Begroting voor Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen is in handen gesteld van een commissie van 11 leden.
Daar - zoals reeds werd opgemerkt - de verschillende hoofdstukken van de Begroting niet meer in de afdelingen worden besproken, werd aan de leden van de Kamer, die niet behoorden tot de leden of plaatsvervangende leden der commissies, het recht toegekend om opmerkingen hunnerzijds aan de Begrotingscommissies toe te zenden, alsmede de vergaderingen dier commissies bij te wonen. Alleen wanneer de commissie bijeen zou zijn om het verslag over het in de commissie behandelde samen te stellen, zouden de andere leden van de Kamer geen toegang tot de vergadering hebben.
Aan de betreffende commissies werd een grote mate van vrijheid van beweging gegeven. Zij zouden met de ter zake verantwoordelijke Minister in overleg kunnen treden en van deze besprekingen - alsmede van het onderling beraad der leden - dadelijk eindverslag kunnen uitbrengen. Zij zouden echter ook eerst een voorlopig verslag kunnen samenstellen en later na ontvangst van de Memorie van Antwoord een eindverslag kunnen uitbrengen.
Niet alle Begrotingscommissies hebben dezelfde methode gevolgd. Sommige verslagen bevatten een samenvatting van de beschouwingen der leden, alsmede van het resultaat van het overleg met de Minister. Dit was o.a. het geval met de Begroting voor Binnenlandse Zaken.
Ten aanzien van andere begrotingen - wij noemen bijv. de begroting van Justitie - verscheen eerst een Voorlopig Verslag en later een Memorie van Antwoord en eindverslag. Bij Buitenlandse Zaken deed zich het bijzondere geval voor, dat Voorlopig Verslag en Memorie van Antwoord tegelijk in het bezit der leden kwamen. Maar welke methode ook gevolgd werd, de nieuwe proef heeft er niet toe mogen leiden, dat de beraadslagingen dit jaar korter waren dan in andere jaren en men voor Kerstmis door de politieke rijstebrijberg is heengekomen.
Is dit op zichzelf reeds een teleurstellend resultaat, mede valt te betreuren, dat op het ogenblik, dat wij dit overzicht schrijven, nog geen enkel begrotingshoofdstuk is aangenomen. Wel is een groot aantal hoofdstukken afgehandeld, maar de eindstemming kon niet plaats hebben, omdat er moeilijkheden rezen in betrekking tot de op elke begroting voorkomende post betreffende toelagen aan ambtenaren, aan wie buitengewone eisen worden gesteld. Over dit novum werd bij de begroting voor het Departement van Binnenlandse Zaken een uitvoerige discussie gevoerd; daarbij bleek dat een speciale salariëring van de z.g. topfunctionarissen de goed-