De Gids. Jaargang 113(1950)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 179] [p. 179] Kenneth Patchen Irkallah's witte holen Ik geloof, een jonge vrouw staat Omringd door een kring van leeuwen Aan de andere kant van de hemel. Zo dadelijk moet ik haar de bloemen brengen Die hier slechts dorren; en zij zal niet schreien Als mijn handen niet erg vol zijn. * * Een vlammend gewei zweeft binnen het woud des hemels En de weeklagende zeesteden Weerkaatsen de tred van hemelse voeten. O de prachtige ogen luiken... Wat deden wij dat wij zijn gezegend? Wat stierven wij dat wij haasten naar God? * * En al de dieren liggen weer slapend Elk in het eigen hol. Harige buiken rolrond van hun doodslag. Beschaving snotterend in en uit Als adem van een gestrande vis. Kruisiging in was. Reageerbuis-messiassen. Onbevlekte ontucht onder de rokende muren Van een dode wereld. Ik graaf naar mijn dood in deze duizend-watt drekhoop. Er is zelfs geen zuivere lucht genoeg Om in te sterven. O bloedbaardige verwoester! In andere tijden... [pagina 180] [p. 180] (Zwijgend glijden schuiten de rivieren des doods af) In een ander hart Rijpt dit kwaad misschien niet... Wat deden wij dat wij zijn gezegend? Wat vervloekten wij dat wij zijn verblind? * * Nu, met mijn zevengaats hoofd open Op de lucht waaruit een wondere zeeman komt Om zijn plaats in te nemen temidden der sferen - De lucht die God is En de zeeman die de slaap is - vouw ik Mijzelf ineen als een vogel boven vlammen. En Al mijn nachtsappen zingen. Slakken Komen uit onverwachte plekken en de lange lichte lansen van waterbuffels dringen in het groen kruis van mijn geboorteland. Ogen gluren uit zeewier dat zachtjes wuift Boven de torens en zilte poorten van een verloren wereld. * * Aan de andere kant van de hemel Staat een jonge vrouw omringd Door een kring van leeuwen - De jonge vrouw die een droom is En de leeuwen die de dood zijn. (Vert. Koos Schuur) Vorige Volgende