Een stuk van Fry op te voeren is geen geringe taak, er is een nieuwe speeltrant voor geboden, die de meesterlijke auteur de ruimte geeft, zijn poëzie tot on werkelijke werkelijkheid om te zetten. Cruys Voorbergh, die de regie op zich had genomen, stond voor een zware taak, daar The Lady in de eerste plaats van deze nieuwe speeltrant afhankelijk is en het slagen van de opvoering samenhangt met de keuze der vertolkers. Deze keuze was niet gelukkig. Elise Hoomans, de begaafde actrice, die met haar stem zo veel kan bereiken, was voor de rol van Janet, de ‘golf van licht van een meter zestig hoog’, geheel ongeschikt. Het vederlichte, speelse, flonkerende van dit Ariël-achtige figuurtje kwam nergens op het niveau, dat werd vereist, om Fry te begrijpen. Johan Schmitz gaf de soldaat Thomas met begrip; zijn dictie en ironie waren goed, maar toch ontbrak het hemelbestormende, waarin Fry deze prachtige figuur heeft gedrenkt.
Het heeft geen zin, de verschillende tekortkomingen der vertolking in detail aan te tonen. Op zichzelf waren er mooie toneelfiguren, in de eerste plaats Cruys Voorbergh als de kapelaan, dan Hetty Beck als de zuster van de burgemeester en Huf als de magistraat. Maar alles was afgestemd op het concrete, er werd teveel geacteerd en de sfeer, waarin dit spel-van-de-lente als in een voorjaarsnevel zijn poëtische gestalte had moeten tonen, ontbrak. Men moet toegeven, dat Michel van der Plas bij de vertaling voor schier onoverkomelijk moeilijkheden stond, daar dit stuk met zijn staccato dialoog in het Engels een klankrijkdom bezit, die in onze taal bijna niet is weer te geven; toch bleef de vertaling onbevredigend en hinderden hier en daar uitdrukkingen, (zoals ‘toffe jongens’), waardoor het brillante, aristocratische van Fry's poëzie soms teloorging.
Tot slot van dit seizoen bracht de Nederlandse Comedie onder regie van Johan de Meester het Engelse blijspel Kapitein Carvallo, van Denis Cannan, dat in Londen volle zalen heeft getrokken. Het stuk speelt op de Balkan tijdens een oorlog, waarbij twee partisanen opdracht krijgen, een vijandelijk officier en diens oppasser, die bij boeren zijn ingekwartierd, uit de weg te ruimen. De officier heeft zich echter bij de partisanen en vooral bij de boerin een ‘goede pers’ veroverd, zodat de opdracht slechts in schijn wordt uitgevoerd. De schuur, waarin de vijand is ingekwartierd, wordt opgeblazen, terwijl de officier en zijn oppasser aangenaam door de boerin en haar dienstmeisje worden beziggehouden.
Shaw heeft met Balkan-oorlogen de spot gedreven en ook Denis Cannan neemt deze oorlogs-situaties niet au sérieux. De bedoeling is, dat wij om dit ‘luchtige’ geval lachen en dat doen wij ook wel, zij het dan met een