| |
| |
| |
Ezra Loomis Pound
Dansfiguur
Voor de Bruiloft in het Kana van Galilea
Geen als gij onder de danseressen,
Ik vond u niet binnen de tenten,
Ik vond u niet nabij de bronput
Onder de vrouwen met kruiken.
Uw armen zijn als het jong hout onder de schors;
Uw gelaat een rivier met lichten.
Blank als een amandel uw schouders;
Nieuwe amandelen pas gepeld.
En geen eunuch bewaakt u;
Verguld turkoois en zilver zijn in de plaats van uw rust.
Een bruin kleed, met gouddraad in patroon doorweven,
hebt gij rond u geslagen,
O Nathat-Ikanaie, ‘Boom-aan-de-oever’.
Als een beekje tussen zegge zijn uw handen over mij;
Uw vingers een koele stroom.
Uw maagden zijn blank als kiezels;
Geen als gij onder de danseressen;
| |
| |
| |
Klacht van de grens wachter
Bij de Noordpoort waait de wind vol zand,
Eenzaam van de aanvang der tijden tot nu!
Bomen vallen, het gras vergeelt najaars.
ter wacht over het barbaarse land:
Verlaten burcht, de hemel, de wijde woestijn.
Er is geen muur meer over in dit dorp.
Beendren wit van duizend winters,
Hoge hopen, bedekt met boom en gras;
Wie bracht de hete keizerlijke gramschap?
Wie bracht het leger met trommels en met pauken?
Een lieflijk voorjaar, verworden tot bloeddorstig najaar,
Een wirwar van krijgers, verspreidde zich over het Middenrijk,
Drie honderd en zestig duizend,
En droefheid droefheid als regen.
Droefheid die gaat en droefheid droefheid kerend.
Eindeloos verlaten velden,
En geen kindren der krijgskunst meer vindbaar,
Geen manschappen meer voor aanval en afweer.
O hoe kent gij ooit de sombre droefheid aan de Noordpoort,
Met Rihaku's naam vergeten,
En wij wachters voer voor de tijgers.
| |
| |
| |
De alchemist
Lied voor de Transmutatie van Metalen
Zeil van Claustra, Aelis, Azalais,
Als gij gaat onder het lichte loof;
Als uw stemmen, onder de lorken van 't Paradijs,
Zeil van Claustra, Aelis, Azalais,
Raimona, Tibors, Berangère,
Onder de donkre glans des hemels;
Overnacht, de pauw-gekeelde,
Breng de saffraan-getinte schelp,
Breng het rood goud van de esdoorn,
Breng het licht van de berkenboom najaars
Mirals, Cembelins, Audiarda,
In het zilvren ruisen der tarwe,
Agradiva, Anhes, Ardenca,
Van het pruim-getint meer, in ruste,
Van de vloeiende tinten van water
Breng de schitterende aard van vuur;
Van de wijde aarde en de olijf,
Van de barnsteen schreiende peppels,
Bij de lichte vlam van de vissende fakkel
Midonz, met het goud van de zon, het blad van de
peppel, bij het licht van het barnsteen,
Midonz, dochter van de zon, schacht van de boom,
zilver van het blad, licht van het geel van het
Midonz, gift van de God, gift van het licht, gift van
het barnsteen van de zon,
Geef licht aan het metaal.
Anhes van Rocacoart, Ardenca, Aemelis,
| |
| |
Van de kracht van het gras,
Van het wit, levend in het zaad,
Van het koper van het blad in najaar,
Van het brons van de esdoorn, van het sap in de tak;
Bij de forel slapend in 't grijs-groen van water;
Vanna, Mandetta, Vierna, Alodetta, Picarda, Manuela,
Van het gloedrood van koper,
Ysaut, Ydone, licht ruisen van blaadren,
Vierna, Jocelynn, koen van gemoed,
Bij de spiegel van gepolijst koper,
Vanuit Erebus, het vlakliggende land,
Land, dat gestrekt ligt onder de wereld:
Vanuit Erebus, uit de vlakke luchtwoestijn, liggend
Vanuit het bruin blad-bruin kleurloze
Breng de onmerkbare koelte.
Laat de geesten met vuur zich ontdoen van hun
schrikbewind en hun neevlen lichamen.
Laat hen het melkwit lichaam van agaat aannemen.
Laat hen de beendren van 't metaal saamtrekken.
Selvaggia, Guiscarda, Mandetta,
Regen goudvlokken op het water,
Azuur en vlokkend zilver van water,
Alcyon, Phaetona, Alcmene,
Bleekheid van zilver, bleke glans van Latona,
Bewaak hierom voor dauws kwaadwilligheid
|
|