door Malherbe gegeven karakteristiek, is zij overwegend ‘lokaal-nasionaal’ van aard.
Dat dit zou veranderen beseft een ieder, die weet hoe snel in de twintigste eeuw Zuid-Afrika zich van een economisch achterlijk land met een haast patriarchale beschaving heeft ontwikkeld tot een moderne staat met wereldsteden en grootindustrieën, niet lange geïsoleerd van het buitenland, maar intensief beïnvloed door het Europese en Amerikaanse geestesleven. De jonge, ontwikkelde Afrikaner, losgeraakt uit het oude vertrouwde leven en de oude tradities van zijn volk en geslacht, stedeling geworden - hoewel met een bijna altijd aanwezig heimwee naar het platteland -, aan de universiteiten in contact met het moderne geestesleven, moest zichzelf in een totaal nieuwe wereld nieuwe waarden en normen scheppen of oude waarden in een soms moeizame worsteling voor zichzelf heroveren. Dit bracht hem tot een veel sterker innerlijke problematiek dan vroegere geslachten in Zuid-Afrika hadden gekend, een werkelijke strijd om zelfhandhaving en zelfbevestiging, nu niet langer van een volk in zijn geheel, maar van de vereenzaamde enkeling, en dit moest zijn neerslag vinden in de literatuur.
Omstreeks 1930 treedt een duidelijke verandering op in de letterkunde van Zuid-Afrika, een verandering door Prof. Malherbe aangeduid met de woorden ‘wending en inkeer’: de jonge schrijvers uit die jaren wenden zich af van het uiterlijke, van het typisch Afrikaanse en nationale motief, van een vaak zich op rhetorische wijze uitend chauvinisme, en keren in tot zichzelf, tot de eigen menselijke persoonlijkheid. Deze verandering voltrekt zich het meest opvallend in de poëzie: het vroege werk van de begaafde broeders W.E.G. en N.P. van Wyk Louw, van Elisabeth Eybers, van Uys Krige en I.D. du Plessis en de velen, die na hen kwamen, vertoont naast een zeer bewust streven naar schoonheid, waardoor hun optreden als een herhaling op kleiner schaal werd van de Beweging van Tachtig bij ons, een sterk individualistisch karakter. In deze poëzie spreekt de jonge mens in zijn worsteling met het leven; zijn problematiek is niet langer die van Zuid-Afrika alleen, maar die van de jeugd overal ter wereld. Aanvankelijk is de invloed van de moderne Nederlandse dichtkunst in deze poëzie zeer sterk en daar - in een begrijpelijke reactie op het werk van hun voorgangers - het typisch Afrikaanse motief in het begin bewust wordt verworpen, konden vele van deze verzen, afgezien van de taal, evengoed in Nederland of Vlaanderen geschreven zijn. Van belang voor deze periode is vooral de bundel essays, die Van Wyk Louw in 1939 publiceerde onder de titel Berigte te Velde, waarin hij als het ware het manifest