De Gids. Jaargang 113
(1950)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 462]
| |||||||||
C.D.J. Brandt
| |||||||||
[pagina 463]
| |||||||||
meest sinistere bedoelingen is gaan zoeken achter de politiek van Peking en dat men in zijn onzekerheid en angstigheid meer en meer de blik strak is gaan richten op deze éne veronderstelling: dat Peking al dan niet in opdracht van Moskou aanstuurt op een openlijke oorlog met het Westen. Een visie, die op haar beurt weer een versterking van de onzekerheid en een verheviging van de angst ten gevolge heeft gehad, zodat men volkomen in de fatale cirkelgang is aangeland. Wanneer ik in deze kroniek een poging ga doen om in deze begrijpelijke, maar daarom niet minder fatale sfeer van onzekerheid en angstpsychose, althans enige klaarheid en orde te brengen doordat ik probeer om tenminste enige verklaringen te vinden voor de Chinese interventie en het optreden van Peking binnen bepaalde redelijke grenzen terug te brengen, dan zou ik gevoegelijk kunnen beginnen met vast te stellen, dat de motivering van de Chinese interventie in Noord-Korea reeds zou kunnen worden gezocht in het effect, die zij in het Westen heeft gesorteerd. Zo iets, dan hoort het onzeker maken, het angstig maken van de tegenstander, het ondermijnen van zijn moreel dus, tot de middelen van de zenuwenoorlog en...van de gewone oorlog! Toch behoor ik niet tot degenen, die van oordeel zijn, dat dit de enige verklaring voor het Chinese optreden ter elfder ure in Noord-Korea is, dat de interventie van Peking met andere woorden dus alleen gezien moet worden als een angstaanjagerij in het algemeen, zonder dat er bepaalde concrete politieke doeleinden achter steken, die de regering van de Volksrepubliek bereiken wil. Hoewel ik niet wil ontkennen, dat dit element van een beproeving van de zenuwen van het Westen een zeer bepaalde en zelfs een zeer grote plaats moet hebben in de verklaring van haast iedere actie, die Peking en Moskou ondernemen, kan ik hier toch niet de oplossing in zien voor alle problemen, waarvoor wij in dit geval geplaatst zijn. Deze verklaring is voor mij te simpel, te weinig rekening houdend met de gecompliceerdheid van het hele geval, te zeer wishful thinking ook. Vooral als ik bedenk, welk een enorm risico Peking met dit optreden uiteindelijk loopt. Wat dit laatste betreft meen ik er goed aan te doen met nadrukkelijk voorop te stellen, dat het uitgangspunt van mijn beschouwing is, dat Mao Tse Toeng en de zijnen geen oorlog willen, integendeel, dat zij heel goed weten, dat zowel de communistische partij in China als het Chinese volk op het ogenblik niets ergers zou kunnen gebeuren dan een oorlog met de Verenigde Staten en hun bondgenoten. Ik durf zelfs nog wel verder gaan en zeggen, dat de regering te Peking haar interventie in Noord-Korea nooit zou zijn begonnen, wanneer zij niet de categorische verzekering van Moskou had gekregen, dat de Russen er voor | |||||||||
[pagina 464]
| |||||||||
zouden zorgen, dat de Chinese actie in geen geval een Derde Wereldoorlog tengevolge zou hebben. Wat zijn dan wel die concrete doeleinden, welke de regering te Peking op het oog heeft? Mij dunkt, deze laten zich samenvatten in één doelstelling, de totstandkoming van een voor China bevredigend vredesverdrag voor Japan, zijnde dit in de ogen van de tegenwoordige machthebbers in China de enige mogelijkheid om hen te bevrijden van hun angst zowel voor het Westers (in casu het Amerikaans) imperialisme als voor een permanent maken van de burgeroorlog met Tsang kai Tsjek. Want laten wij niet vergeten: die angst voor een agressief Westers imperialisme is bij Mao Tse Toeng c.s. inderdaad aanwezig. Wij kunnen er nu wel van overtuigd zijn, dat niet alleen wij hier in West-Europa, maar ook de Amerikanen niet de minste agressieve bedoelingen hebben tegen de Chinese Volksrepubliek, maar de regeerders in Peking vinden noch in de Chinese historie van de laatste honderd jaar noch in hun Leninistisch-Stalinistisch-Maotistisch dogma reden om hun tegenovergestelde mening zonder meer te laten varen. En nog veel groter (want geboren uit veel onmiddellijker en recenter herinneringen) is hun vrees voor het Japanse imperialisme. En wat menen zij nu uit de campagne der Verenigde Naties in Korea te mogen concluderen? Dat het Westen bezig is het Japanse imperialisme weer op te bouwen en dat zij dus binnenkort, als zij niet oppassen, te doen krijgen met de gecombineerd agressief imperialistische krachten van de Verenigde Staten en van Japan. Als zij dan aan Korea denken, dan schiet hun in de eerste plaats te binnen, dat dit schiereiland al sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw de poort aan het begin van de weg is geweest, waarlangs Japan zijn imperialistische doeleinden in Noord-China heeft trachten te verwerkelijken. Wanneer ik dan deze uit ervaringen van het verleden (tenminste gedeeltelijk) gegroeide angst van (communistisch) China voor de toekomst een ogenblik laat rusten en de terugkeer naar de actualiteit van het heden, dan moet ik constateren, dat de campagne der Verenigde Naties, dat wil zeggen van de Verenigde Staten in Korea onmogelijk zou zijn geweest, wanneer zij hierover niet hadden kunnen beschikken over Japan als basis. Dit is geen Chinese veronderstelling, dit is een feit. Ik constateer dit ook daarom, omdat de regering te Peking nog veel verder gaat en bewijzen beweert te kunnen leveren voor actieve deelneming van de Japanners aan de strijd. Volgens haar zouden over de dertig schepen, die aan de grote landingsoperatie bij Intsjon hebben deelgenomen, door Japanners bemand geweest zijn (een bewering, die tussen haakjes door het hoofdkwartier van Mac- | |||||||||
[pagina 465]
| |||||||||
Arthur nooit is tegengesproken, voor zover mij bekend) en dat Japanse soldaten zowel in het Amerikaanse leger als bij de Zuid-Koreaanse troepen actief aan de strijd zouden hebben deelgenomen. Nu weet ik wel, dat de Russen en hun vriendjes er bepaald meesters in zijn om de zaken voortdurend op de kop te zetten en hun tegenpartij te beschuldigen van dingen, welke zij net zelf gaan uithalen en ik geef deze beschuldigingen van Peking aan het adres van TokioGa naar voetnoot1 hier dan ook alleen weer voor wat zij eventueel waard zijn. De al- of niet juistheid en geloofwaardigheid hiervan doet trouwens niets af of toe aan het ene vaststaande feit dat ik constateerde, dat de campagne van de Amerikanen in Korea onmogelijk zou zijn geweest als zij Japan niet als basis hadden gehad en - voeg ik er nu bovendien nog bij - wanneer Formosa niet in welgezinde handen was geweest en gebleven. En nu? Welke conclusies heeft de regering te Peking uit dit alles getrokken? Kort en goed gezegd, dat zij haast moet maken om dit gecombineerde Amerikaans-Japanse imperialisme de pas af te snijdenGa naar voetnoot2. Wanneer heeft zij deze conclusie getrokken? Zodra zij meende, dat de beslissing over de Amerikaanse politiek in Korea gevallen was, dat wil zeggen tijdens de ontmoeting van president Truman en generaal MacArthur op het eiland Wake. In dit verband wijs ik er op, dat die samenkomst heeft plaats gehad op 15 October en dat de Chinese interventie in Noord-Korea, volgens MacArthur, begonnen is op 18 October: dit komt te mooi uit om alleen maar coïncidentie te zijn. Hoe wil Peking dit Amerikaans-Japanse imperialisme de pas afsnijden? Militair door een glacis vóór de Mandsjoerijs-Koreaanse grens te leggen in de vorm van een bevriende bufferstaat, die nog twee extra voordelen heeft:
En politiek wil Peking zijn doel bereiken door de Verenigde Staten te dwingen om een vredesverdrag over Japan te sluiten, dat op zijn minst:
| |||||||||
[pagina 466]
| |||||||||
Het lidmaatschap van de Verenigde Naties is dan bovendien bij dit alles nog zowel middel als extra-doelGa naar voetnoot2. Zo meen ik, dat het raadsel van de Chinese interventie in Noord-Korea, zowel dat van het ogenblik waarop als de redenen waarom, een plausibele oplossing heeft gevonden. Van het standpunt van Mao Tse Toeng bezien is zijn actie van de laatste maand dus wel degelijk een logisch en sluitend geheel. Ik herhaal nog eens: oorlog zoekt hij niet, maar hij is ervan overtuigd, dat hij de voornaamste punten van zijn geschetste program zonder oorlog kan bereiken, omdat hij erop speculeert: 1. dat het Westen nog veel minder een oorlog wil; 2. dat de Westelijke mogendheden tegenover zijn consequent doordachte politiek geen even klare staatkunde ten aanzien van het Verre Oosten kunnen stellen; 3. dat het Westen vóór alles zal willen vermijden om Peking helemaal in de armen van Moskou te drijven; 4. dat genoeg mensen in Amerika en West-Europa de ‘redelijkheid’ van zijn motieven en doelstellingen zullen inzien om een gesloten afweerfront onmogelijk te maken; 5. dat het gelijktijdige vredesoffensief van Stalin, met name zijn voorstel voor een nieuwe Conferentie der Grote Vier over Duitsland, gecombineerd met een sluwe propaganda over de snode bedoelingen van de Amerikaanse Republikeinen in het Verre Oosten en van Truman en het State Department met de herbewapening van West-Duitsland, zoveel onzekerheid, zoveel angst, dus zoveel défaitisme in de landen van West-Europa zullen teweeg brengen dat zij een tweede München even hard als een opluchting zullen voelen als zij dat in 1938 hebben gedaan. Of deze speculaties juist zijn? Dit zal de naaste toekomst moeten leren. Dat zij in ieder geval niet zo maar uit de lucht gegrepen zijn, kunnen wij nu reeds zien aan de toenemende onzekerheden in de politiek van de Atlantische Unie, die helemaal in het defensief is gedrongen, aan de in mijn ogen rondweg fatale politiek van Frankrijk, waar de hopeloze gedachte van een neutrale Derde Macht weer veld wint en aan de nieuwe ‘rebellie’ van Crossman, Foot, Driberg consorten in het Engelse Lagerhuis.
21 November 1950 |
|