvolgen, onder de zichtbare intrigue de grotere en meer verwikkelde van de psychologie van de verschillende personen toont: een intrigue van leugens die telkens voor wie ze verkondigt waarheid zijn. Met deze methode is hij onverbiddelijk doorgegaan de menselijke geest te analyseren, tot hij in Pietà contro pietà aan de wortel van deze leugens komt en in het hart van het probleem dat hij zou willen oplossen, dat van de verhoudingen van het individu, opgesloten in zijn persoonlijke existentiële kwelling, met de maatschappij die op nieuwe menselijke principes gebouwd moet zijn. En van alle letterkundige ervaringen van deze jaren, van de metaphysische tot de sur-realistische en de neo-realistische, maakt Elio Vittorini gebruik, die zich in zijn Conversazione in Sicilia en in zijn nieuwere romans zoals Uomini e no verheft tot een kunstenaarsschap dat de realiteit in mythe transfigureert, maar dat aan de mythe het effect van de dagelijkse realiteit geeft: uiterst origineel.
Zo zijn wij aangeland bij het neo-realisme, dat zeker niets heeft van het objectieve realisme van de negentiende eeuw. De neo-realisten willen zelfs aan de innerlijke wereld feitelijke werkelijkheid geven, met een proza van bescheiden woorden en pijlsnelle zinnen de realiteit in haar ontstaan op de bladzijden vasthouden, terwijl de uiterlijke dingen zich met de gevoelens en de gewaarwordingen van de persoon vereenzelvigen. Romano Bilenchi heeft in zijn verhalen en in zijn roman Conservatorio di Santa Teresa prachtige voorbeelden van deze kunst gegeven. En Arrigo Benedetti heeft van Misteri della città tot de roman Le donne fantastische, van het dagboek van de burgeroorlog, Paura all'alba tot de verhalen van Una donna all'inferno steeds beter iedere gebeurtenis in kroniek omgezet, waarbij hij de nadruk legt op de schijnbaar allergewoonste bijzonderheden, die echter de eigenschappen en de psychische gesteldheid van zijn schepsels en de morele toon van hun gevoelens onthullen. Maar ongetwijfeld was Cesare Pavese er van Paesi tuoi tot Il compagno en La Luna e i falò in geslaagd in nieuwe maar Italiaanse vormen de wereld van de realiteit tot uitdrukking te brengen, zoals deze zich in zijn fantasie van mens en dichter weerspiegelde: zijn artistieke volmaaktheid is niet alleen te onderkennen in zijn
| |
| |
wijze van vertellen, maar vooral in de dialoog, die nooit natuurlijker en passender is geweest. Hij voelde de relaties tussen de mens en de aarde, physisch en geestelijk, diep en dikwijls mysterieus; en de contrasten van een wanordelijke en verscheurde maatschappij zoals onze hedendaagse. Naast hem moeten wij Vasco Pratolini noemen, die zich zijn ervaring als schrijver afkomstig uit arbeiderskringen ten nutte heeft gemaakt, die geleefd heeft onder werklui en armen in de grootste volksbuurten van Florence, om steeds beter zijn wereld in het licht van zijn kunst te stellen en het in de fascistische tijd uit te beelden in Cronache di poveri amanti. En Libero Bigiaretti die, na eerst autobiografische en lyrische stukken geschreven te hebben, uit eenzelfde soort ervaring romans heeft geput, ‘zomaar domweg’, zoals hij pleegt te zeggen, zoals Il Villino en het onlangs verschenen boek Carlone. En het is eigenlijk niet nodig Carlo Levi te noemen, die langzamerhand in heel de wereld bekend is door zijn beroemde Cristo si è fermato a Eboli of het zeer onlangs verschenen L'orologio, boeken die ontstaan zijn uit een diep en edel medeleven met het kommervolle Italiaanse sociale leven, vooral in het Zuiden, die echter niet geschreven zijn als propaganda of als strijdschrift, maar juist met de fantasie en het los zijn van de dingen de kunstenaar eigen, die u in zijn personen een species van de mens wil tonen. En evenmin is het nodig te herinneren aan Ignazio Silone en zijn romans van Fontamara tot Il seme sotto la neve.
De jongste schrijvers schijnen van het voorbeeld van de Amerikanen vooral de methode om het leven te observeren te hebben overgenomen: ik noem Giuseppe Berto, auteur van Il cielo è rosse en van Il Brigante, Italo Calvino, van wie vooral Il sentiero dei nidi di ragno bekend is en Renata Viganò, die ons met L'Agnese va a morire een, in Italië schaars, voorbeeld van ‘Littérature engagée’ heeft gegeven. De allerjongsten, Domenico Rea en Michele Prisco, hebben onlangs voorbeelden gegeven van een verhaalkunst die van alle stilistische veroveringen van de afgelopen twintig jaar gebruik maakt, die zich bij de een uit in nieuwe vormen van surrealisme, vooral in Gesù, fate luce en bij de ander in een verhaalkunst die de uiterlijke beelden met de innerlijke in steeds grotere roman-weefsels wil samensmelten (Gli eredi del vento).
Ik heb niet over Luigi Pirandello gesproken, die moeilijk in te voegen is in de ontwikkelingslijn die ik getrokken heb: in zijn novellen bedient hij zich op een geheel nieuwe wijze van de ‘gebeurtenis’, die de verhalers en lezers van burgerlijke kunst zo bijzonder dierbaar is, van een val, van een vossenklem, om er de personen in te vangen en hen te dwingen met een grimas over zichzelf te spreken en daarbij de maskers van hun dagelijkse
| |
| |
gewoonten te laten vallen. Zijn toneel is de ontwikkeling van deze kunst en heeft aan het toneel van de gehele wereld de vorm en de dramatische taal geschonken. Hij ensceneert niet de realiteit zoals die tevoorschijn zou kunnen komen voor iemand die plotseling de vierde wand van een kamer zou wegnemen: op de planken brengt hij zijn personages, opdat ze in een toneelwereld van lieverlee hun gezicht, dat in het dagelijkse leven juist door die maskers verborgen is, zullen laten zien. Een andere schrijver tracht de komische of wanhopige realiteit van zijn personen in humoristische novellen en romans te verrassen: Vitaliano Brancati, die hun gebaren van onverdraagzaamheid, hun zonderlinge besluiten, hun dwaasheden waarneemt en hun zeer opgewonden dialogen aanhoort wanneer zij, buiten zichzelf geraakt door hun gevoel, bijna in caricatuur veranderd te voorschijn komen. De gebeurtenissen, die verteld worden in het vervormende perspectief van zijn kunst, hebben een diepe morele zin, die het verloop van zijn humoristen-lach in een grimas rechtvaardigt. Zijn dominerende thema's zijn er twee, dat van de zogenaamde Siciliaanse haantjestrots, dat wil zeggen van de eer van de man die elke dag bereid moet zijn tot liefdesveroveringen, en dat van het fascisme, dat al te veel van zijn stadgenoten dwong tot de lafheid van veinzen en ontveinzen; en beide zijn opnieuw opgevat en met meer universele menselijkheid en rijpere kunst ontwikkeld in Il bell' Antonio. En wij moeten ook Mario Soldati noemen, die met litteraire behaagzucht en een fijne humor de oude vormen van de negentiende-eeuwse vertelkunst weer opneemt, om echter personen en gebeurtenissen uit te beelden in een zeer originele kunst, die de invloeden van Angelsaksische schrijvers zoals bijvoorbeeld Stevenson verbergt. De verhalen uit zijn laatste boek, A cena con il commendatore, moeten ongetwijfeld tot
de schoonste van de hedendaagse Italiaanse literatuur gerekend worden. Ook moeten wij Guglielmo Petroni niet vergeten, die in een klein boek, Il mondo è una prigione zijn lotgevallen van gevangene van de duitsers in het verschrikkelijke martelhuis aan de Via Tasso in Rome vertelt, zonder de martelingen met rauw realisme te beschrijven, en zonder polemische of wraakzuchtige welsprekendheid, als een persoonlijke geestelijke ervaring, die hem iedere dag duidelijker de eigen menselijkheid bewust heeft doen worden, en hem daarbij losmaakte van zijn buitenlandse vijanden en naderbracht tot zijn ziel. ‘De verrijking van een geest bij het delen in andermans lijden,’ zegt hij, ‘is geen doel op zichzelf: wij zijn instrumenten van een geweten dat nog heel wat meer heeft te torsen dan de last van onze individualiteit’. En tenslotte moeten wij onder de vrouwelijke auteurs Alba De Céspedes noemen, die na een zeer succesvolle roman die in alle talen is
| |
| |
vertaald, Nessuno torna indietro met haar onlangs verschenen boek Dalla parte di lei tot een diepere analyse van de vrouwelijke ziel in haar wezenlijke onderscheid en in haar contrasten met de mannelijke ziel gekomen is. En Sandomia Bonammi, die in de nederigste schepsels van haar Abruzzo de meest dramatische contrasten tussen de mens en zijn levensomstandigheden ontdekt. En Anna Banti, verfijnd vertelster in de avantgardistische studie van letterkunde en kunst (zij is trouwens de vrouw van de beroemdste kunstcriticus, Roberto Longhi,) die ons in Artemisia haar beste boek heeft geschonken: de biografie van de zeventiende-eeuwse schilderes Artemisia Gentileschi, die echter vervormd is door haar fantasie om er de menselijke kant beter van naar voren te halen. En Maria Bellonci, die in haar kunst-biografieën Lucrezia Borgia en I segreti dei Gonzaga, partij trekkend van de documenten die zij in de Italiaanse archieven opspoort om beter de psychologie van haar personages te begrijpen, met een proza dat gebaseerd is op de klassieke Italianen en op de Europese tijdgenoten, aan iedere persoon en aan iedere historische episode een zo kunstzinnig reliëf heeft gegeven, dat het bijna is, of zij dichterlijk verzonnen zijn.
Eenzelfde ontwikkeling heeft bij ons de poëzie gehad die, na de wonderbaarlijke bloei van Foscolo en Leopardi en van Manzoni en na de zangen van de Italiaanse eenheidsstrijd die de patriotten in de slag en soms op de martelplaats begeleidden, in de tweede helft van de negentiende eeuw, ook onder invloed van de Fransen en de Engelsen, verhalend en beschrijvend was en soms zelfs filodramatisch en passend voor muziek. Onjuiste, weinig zeggende woorden, werden uitgespreid in een melodisch weefsel van verzen en rijmen; woorden met een vurige tint dienden er toe om van iedere strofe een schilderij te maken; spelletjes met lettergrepen en klankvolle refreinen misleidden de traagheid van geest. Wij hadden een grote verscheidenheid van strofen-schema's, en niet meer die rijke en vrije metrische syntaxis (die zich ook toont in het verschillend gebruik van de regelmatige verzen) van de gedichten van de hierboven genoemde groten. De metrische vormen van het verleden schenen zelfs van nature bestemd te zijn om naar te lonken en om ze te imiteren, en wij hadden onze ‘parnassiens’ die de terzinen, de octave, het negende rijm, de boeren-minneliederen, de ballades, de sextinen weer opnamen. Aan de andere kant gebruikten de symbolisten naar Frans voorbeeld het ene beeld na het andere om de realiteit in haar verschillende aspecten weer te geven. Daarna wilden de ‘crepuscolari’ (schemerdichters), menende dat de nederigste wezens en dingen op zichzelf poëtisch waren, deze uitdrukken in gedichten ‘met
| |
| |
potlood geschreven’, die de gemakkelijkheid van stijl van de gewone spreektaal zouden hebben, vertrouwelijk, of in verzen vrij van rijmdwang, of in gesloten strofen met gedempte melodie, haast monologen. Men zou een geschiedenis van deze poëzie van het dagelijks leven kunnen schrijven waarbij wij terug zouden kunnen gaan tot bepaalde dichters uit de zeventiende eeuw, zoals Fontanelli, om dan weer terug te keren naar Domenico Gnoli, naar Severino Ferrari, naar Arturo Graf en juist naar de crepuscolari zoals Sergio Corazzini en Marino Moretti. Dit leven van elke dag, in de stad en op het platte land, kreeg tenslotte in Guido Gozzano een vertolker van klassieke klaarheid: de laatste misschien van de dichters van onvervalste Italiaanse traditie.
De ontbinding, niet alleen van de traditionele metriek, maar van alle romantische vormen, was het programma van het Futurisme, dat vooral de inhoud van de poëzie wilde veranderen door de nieuwe wetenschappelijke uitvindingen te bezingen en de machines van oorlog en vrede, en dat haar vocabularium uitbreidde met nabootsende klanken en ‘synthetische’ woorden, die de realiteit in haar verschillende bewegingen op het papier moesten vastleggen: dynamisch. Maar om een nieuwe grammatica, een nieuwe lyrische taal te scheppen, moest men natuurlijk van de natuur terugkeren tot de geest. De vernieuwing kunnen wij in haar begin waarnemen bij de drie grote dichters van het einde van de vorige en het begin van deze twintigste eeuw: bij Carducci, die met een nieuw gevoel van rhythme de metriek vernieuwde en die ons in zijn Rimo Nuove en Odi barbare de eerste voorbeelden van poëtisch impressionisme gaf; bij d'Annunzio, en dat niet alleen in Libro d'Alcione, dat ongetwijfeld het schoonste van al zijn dichtbundels is en dat in veel lyrische gedichten met een kunst van Griekse lichtheid de natuurlijke dingen verandert in mythische schepsels, maar vooral in zijn ‘kunstproza’, die verzamelingen in Notturno, in Faville del maglio en in Libro segreto, waarin hij gezichtspunten en personen oproept zoals ze hem in de herinnering of voor zijn door ziekte gesloten ogen komen, de zinnen samenvoegend en scheidend met in alle een verschillende toon, in een muzikaal weefsel dat aan de beelden de nadruk van pauzen geeft. En bij Pascoli, de meest stoutmoedige vernieuwer van onze lyriek, die zelfs de traditionele verzen veranderde door accenten te verleggen, gebruik te maken van ‘anakrousis’ en de korte en lange maten van de Latijnse en Griekse lyriek in te voeren, en die het
impressionistische en hermetische taaleigen schiep, waarbij hij zelfs aan de woorden met de meest gesloten lexicographische vorm, gebruik makend van hun klank en zelfs van hun etymologie, dubbelzinnigheid en veelheid van betekenis schonk.
| |
| |
Hij wilde de realiteit onthullen door de dingen, de voorwerpen te tonen in een aanwezig zijn dat hun geheim, hun mysterie verraadde: essentieël. De dichtkunst strekt zich bij hem en na hem niet in de oppervlakte uit, maar verrijkt zich in de diepte; en het woord wordt soms een roep, een schreeuw van ontdekkers, een mystiek teken, en het verwerft nieuwe betekenissen omdat het een gecompliceerdere realiteit uitdrukt dan onze tastbare. De dichter hergeeft in nieuwe samenhangen vervormende en oproepende kracht aan het woord, òf in een lyrische verhandeling die door de werking van zijn accenten tot rhythme wordt, òf in onverwachte illuminaties tussen metrische pauzen. Het beduidt een gevoel, het zuivert in het prisma van het intellect de veranderlijke wereld van de geluiden, de kleuren, de lichtschijnsels: er wordt in deze lyriek, die soms de wegen en de paden van de ziel volgt om tot het woord te komen, niet meer rijkelijk met adjectieven gestrooid. De nieuwe dichters zijn in staat de dingen voor te stellen in het landschap van hun gemoed, en om van het gemoed onderwerp van poëzie te maken, zoals in de dertiende eeuw de lyrici van de ‘zoetvloeiende nieuwe stijl’, die ook door de verzenmakers die hun tijdgenoten waren onbegrijpelijk en hermetisch werden genoemd. Onder de eersten van de nieuwe school behoren: Dino Campana, die met een onbevangen, machtige kunst in ieder natuurlijk en menselijk aspect een gestalte van de eigen geest voelde, ontdekte en met innigheid van toon tot uitdrukking bracht; Umberto Saba, die aan de traditionele verzen de toon van bijbelverzen geeft, of de harmonie en de melodie van de korte strofen uit de achttiende eeuw om ons gestalten en landschappen te tonen waarin hij de meest beduidende aspecten van zijn leven herkent; en Arturo Onofri, die het woord forceerde om het mysterieuze wezen van de wereld te onthullen alsof hij het
instrument was van een religieuze secte. Vincenzo Cardarelli heeft met deze nieuwe geestelijke rijkdom naar het voorbeeld van Leopardi en Petrarca de lyrische voordracht willen herscheppen; en soms heeft hij, zoals in Adolescente en in sommige Venetiaanse gedichten, een eigen perfectie bereikt. Maar Giuseppe Ungaretti heeft vastberaden ieder restant van voordracht vernietigd om in betekenisvolle woorden zijn oproepende kracht te concentreren: hij heeft een wereld geschapen waarin ieder ding de betovering van een mythische verschijning heeft. Hij is tegenwoordig het hoofd van een school. Als dichter van het wezenlijke geeft hij alleen die woorden in die bepaalde volgorde die het best heel de menigvuldige geestelijke rijkdom van een lyrisch moment openbaar kunnen maken. Hij begon als impressionist in zijn bekende dagboek Uomo di pena, hij die uit zijn geboortestad Alexandrië en uit Parijs kwam, uit een familie met tradities
| |
| |
van Lucca, om aan de Carso te vechten. Maar het taaleigen van de impressionisten werd in deze dichtkunst in een nieuwe zin gebruikt: hij liet alle overgangen weg en hield zo alleen de meest betekenisvolle woorden op hoge toon over tussen pauzen die beter bijdroegen tot hun verlichtende macht. Hij doordrong het heden met het verleden, het ware met de droom, het object met de herinnering, in een tijdsduur die in zichzelf alle anachronismen oplost, in een ruimte die het perspectief en de grenzen van de herinnering heeft. De analogie, die in zichzelf een veelvuldigheid van beelden en gewaarwordingen verenigt, is het fundament van zijn lyrisch taaleigen, dat zich langzaam aan articuleert in een metriek waarin het onbepaalde in nauwkeurige woordmodulaties bepaald wordt. Van de meest gewaagde avant-garde voegt hij zich weer bij Petrarca. Anders dan hij duidt Eugenio Montale, gebruik makend van de traditionele verzen met een overvloed van rijmen - haast echo's - maar op nieuwe, langzame, moeizame rhythmen, goed geschikt om de woorden te articuleren, die soms bondig zijn en man en paard noemen, soms vol en klassiek, met een goed gepauzeerde poëtische voordracht in gestalten de wereld van zijn geest aan, zijn angst van gevangene in het net van de physische wereld, op zoek naar een doorgang, naar een maas dat stuk is, naar een dood punt, naar een ring die niet houdt, om zich te bevrijden en te ontsnappen. Hij schijnt overtuigd te zijn, dat iedere moeite vergeefs is en dat de mens onmetelijk en monsterachtig is als de zee, en, als de zee, altijd onveranderlijk, zonder enige troost van illusie, omdat de dingen ons vreemd zijn en men ze niet eens uit het leven dat ze in de herinnering blijven leiden, tot nieuwe realiteit kan brengen; ze zijn onherhaalbaar. Hij heeft in zijn gedichten de bijzonderheden van de realiteit verzameld die de onverwachte bevrijding kunnen voorbereiden: van zijn Ossi di seppia van zijn eerste
gedichten is hij zo overgegaan tot de Occasioni.
Naast deze twee moeten wij Salvatore Quasimodo stellen, die de poëtische voordracht oplost om het woord op zijn hoogste toon te isoleren, het beeld in zijn verlichtende zuiverheid in een metrisch muzikaal contrapunt, dat ons zijn wanhopig verlangen naar een verloren en vaag in het geheugen gebleven paradijs aanduidt, dat haast mythologisch is (er is iets in hem van de oude, Griekse geest van zijn Siciliaanse geboortegrond). En Leonardo Sinisgalli, die op de bezwerende wijze van Ungaretti en op de redenerende en meer dramatische van Saba en Montale landschappen van de geest voor U doet ontstaan in een diffuus, mythologisch licht door middel van verzen die aan elkaar verbonden zijn als penseelstreken in de ruimte van een schilderij. En Alfonso Gatto, die het boetekleed van de zui- | |
| |
vere poëzie heeft aangetrokken om zich te bevrijden van zijn zuidelijke zinnelijkheid, verlangend naar volle zang tussen een natuur die brandt van kleuren: deze wereld, die zo open ligt voor zijn zinnen, beschouwt hij in Felice memoria om op het spoor van gedrongen en duistere analogische roeptekens te komen tot het voelen van de bewegingen van de eigen geest in deze natuurlijke landschappen. En Libero de Libero, die in de ruimte van enkele lyrische gedichten met de definitieve nadruk van het epigram een uitgebreide realiteit concentreert, die hij gezien, gedroomd en zich herinnerd heeft, en die nu in het woord wordt weerspiegeld. Dit heroverde bewustzijn van de lyriek is te zien bij veel dichters van verschillende originaliteit: Corrado Pavolini, Giorgio Vigolo, die aan zijn voorstellingen van dorpen, steden en levens de ondergrond van een sterke gedachte geeft, naar het voorbeeld van de klassieken en van zijn Goethe; Sandro Penna, die in zijn korte lyrieken, om de physische schoonheid van de mens met een vanzelfsprekend heidense
fantasie uit te beelden, een Griekse bevalligheid en lichtheid vindt; en Attilio Bertolucci, een dichter die in de herfst het jaargetijde van zijn poëzie herkent, uitbeeldt en bezingt, het jaargetijde waarin het ononderbroken vloeien wordt gevoeld van het leven dat de dierbare gebeurtenissen uit het verleden terugbrengt in de herinnering; en Mario Luzzi en Vittorio Sereni, die opstijgen naar òf een strenger intellectuele òf een dieper humane poëzie.
Ik geloof dat ik op deze wijze heb aangetoond, dat aan de hedendaagse geestelijke ontwikkeling van het bewuste naar het onderbewuste en naar de existentialistische angst, in Italië een beweging van het proza, van de verhaalkunst en van de lyriek heeft beantwoord, die langzamerhand de vormen en het taaleigen gevonden hebben om de verschillende innerlijke lotgevallen van de moderne mens in kunstvorm vast te leggen.
(Vert. G.A. Bouwman-Pot)
|
|