| |
| |
| |
| |
A.N. Molenaar
Binnenlandse politiek
Het debat over de belastingontwerpen is in de Tweede Kamer minder vlot verlopen dan wij in ons vorig overzicht konden vermoeden. Op 25 October zijn de beraadslagingen, nadat Belastingcommissie en de Minister 2¼ uur tevergeefs hadden gepoogd om binnenskamers tot overeenstemming te komen, tot Donderdag, 2 November, verdaagd.
De Kamer was vastgelopen. Een amendement van de heer Lucas (K.V.P.) om in de Inkomstenbelasting voor de middengroepen niet onbelangrijke belastingverlagingen aan te brengen, stuitte op verzet van Minister Lieftinck. Aanneming van het amendement, dat door de A.R., C.H. en V.V.D. werd gesteund, zou de fiscus op f 45 millioen komen te staan en de dekking voor dit lek, die Dr Lucas aanbeval, wilde de Minister van Financiën niet aanvaarden. Daarin was een verhoging van de omzetbelasting voor diensten van 3 op 4% opgenomen en Minister Lieftinck stelde in het licht, dat daardoor slechts 34 millioen zou worden gevonden, waarvan dan het bouwbedrijf en het vervoerwezen het grootste gedeelte zouden moeten opbrengen. Daartegen had Z.Ex. bezwaar en tegenover de heer Ritmeester, die ook bezuinigingen wenste, hield hij vast aan de eis, dat er door belastingverhoging elders een volledige compensatie voor het prijsgeven van de 45 millioen gulden bij de Inkomsten- en Loonbelasting diende te worden gevonden. Mitsdien bood de heer Lucas 11 millioen gulden te weinig. De bovengenoemde fracties hielden echter voet bij stuk en toen de Minister mededeelde, dat het amendement - naar het oordeel van het gehele Kabinet - onaanvaardbaar was, kwam een kabinetscrisis in het zicht.
De fractievoorzitters traden naar voren. De heer Oud verklaarde zich aan een eventuele verhoging van de omzetbelasting niet te willen binden en drong op een onmiddellijke stemming aan. Ook Jhr van der Goes van Naters deed dit laatste, mogelijk in de veronderstelling, dat de K.V.P.
| |
| |
het niet op haren en snaren zou zetten. Het Parool heeft opgemerkt, dat tijdens dit spannende parlementaire debat geen der andere Ministers in de zaal aanwezig was, waaruit het concludeert, dat Minister Lieftinck's ambtgenoten er op rekenden, dat de K.V.P. tenslotte geen Kabinetscrisis zou willen riskeren. Hoe dit zij: de heer Romme vond in de woorden van de Minister aanleiding om te verklaren, dat hij een compromis mogelijk achtte. Ook Voorzitter Kortenhorst zag blijkbaar licht, de vergadering werd geschorst en na heropening deelde de voorzitter mede, dat de beraadslagingen over een week zouden worden hervat.
Toen de Kamer was uiteen gegaan, schreef De Tijd: De partij tussen Lucas en Lieftinck eindigt in remise. Maar ten slotte heeft de Minister de reis toch gehaald. Toen de Kamer op 2 November weer bijeen kwam, had Z.Ex. heel wat water in de wijn gedaan. Hij had een nieuwe tabel voor de Inkomsten- en de Loonbelasting ontworpen, waardoor de door de meerderheid van de Kamer gewenste ontlasting van de middelbare en de lagere inkomensgroepen werd verkregen. Daarnaast stond een voorstel om verschillende indirecte belastingen - vnl. de omzetbelasting - te verhogen. Hoewel de Minister de voorgestelde oplossing zelf niet de gelukkigste achtte, heeft hij zijn medewerking om met de Kamer tot een compromis te komen niet willen onthouden.
Wij kunnen hier ter plaatse op de onderdelen van de nieuwe voorstellen niet ingaan. De strekking er van was de omzetbelasting in het algemeen te verhogen, maar vooral het gebruik van luxe artikelen en andere, die een semi-luxueus karakter dragen, te treffen. Voor de laatste werd een tussentarief voorgesteld. Hoever hiermede moest worden gegaan, heeft nog tot een omvangrijke discussie geleid. Banketbakkerswaren, chocolade, suikerwerk, behangselpapier, boeken en wat al niet meer passeerden de revue. Hier en daar kwam de Minister de Kamer tegemoet, een enkel amendement werd aangenomen en toen was het einde van de behandeling in het zicht. Er moest alleen nog gestemd worden en toen het zover was bleek, dat er eigenlijk alleen over de verhoging van de omzetbelasting nog ernstig menigsverschil was. Voor tot stemming over de amendementen werd overgegaan hebben verschillende afgevaardigden verklaringen afgelegd en bij die gelegenheid liet de woordvoerder van de K.V.P., de heer Lucas, nog eens duidelijk uitkomen, dat zijn fractie weliswaar bereid was met het totale dekkingsplan mede te gaan, maar dat hem dit veel pijn deed en dat hij zich bewust was van de grote bezwaren, die aan 's Ministers laatste voorstel kleefden. Er kwam zelfs iets dreigends in zijn toon, toen hij zeide: op sommige punten hebben wij tegen onderdelen van het dek- | |
| |
kingsplan echter zulke grote bezwaren, dat wij wellicht daar een afwijkend standpunt blijven innemen. De Minister snoof lont en sprong dadelijk op - zeer ongebruikelijk bij het afleggen van z.g. korte verklaringen - en merkte vinnig op, dat de verhoging van het tarief van de omzetbelasting op diensten steeds de backbone was geweest van de compensatiesuggestie, die door een der grootste groepen uit de Kamer (lees de K.V.P.) bij hem was aanbevolen. Maar er gebeurden geen ongelukken meer en de verhoging van de omzetbelasting ging met 59 tegen 26 stemmen onder de hamer van de voorzitter door.
Voor de lezers van dit tijdschrift slechts één kanttekening over de handhaving van de omzetbelasting voor boeken en tijdschriften. De Minister was de Kamer te dezer zake gedeeltelijk tegemoet gekomen door de heffing bij de boekverkopers (detaillisten) te laten verdwijnen. Maar de heffing bij de uitgevers handhaafde hij. Hoewel er van talrijke zijden uit het land op was aangedrongen deze culturele artikelen op de lijst der vrijstellingen te plaatsen, heeft de Kamer een desbetreffend amendement-Hoogcarspel (Comm.), wat de boeken betreft met 70-7 stemmen en wat de tijdschriften betreft bij zitten en opstaan, verworpen. Alleen de heren Welter en Verhoeven steunden deze poging om de Nederlandse cultuur in bescherming te nemen. Was dit een weloverwogen votum of was de Kamer, na uren gestemd te hebben, vermoeid?
Van de belastingpolitiek naar de Algemene Beschouwingen over de Rijksbegroting is niet zo'n grote stap als de lezer wellicht zou denken. Bij de jaarlijkse algemene beschouwingen wordt immers in de Tweede Kamer - anders dan in de Eerste Kamer - ook de financiële politiek der Regering besproken. Welnu, daarover hebben wij enkele financiële deskundigen het woord horen voeren. Maar erg belangrijk kon dit na het uitvoerige belastingdebat niet meer zijn. De heren Schouten, Oud en Tilanus drongen nog eens op bezuinigingsmaatregelen aan. De eerste vond, dat er alleen bezuinigd was op die onderdelen van de Staatszorg, waarop ten gevolge van de beëindiging van de oorlog toch geliquideerd moest worden en de heer Oud vroeg zich af of allerlei nieuwe plannen, die reeds aangekondigd waren, wel verantwoord waren. Het verst ging de critiek van de heer Tilanus, die het in de Minister afkeurde, dat hij na 1945 had toegelaten, dat men in Nederland maar van een tamelijk hoge boom leefde; tal van diensten zijn uitgebreid, er zijn nieuwe rangen gecreëerd en alsof dit alles niet genoeg was, - riep hij uit - zijn onlangs de hoogste salarissen ook nog belangrijk verhoogd. Over dit laatste punt was de heer Schouten in het geheel niet te spreken.
| |
| |
Naar mijn gevoelen zien de critici in deze voorbij, dat reeds sedert jaren alle ambtelijke functies met de daaraan verbonden salarissen in het nauwe keurslijf van een zorgvuldig opgebouwd bezoldigingsbesluit zijn opgenomen. Van het maximum salaris in de ene rang springt men met f 100 of f 200 in het minimum van de hogere rang over. Dit is voor de hoogste rangen geen bevredigend systeem. Voor prima ambtenaren moet men hoge salarissen durven betalen. Maar dan moet van hen ook geëist worden, dat overbodige arbeidskrachten verdwijnen en de uiterste efficiency wordt betracht. Volgt de Regering deze lijn, dan zijn hoge salarissen voor topposities ook in financieel opzicht ten volle verantwoord.
Minister Lieftinck heeft de vergadering verrast met de mededeling, dat de Regering de financiële toestand van ons land zo zorglijk inziet, dat zij besloten heeft om op de kortst mogelijke termijn over te gaan tot herziening van het beleid, zoals dat in de Millioenennota is aangekondigd, voor het geval, dat de omstandigheden daartoe aanleiding zouden geven. De gedachten van de Regering gaan in deze richting, dat er op de Gewone Dienst, Buitengewone Dienst I en het Landbouw-Egalisatiefonds gezamenlijk een bedrag zal moeten worden bespaard van tussen de honderd en de honderdvijftig millioen gulden. Het ligt in het voornemen van de Regering om voorstellen dienaangaande ten spoedigste in behandeling te nemen en daarover overleg te plegen met de Kamer.
Wij verstaan deze mededeling zo, dat wat in de Millioenennota als mogelijk werd in uitzicht gesteld, thans zekerheid is geworden. Er zal dus naast de door de Minister ook genoemde efficiency-bezuinigingen op de subsidies voor de eerste levensmiddelen (Landbouwegalisatiefonds) en andere begrotingsposten tot een bedrag van 100-150 millioen worden bezuinigd.
Ons past thans niet anders dan van een belangstellende, zo niet nieuwsgierige, maar afwachtende houding blijk te geven.
Wij moeten thans iets zeggen over de eigenlijke politieke beschouwingen. Het is een blijkbaar niet te vermijden gebruik om bij dit eerste samentreffen in het begrotingsdebat allerlei onderwerpen aan te snijden, die later bij de verschillende hoofdstukken wederom de revue plegen te passeren. Zo werd er over de Westeuropesche samenwerking, het Atlantisch Pact, de herbewapening van Duitsland, maar ook over politieke delinquenten en kleuteronderwijs gesproken.
Wij menen goed te doen ons hier ter plaatse uitsluitend tot een bespreking van de binnenlandse politieke vraagstukken te bepalen, omdat de ons
| |
| |
toegestane plaatsruimte eenvoudig niet toelaat alle aangesneden onderwerpen in ons overzicht te betrekken.
De Troonrede, waarmede H.M. de Koningin op 19 September de huidige zitting van de Staten Generaal had geopend, heeft zowel in de pers als in het Voorlopig Verslag van de Tweede Kamer aanleiding gegeven tot veel critiek.
Bij het mondeling debat nam eigenlijk alleen de heer Tilanus vorm en inhoud van dit staatsstuk - waarvoor het Kabinet verantwoordelijk is - in bescherming. De heer van der Goes van Naters maakte er eigenlijk min of meer een grapje over, door te zeggen, dat zijn fractie (de P.v.d.A.) zich verheugde, dat we in het vervolg op de derde Dinsdag van September een boeiend verhaal van de Regering te horen zullen krijgen. Maar de heer Romme nam de zaak ernstiger op. Zijn betoog sloot zich ten volle aan bij wat door ons in het overzicht van October is geschreven. En dat deed ons goed.
De Troonrede is - aldus de heer Romme - naar mijn begrip, het samenvattende en rechtstreekse woord van de Regering tot het volk, uitgesproken door het Hoofd van de Staat te midden van de vertegenwoordigers des volks, maar het woord van de Regering tot het volk. Laat het zonder exegese begrijpelijk zijn voor iedere burger en iedere burgeres, begrijpelijk en pakkend of, zoals de Regering in de Memorie van Antwoordt zegt, ‘boeiend’.
De grote fout van deze Troonrede was, naar het gevoelen van Prof. Romme, dat er relatief te veel in stond over hoe-het-is en relatief te weinig van wathet-moet-worden en langs welke weg dat doel moet worden bereikt.
Minister President Drees bleek in zijn antwoord sceptisch over de mogelijkheid om het voortaan beter te doen. Och zeide hij, vroegere Troonreden spraken ook niet tot de verbeelding en als men zegt de Troonrede moet een lichtend doel voor ogen stellen, dan kan men dat doel toch ook slechts in algemene bewoordingen omschrijven. Maar er zijn toch ook wel heel goede Troonreden geweest. Ik noem die van 19 September 1901 (Kuyper) en de door Mackay op 1 Mei 1888 uitgesproken openingsrede.
Uitvoerig is van gedachten gewisseld over de vraag of het Kabinet door het uittreden van de C.H. Minister Schokking en diens vervanging door de heer s'Jacob op smaller basis is komen te rusten. De nieuwe Minister van Oorlog en Marine is nl. wel de C.H. beginselen toegedaan, maar geen lid van de C.H. partij. Hinc lacrimae. Wij willen een Minister, die lid is van de C.H. Unie, riep de heer Romme uit en de Minister President
| |
| |
antwoordde, dat hij met die wens op de duur zou rekening houden, maar dat zulks op dit ogenblik zeker niet mogelijk was. De heer Romme hield evenwel vol; de zaak ging hem blijkbaar zo zeer ter harte, dat hij de V.V.D. en de C.H. tegen de heer van der Goes van Naters in bescherming nam; deze had nl. opgemerkt, dat de V.V.D. en de C.H.-Unie - althans een deel van deze laatste partij - wel niet zo heel veel zouden gevoelen voor het toekennen van een leidinggevende positie aan de overheid in het economisch leven.
Nu had de Regering in haar antwoord aan de Kamer zeer voorzichtig gesproken van een beheersing van strategische punten om haar algemene leidinggevende taak op economisch gebied te kunnen vervullen. De heer Romme kwam nu met de partijprogramma's der beide partijen aandragen om de heer van der Goes duidelijk te maken, dat zowel V.V.D. als C.H. Unie leiding van overheidswege aanvaardden ‘zolang dit nodig is’ (C.H. Unie), terwijl het overheidsbeleid er op moet zijn gericht rechtstreekse overheidsbemoeiing overbodig te maken (V.V.D.). Dit sluit in, dat de Overheid thans een meer positieve taak heeft, maar in normale tijden meer als hoedster van het algemeen belang, ook op het economisch gebeuren, toezicht moet houden.
Wij geloven, dat de heer Tilanus het best heeft begrepen, waarom de K.V.P. de basis van het Kabinet in het voorlopig verslag had aangesneden. Immers in tegenstelling met de houding van de K.V.P. vóór 1948, had de heer Romme in 1948 een samenwerking met de P.v.d.A. alleen van de hand gewezen en het is duidelijk, dat de heer Romme thans niet geleidelijk, dus tussentijds, van de brede basis naar de smalle van vóór 1948 wil terugvallen. Dat deze spreker de gedane benoeming afkeurde was zijn goed recht, maar dat hij - nu de heer 's Jacob eenmaal benoemd is - alsnog een wijziging in het Ministrieel team verlangde was o.i. staatsrechtelijk onjuist en ook minder elegant.
In dit verband was het interessant te vernemen, dat de gedachte van het vormen van een z.g. derde macht, enige maanden geleden door de heer Oud gelanceerd, in de Kamer geen slechte ontvangst ondervond.
In de jaarvergadering van de V.V.D. had de heer Oud de wenselijkheid bepleit, dat naast de twee grootmachten (K.V.P. en P.v.d.A.) de drie kleinere partijen (A.R., C.H. en V.V.D.) zouden pogen tot een onderlinge samenwerking te komen. Laten wij onze krachten niet versnipperen, aldus de heer Oud, maar nagaan, wat voor gemeenschappelijks er tussen ons drieën is en laten wij met eerbiediging van onze verschillende uitgangspunten en beginselen trachten op bepaalde gebieden tot een gezamenlijke
| |
| |
gedragslijn te komen. Met warmte heeft de heer Oud op 9 November zijn denkbeeld nog eens toegelicht, met name wees hij er op, hoe de door hem gedachte samenwerking van invloed zou kunnen zijn bij een kabinetsformatie; dan vertegenwoordigt de troisième force evenals K.V.P. en P.v.d.A. ongeveer een derde van de Kamer.
De heren Schouten en Tilanus verwierpen de gedachte niet. Er zat misschien wat in, zei de heer Schouten. De heer Tilanus zou er eens over peinzen. Intussen wees hij er op, dat wij in Nederland verschillende partijgroeperingen kennen, die vrij stevig in ons volksleven - zo anders dan bij andere volken - verankerd liggen. De historie van ons volk heeft daartoe bijgedragen en die groeperingen in ons volk zijn gebaseerd op beginselen, nauw samenhangend met kerkelijke en godsdienstige inzichten. Met deze feiten moet men rekening houden, meende de heer Tilanus. Ook de leiders van de beide andere machten (woord waartegen de heer Schouten bezwaar maakte) gaven hun mening te kennen. De heer van der Goes deed het wat zuurzoet: och ja, ik juich het denkbeeld toe en voegde hij er stekelig aan toe, het is wel goed, dat de meer conservatief gezinden tot samenwerking komen. Hierop sloeg de heer Tilanus aan, vooral ook omdat de heer van der Goes had geïnformeerd waar de links georiënteerde elementen in de C.H. Unie dan heen moesten. Kijk naar uw eigen partij - repliceerde de C.H. leider; zorg dat gij in de P.v.d.A. uw linker- en rechtervleugel bijeenhoudt en maak u niet ongerust over anderen.
De heer Oud merkte op dat ‘Conservatief zijn’ een groot woord is in de politiek. Wie wil het goede niet behouden? Men kan den heer van der Goes evengoed conservatief noemen, omdat hij aan de oudbakken leuze der socialisatie - meer dan 30 jaren oud - blijft vasthouden.
De heer Romme bleek sceptisch over de mogelijkheid van samenwerking. vooral als men het bij een Kabinetsformatie eens moet worden. Weliswaar gaat de zaak mij niet aan - zo zei hij - maar als ik het goed begrijp, bedoelt de heer Oud meer dan een optelsom van drie verschillend geaarde groepen. Het overwicht, dat hij wil verkrijgen, wordt niet bereikt door simpele samenwerking; er is een zekere homogeniteit voor nodig. Ik geloof, dat de realiteit... en toen brak de K.V.P. leider zijn betoog af, omdat hij de tijd om zijn oordeel uit te spreken nog niet gekomen achtte.
Of zou de heer Romme gevoeld hebben, dat men hem met het volste recht had kunnen tegemoet voeren, dat ook tussen K.V.P. en P.v.d.A. geen homogeniteit bestaat, terwijl de politieke geschiedenis bewijst dat er vroeger, tijdens de coalitie, tussen katholieken en protestants-christelijken reeds een zekere homogeniteit heeft bestaan.
| |
| |
Wij moeten het hierbij laten. Er zijn meer gewichtige vraagstukken aangeroerd, maar de plaatsruimte laat niet toe langer bij dit algemeen debat stil te staan.
Ook de Eerste Kamer moet er ditmaal bij inschieten. Daar werd het Indonesisch beleid uitvoerig besproken en werden harde noten over Ambon gekraakt. De uiteenzetting van Staatssecretaris Blom over wat de Regering ter zake had gedaan, maakte een goede indruk. Voorzover zulks van de Ministertafel mogelijk is, heeft deze het optreden van de Veiligheidsraad gelaakt. In de Tweede Kamer heeft Minister Drees - met ongekende openhartigheid - verklaard, dat het principieel onjuist is, dat de voorzitter van de Veiligheidsraad gedurende October heeft nagelaten, het betreffende rapport van de Unci op de agenda te plaatsen, althans daarmede te wachten tot de laatste dag van zijn voorzitterschap. De Amerikaanse voorzitter heeft dus aan de mogelijkheid - en naar ons gevoelen de plicht - niet om een geschil tussen Nederland en Indonesië aan de orde te stellen, maar om een rapport van het door de Veiligheidsraad ingestelde orgaan te doen behandelen, geen gevolg gegeven.
Mijnerzijds is in de Eerste Kamer tot uitdrukking gebracht, dat ik de indiening van het tweede rapport als een doorgestoken kaart beschouwde teneinde een excuus te hebben om het eerste rapport ‘voorlopig’ niet te behandelen.
De bespreking van de verschillende hoofdstukken van de Rijksbegroting is intussen in de Tweede Kamer begonnen. |
|