| |
| |
| |
| |
Emmy van Lokhorst
Toneelkroniek
Het vrije toneel is deze herfst met een serie voorstellingen begonnen van het Engelse blijspel van Frederick Lonsdale The Way things go. Het is een van die pretentieloze stukken, die uitsluitend door de goodwill van regisseur en acteurs relief kunnen krijgen en wanneer wij weten, dat Cor Ruys zowel als regisseur als in de rol van Oom Charles aanwezig is, kunnen wij met zekerheid een vrolijke avond verwachten, en de vrij taaie heer Lonsdale op de koop toe nemen.
Het niemendalletje werd in deze geanimeerde vertoning echt genoeglijk waartoe Eric van Ingen, Gijsbert Tersteeg, Nell Koppen, Anton Ruys en de anderen levendig meewerkten. Bijzonder aardig was Ton van Duinhoven, de door de whiskey oplevende broer, en Kitty Knappert, het charmante meisje met de bijna versmade millioenen. Maar de gehele avond genoten wij van het dwaze aristocraatje van Cor Ruys, met zijn onverwachte uithalen, zijn steeds nieuwe vondsten van stembuiging, vreemde houding en zeer persoonlijke gebaren. Onweerstaanbaar is deze toneelfiguur, doordat hij niet zo maar mallotig doet, maar onder alles door een mens typeert, die boven elke situatie uit in een eigen sfeer leeft. Men is iedere keer, dat Ruys ons weer een blijspelfiguur voortovert van zijn speciale makelij, getroffen door de fantazie, de doordacht gecomponeerde details en het feilloze effect van zijn talent.
Het Rotterdams Toneel heeft het bestofte Wederzijds Huwelijksbedrog van Langendijk met de plumeau van het spinrag ontdaan, opgepoetst en op de planken gezet. De regie van Richard Flink had vaart en dikwijls aardige momenten, maar kon ons toch niet van de dreun dezer rijmelarij afhelpen. Mieke Flink deed wat zij kon, om ons te overtuigen van het grappige in dit blijspel, maar werd noch door Adolf Rijkens noch door Kees Brusse daarin voldoende bijgestaan. Langendijk moet maar in de vaderlandse archieven verder sluimeren, wij kunnen er anno 1950 ons niet meer mee vermaken.
| |
| |
De Haagsche Comedie nam De Fluwelen Handschoen van de Amerikaanse schrijfster Rosemary Casey op het repertoire, een stuk dat bekroond werd door de R.K. Organisatie voor kerkelijke, culturele en sociale belangen ‘St. Christopher’. Als het doek opgaat zien wij de gezellige grote kamer van Moeder Hildebrand in het klooster, een aardig decor van Willem Deering. De bisschop blijkt ontstemd over de uitlatingen van een der leraren aan het door Moeder Hildebrand geleide meisjeslyceum; in een dagblad is deze Dr Pearson communist genoemd en de bisschop eist, vooral op grond van hetgeen een verontwaardigd bankier hem meedeelde, het ontslag van de jonge onvoorzichtige leraar. Moeder Hildebrand neemt het op voor Dr Pearson, die volstrekt geen communist is en bovendien de verloofde van haar secretaresse. De bisschop moet onvoorwaardelijk worden gehoorzaamd; hij blijkt een opvliegend man te zijn, die zijn eenmaal ingenomen standpunt niet wenst prijs te geven. Hij moet dus met de fluwelen handschoen worden aangepakt en in die techniek blijkt de rustige, spirituele Moeder Overste onoverwinnelijk. Bijgestaan door de rectrix, Zuster Monica, weet zij de bisschop bang te maken, dat de geld-inzameling voor het nieuwe seminarie zal worden stopgezet, terwijl zij tevens de mogelijkheid laat doorschemeren dat de voornaamste steunpilaar van het bankiershuis, een zeer rijke Amerikaanse, haar geld aan de kwaadsprekende bankier zal onttrekken en er een schandaal in de pers van zou kunnen komen. Hierop verandert de bisschop van inzicht en de ‘brutale’ leraar wordt aan het lyceum gehandhaafd.
De toeschouwer wrijft zich bij dit spel de ogen uit. Is dit werkelijk een stuk, dat door de R.K. Organisatie voor kerkelijke, culturele en sociale belangen werd bekroond? Wanneer men ziet, hoe mensen knielen voor deze bisschop en de ring aan zijn hand kussen, verwacht men van deze kerkelijke heerser motieven van andere orde dan de geldelijke. Het is een merkwaardige propaganda voor het Katholicisme, die hier ten tonele wordt gevoerd. Met kunst en vliegwerk, met listige zetten en dreigementen wordt deze heerser naar het doel gedreven, dat de Moeder Overste in het vizier heeft. Zij speelt met hem als de kat met de muis, in een gevecht dat hoogst amusant is, maar staat het de culturele belangen voor? Om van de kerkelijke nu maar te zwijgen...
Waarschijnlijk is de schrijfster, en met haar de R.K. Organisatie ‘St. Christopher’, van mening, dat de vrijzinnige opvatting van bovengenoemde belangen (waarbij dan ook het herhaaldelijk ‘verdomme’ in deze vrome omgeving behoort) het prestige van de kerk niet schaadt. Een bisschop is met groot gezag bekleed, zijn woord moet worden gehoorzaamd, maar
| |
| |
de mens achter het kleed blijkt bedroevend van gehalte te zijn. De Moeder Overste zegt aan het slot dat de reputatie van haar en van de bisschop van weinig betekenis zijn, het voornaamste is, dat zij de Kerk niet geschaad hebben, iets dat nooit de vervulling zou zijn geweest van hetgeen zij zochten, toen zij hun levens in dienst van God stelden.
Men vraagt zich af, wat dit ‘zich in dienst van God stellen’ dan eigenlijk voor inhoud heeft. De Katholieken schijnen aan dit alles geen aanstoot te nemen, terwijl de niet-Katholiek zich erdoor beledigd voelt.
Voor de opvoering veel lof. Paul Steenbergen zorgde voor een uitstekende vertoning, waarbij Ida Wasserman als Moeder Hildebrand met fijne trekjes deze figuur tot een voortreffelijke rol maakte. Het was een genoegen, Willy Haak te zien als de strijdlustige zuster Monica. Henri Eerens was de weinig dankbare taak toevertrouwd, de bisschop voor te stellen. Waarom de regie echter Max Croiset als jeune premier koos, is niet duidelijk. Noch als minnaar, noch als vurig geavanceerd leraar kwam hij uit de stijve plooi. De ras-actrice die Heleen Pimentel is, kreeg in de rol van de secretaresse geen gelegenheid haar talent te tonen. Charmant gaf Anton Roemer de figuur van de oude deken. Het stuk had veel succes, dat voornamelijk door Ida Wasserman verdiend werd.
Het Amsterdams Toneelgezelschap kwam met de eerste Shakespeare-voorstelling van dit seizoen, De Getemde Feeks, in de regie van van Dalsum met Johan Schmitz als Petrucio en Jenny van Maerlant als de Feeks, in de uitnemende moderne vertaling van Mr O. van den Berg.
Het is merkwaardig, dat de Getemde Feeks nog steeds publiek trekt, en altijd een vrolijk succes behaalt. Shakespeare is hier slechts gedeeltelijk aan het woord, daar het een bewerking is van een stuk van ouder datum; met zekerheid van de meester zelf afkomstig schijnen slechts de scènes te zijn waarin Petrucio en Katharina optreden. De oorspronkelijke tekst geeft een voorspel waarin een dronken ketellapper in het bed van een Lord wordt gelegd, met de bedoeling dat de stakker bij het ontwaken in de waan zal verkeren, dat hij een edelman is. Om die waan te versterken komen acteurs ‘De Getemde Feeks’ voor hem spelen. In Engeland wordt dit voorspel nog wel gegeven, bij ons begint de voorstelling meteen met de Getemde Feeks.
De oude Baptista heeft twee dochters; de oudste, Katharina, moet eerst worden uitgehuwelijkt, voor de zachtzinnige Bianca aan de beurt komt. Petrucio besluit terstond, de snibbige oudste dochter voor zijn rekening te nemen, en ontwerpt een strategie waarbij de jonkvrouw geen kans krijgt, haar onhandelbaarheid te laten zegevieren. Petrucio brengt het
| |
| |
zover, dat Katharina de maan de zon noemt, volgens zijn suggestie, en de zon de maan. Met andere woorden, de ‘he-man’ slaagt erin, de jonkvrouw op hem te doen verlieven.
Een menigte van bijfiguren rondom dit vreemde paar geven het stuk een kaleidoscopisch beeld. Petrucio, de wildeman, die er aanvankelijk op uit is, een vrouw met een flinke bruidschat te huwen, blijkt langzamerhand zijn ‘Kaatje’ wel genegen te zijn en gaandeweg wordt dit aan elkaar gekoppelde stel mensen een romantisch liefdespaar.
De regie had de nadruk zodanig op Petrucio en Katharina gelegd, dat de overige figuren een verward en onduidelijk geheel vormden. Er was veel geloop, veel streven naar grappigheid, maar geslaagd kon men de vrolijkheid niet noemen. Decors en costuums werkten ook niet mee, om het lichte, zorgeloze van dit (van oorsprong) Italiaanse stuk gloed en charme van een bruiloft-spel te verlenen. De muzikale intermezzi, - op zichzelf goed gevonden, en de muziek van Maurice van Yzer was bekoorlijk genoeg, - duurden te lang, waardoor het tempo van het stuk werd vertraagd. Schmitz gaf zijn Petrucio die lompe voortvarendheid, die de rol eist; hij speelde met verve, maar de fijnere toets, het ‘Shakespeare-moment’ ontbrak toch naar mijn gevoel, zoals ook Jenny van Maerlant deze moeilijke rol, vooral naar het einde, niet overtuigend wist te brengen. De Feeks is een succes bij het publiek geworden, maar de vertoning is beneden het niveau van het A.T.G. gebleven.
De Nederlandse Comedie heeft de eerste opvoering van Leer om Leer, het in ons land slechts weinig gespeelde Measure for Measure van Shakespeare gebracht en daarmede een daad van grote artistieke betekenis verricht. De regie van Johan de Meester heeft dit indrukwekkende stuk tot zijn volle recht doen komen, daarin gesteund door de geestdriftige medewerking van zijn gezelschap.
De vrome Angelo, tijdens afwezigheid van hertog Vincentio met de absolute macht bekleed, veroordeelt Claudio ter dood, omdat deze een kind heeft verwekt bij Julietta, zonder haar te trouwen. Isabella, Claudio's zuster begeeft zich vanuit haar klooster naar Angelo, om het leven van haar broeder af te smeken. Haar deugdzaamheid werkt averechts op de moraliteit van Angelo die haar het leven van haar broeder belooft op voorwaarde dat zij Angelo een nacht zal toebehoren.
Vincentio, verkleed als monnik, bespiedt de gevolgen van de door hem op Angelo's schouders gelegde macht; hij is het, die in het geheim ingrijpt, het leven van Claudio en de deugd van Isabella redt en Angelo ter verantwoording roept.
| |
| |
Een gecompliceerd, diepzinnig gegeven, waarbij verschillende figuren in een ‘grens-situatie’ geraken, die voor hun innerlijk leven een openbaring is. In wezen is dit stuk een middeleeuwse moraliteit, naar de vorm een renaissance blijspel, fascinerend door de originaliteit der conflicten en de fijnzinnige, filosofische ontknoping.
Gerard den Brabander bracht de tekst in rijmende verzen over. Men kan erover twisten, of de blanke verzen van Shakespeare op deze markante wijze mogen worden overgebracht en er zelfs een zekere onbescheidenheid tegenover de meester in zien. Maar het valt niet te ontkennen, dat de geest waarin Shakespeare dit stuk schreef, door den Brabander's bewerking zo tot leven kwam, dat alles erdoor in fonkelende gloed werd herschapen. Welke bezwaren ook geopperd mogen worden, - nimmer hebben wij zulk een meeslepende taal in een Shakespearestuk gehoord, zo rijk van beeld en klank, zo bruisend van leven, zo gedurfd en direct, zo sappig en raak.
Het is moeilijk te zeggen, wie in deze vertoning ons het meest getroffen heeft. Het behoort tot de volstrekte uitzonderingen een zo belangrijk stuk te zien spelen door een gezelschap, waarvan alle acteurs het hoogste gaven wat zij bezitten. Niets was in deze vertoning verwaarloosd, de regie was bovendien zeer gelukkig in de keuze der rollen. Fiolet als de Hertog kwam geheel tot zijn recht in deze wijze figuur vol edele suprematie. Han Bentz van den Berg gaf de fanatieke Angelo met zijn vrome diaboliek in een aangrijpende creatie. Een mooie verschijning was Ellen Vogel als Isabella; niet slechts haar uiterlijke gestalte, - hoe prachtig viel het kloostergewaad om de ranke figuur, hoe betoverend gleed de kap soms van het blonde haar, - ook haar voordracht, haar stem, houding en gebaar was van een zuivere noblesse, waardigheid en kracht. Fons Rademaker speelde brillant en stralend van vitaliteit de fantast, en brutale kwaadspreker Lucio; een enkele maal was hij wellicht te luid, maar de rol verdroeg dat uitstekend.
De ‘onderwereld’ vertoonde een reeks van schitterend getypeerde figuren: Mimi Boesnach als de koppelaarster met Anton Burgdorffer als de tapper Pompejus waren rijk van fantasie. Jos Liesting was onovertroffen dwaas als Elboog de gerechtsdienaar, en gruwelijk als een nachtmerrie in de rol van de beul. Ton Lutz kreeg drie rollen: de rustige monnik Peter, de belachelijke jonker Schuim en de vervaarlijke moordenaar Bernardijn, alle drie bewonderenswaardig. Van de andere rollen was er niet een, die minder goed bezet was.
Decors en decorwisseling, het beeld van Vrouwe Justitia (van Paul
| |
| |
Gregoire), costuums, belichting, muziek naar zestiende-eeuwse componisten voor fluit en cello, bewerkt door Ina Lutz-Kranenborg, - het was alles door en door artistiek. Holland mag trots zijn en dankbaar voor deze sublieme vertoning.
De Haagsche Comedie bracht de première van Camus' ‘De Rechtvaardigen’, dat in Parijs zoveel succes verwierf. Het verplaatst ons naar het Rusland van 1905 en geeft de historische feiten van de aanslag op grootvorst Serge. Niet slechts als jaartal, maar ook als gedachtenwereld ligt dit gebeuren van 1905 wel ver van de mens van 1950. Deze terroristen die met zichzelf moeten vechten, om hun gevoel tot zwijgen te brengen, als zij gaan doden, hebben, naast hun heilige overtuiging dat zij alleen op deze wijze een betere toekomst voorbereiden, steun in hun sterk-levende broederschap. Yanek, de voornaamste figuur, doodt, ‘om het leven een kans te geven’, en moet daarvoor sterven. Zijn geliefde, Dora, die de bommen fabriceert, weet dat op aarde voor hen geen verbondenheid bestaat, slechts het touw van de galg kan hen verenigen.
Camus is geen geboren toneelschrijver, en met dit stuk is hij beneden Caligula en beneden ‘Het Misverstand’ geraakt. Als men ‘Les Justes’ vergelijkt met Sartre's Mains Sales, blijkt, dat een politiek stuk alleen door een sterk dramaturg kan worden geschreven. Hier wordt gepraat, gezucht, geklaagd, en de conflicten zijn niet belangwekkend genoeg, om de toeschouwer vijf bedrijven te boeien. Toch, - bon sang ne peut mentir, - biedt Camus stof tot nadenken, en het thema der broederschap wekt eerbied.
Dat de vertoning van de Haagsche Comedie niet bevredigde, ondanks de grote toewijding der spelers, lag eensdeels aan de regie (van Laseur en Croiset) anderzijds aan het feit, dat wij Hollanders geen politiek-harts-tochtelijk volk zijn, gelijk de Russen. De bezetting was in vele opzichten voortreffelijk. Bob de Lange muntte uit als de door haat verstarde Stepan. Willy Haak maakte een ontroerende figuur van de grootvorstin. Raak en eenvoudig was Johan Valk als de hulp-beul. Max Croiset kon als de ‘zonnige’ Yanek niet in die kwaliteit doen geloven, al speelde hij met begrip en intense wilskracht. De enige, die warmte en menselijkheid over het voetlicht bracht, was Heleen Pimentel als Dora. Het slot: het ooggetuigenverslag van de vrienden die bij het ophangen van Yanek aanwezig waren, was het beste van het stuk. Heleen Pimentel bereikte hier een dramatische kracht van ongewoon gehalte. De zin over het galgetouw, dat haar met de geliefde zal verenigen, was zo hevig geladen van tragiek, dat men, mede daarom ‘De Rechtvaardigen’ moet gaan zien. |
|