Gemakzucht of taalarmoede?
Een woord van vreemden, speciaal Grieksen of Latijnsen, oorsprong ter aanduiding van een wetenschappelijk begrip verdient in vele gevallen de voorkeur boven een uit de omgangstaal: het is veelal internationaal in gebruik en niet, als het inheemse, belast met storende associaties.
Iets gans anders is het echter, wanneer men een woord uit een moderne vreemde taal onveranderd in een Nederlandsen zin inlast. En dit schijnt nu juist bij wetenschappelijke auteurs hoe langer hoe meer gewoonte te worden. Men kan bij psychologen van een gegenstand-relatie en van Gestalt lezen, bij philosophen van een Sachverhalt en een Protokolsatz; theologen spreken van de Ich-Du-betrekking en verdiepen zich er in, of de heilsverkondiging al dan niet ausweisbar is; sociaal-oeconomische auteurs hebben het over planning en re- planning, over managers en managing, over free enter priseen full employment; teamwork en research hebben reeds hun weg naar de omgangstaal gevonden.
Men behoeft geenszins purist te zijn om dit heel lelijk te vinden en ook verontrustend. Voorzover het namelijk niet aan pure gemakzucht is toe te schrijven (die maar kwalijk gecamoufleerd wordt door het vreemde woord tussen aanhalingstekens te zetten) getuigt het van taalarmoede, die objectief kan zijn (het Nederlands niet rijk genoeg om het verlangde woord te leveren) of subjectief (de auteur niet taalgevoelig genoeg om het op te sporen of samen te stellen). En dat is alles even bedenkelijk.
E.J.D.