Kort commentaar
Haak-In
Het is natuurlijk prachtig dat door middel van de radio een bedrag van ruim twee en een half millioen gulden ten bate van een zo voortreffelijk doel als de kanker-bestrijding bijeengebracht is kunnen worden. Ook is er geen enkele reden om aan de goede bedoelingen te twijfelen van degenen die deze actie op touw gezet en tot een zo uitnemend einde gebracht hebben.
Maar wèl is er reden, zich af te vragen of zelfs die Haak-In-actie niet als een misbruik van de radio-zendtijd beschouwd mag worden. Ze is immers niet meer dan een voorwendsel om nog enige practisch-humanitaire zin tegeven aan een van die radio-gezelschapsspelen, die een zich meer en meer uitbreidend programma-onderdeel vormen en de radio op haar spitsuren voor een niet geheel cultuurloos mens ongenietbaar maken.
Daartoe werken al evenzeer mee de talloze oppervlakkige kletspraatjes, die als vast bestanddeel op het verschijnen van de ‘KleineMan’ zijn gevolgd, de kwasi-diepzinnige ronde-tafel-gesprekken die als imitatie van de Radiolympus verschenen zijn, de neiging om iedere onbenul uit de luisterende menigte zijn duit in het zakje te laten doen, en de gewoonte om elke dubieuze best-seller voor de microfoon te bewerken.
Informeerde men voor de oorlog bij lieden, die in hun vrije tijd een boek plachten te lezen, muziek maakten of de schouwburg bezochten, wat zij van hun radio vonden, dan kreeg men veelal kritiek op de Bonte-Dinsdagavond-trein te horen. Nu is dat anders, nu zijn er al tallozen die voor de hele radio hun schouders ophalen, ondanks of juist dóór het feit dat de radio-omroeptechniek sinds tien, twintig jaar enorm vooruitgegaan is. Die techniek is een vak op zichzelf geworden en telkens worden er nieuwe vormen gevonden - en prompt door de concurrenten geïmiteerd - waardoor de luisteraar geactiveerd kan worden. Maar vraagt men naar de inhoud van die nieuwe vormen en hun scheppers, dan kan men wel eens terugverlangen naar die grijze oudheid van de radio, toen een uitzending van de Matthaeus-Passion nog een gebeurtenis was.
J.R.