| |
| |
| |
Koos Schuur
Amerikaanse dichters van de twintigste eeuw
Señora it is true the Greeks are dead:
It is true also that we here are Americans -
Wanneer men een overzicht wenst te geven van de poëtische ontwikkeling in de Verenigde Staten gedurende deze eeuw, kan men het best te werk gaan met een bijl of een bot mes: in ruwe lijnen het verloop weergeven, bepaalde détails naar voren halen en andere geheel verzwijgen, want in enkele pagina's alle dichters noemen en karakteriseren, die hun steentje hebben bijgedragen tot het bouwwerk van de amerikaanse poëzie, is beslist onmogelijk. Onvermijdelijk hierbij is, dat de bijl of het botte mes hier en daar uitglijdt en kleine onjuistheden ontstaan, die uiteindelijk het geheel misschien ten goede zullen komen.
Al direct moet ik met een onjuistheid beginnen, namelijk door Walt Whitman de eerste twintigste-eeuwse dichter van de Verenigde Staten te noemen, hoewel hij geboren werd in 1819 en overleed in 1892. Zelfs ben ik geneigd hem de eerste amerikaanse dichter te noemen en daarbij dichters als Freneau, Emerson, Longfellow en Poe over het hoofd te zien. Men kan evenwel niet over de huidige amerikaanse poëzie spreken zonder minstens enkele malen op Whitman terug te grijpen en op zijn Leaves of Grass te wijzen, die in 1855 voor het eerste verschenen. Zijn verzen verschilden zozeer van de gangbare poëzie uit de negentiende eeuw, dat de Amerikanen niets van zijn werk moesten hebben ondanks zijn mystieke verheerlijking van Amerika, de democratie en de gewone man. Het ging zelfs zover, dat het ministerie van binnenlandse zaken zijn werk als immoreel meende te moeten beschouwen, hetgeen Whitman zijn baantje aan dat departement kostte. Het was in Engeland, dat hij het eerst gewaardeerd werd.
Walt Whitman was, wat in ons land Vondel was en in Engeland Shakespeare: hij schiep voor een groot deel de amerikaanse taal of in ieder geval
| |
[pagina t.o. 160]
[p. t.o. 160] | |
Zelfportret van Henry Miller
Kenneth Patchen
| |
| |
toonde hij, dat er een amerikaanse taal bestond en in ontwikkeling was. Hij was een der eersten, die het vrije vers gebruikte: rijmloos en zonder traditionele vorm. Zijn gedichten zijn geheel gebaseerd op de spreektaal, vandaar dat er van het oude poëtische idioom in zijn gedichten weinig overbleef. Men vroeg zich af, waar haalde hij deze taal vandaan? Was dit eigenlijk nog wel poëzie? De sterk individualistische inslag van zijn werk, zijn verheerlijking van Amerika en van de democratie, zijn grote liefde voor de mensheid en de kracht, die van zijn werk uitging, bezorgden hem vele volgelingen, waarvan Carl Sandburg wel de voornaamste is. ‘I will turn the ends of my trousers around my boots and go with drivers and boatmen,’ schreef hij. ‘In other authors of the first class there have been celebrators of low life and characters - holding it up as curious observers - but here is one who enters it with love.’
Whitman zwierf door een groot deel van Amerika, werkte aan kranten en kwam met allerlei mensen in aanraking. De laatste twintig jaren van zijn leven maakte een verlamming een einde aan dit rondtrekken. Als curiositeit kan gelden, dat zijn moeder van Hollandse oorsprong was.
De eerste inderdaad twintigste eeuwers, die in het oog vallen, zijn twee dichters, die in het begin van deze eeuw het meeste gehoor vonden bij het amerikaanse volk: Edwin Arlington Robinson (1869-1935) en Robert Frost (geb. 1875). Robinsons roem was zeer wisselvallig. Hij is de dichter van Miniver Cheevy, child of scorn en andere psychologische portretten, alsmede van lange verhalende gedichten. Zijn werk is over het algemeen tamelijk somber en dramatisch. Luke Havergal is een van zijn bekendste gedichten. Hij leefde in betrekkelijke armoede, tot president Theodore Roosevelt zijn maecenas werd. Drie malen verkreeg hij de Pulitzer Prize. Hetzelfde viel Frost te beurt, alleen bleek zijn roem standvastiger. Frost bezingt in zijn verzen het leven in Vermont en New Hampshire, waar hij enige tijd landbouwer en later leraar was.
I choose to be a plain New Hampshire farmer
With an income in cash of say a thousand
(From say a publisher in New York City).
It's restful to arrive at a decision,
And restful just to think about New Hampshire.
At present I am living in Vermont.
Men heeft Frost wel de twintigste eeuwse Horatius genoemd om zijn rus- | |
| |
tige landelijke poëzie, zijn zachte humor en spot, de weinige lof die hij voor de stad heeft en het didactische karakter van zijn werk. Het meest bekend in Europa is hij waarschijnlijk door enkele zeer zuivere stemmingsgedichten over onbelangrijke gebeurtenissen in het leven van de plattelandsbewoners.
Tezelfdertijd kwamen drie middle-western dichters naar voren: Edgar Lee Masters (1869-1950), Nicholas Vachel Lindsay (1879-1931) en Carl Sandburg (geb. 1878), van wie de laatste de belangrijkste is. Masters is ook hier wel bekend als de auteur van de Spoon River Anthology, dit dramatische en realistische beeld van het leven in het Midden-Westen. Hij was op het gebied van de poëzie, wat Sherwood Anderson in het proza was. Lindsay is iets interessanter, al was het slechts om zijn verbeten vechten voor de poëzie in een land dat zijn poëzie niet lustte. Hij trad dikwijls in het openbaar op en droeg zijn verzen voor, waarbij hij zijn gehoor uitnodigde de refreinen mee te neuriën. Hij was een grote, stroharige man die, gekleed in een slechtzittend costuum, het podium betrad en half zingend half schreeuwend zijn verzen voordroeg. Natuurlijk moest het publiek, dat hem kende als ‘die jongen van Lindsay uit de Mainstreet’ op den duur weinig van hem hebben. Zijn onderwerp was Amerika en zijn geloof was in de amerikaanse aarde en in de natuur. Alleen al om het gedicht General William Boots Enters Into Heaven verdient hij de aandacht. Tevens mag men niet vergeten dat hij A Handy Guide for Beggars schreef en een essay The Art of the Moving Picture.
Sandburg stond, zoals ik reeds opmerkte, het meest onder invloed van Whitman. Ook hij verheerlijkte Amerika: de industrie, de landbouw, de steden en het landschap, de historische figuren en de gewone man. De titels van zijn bundels zijn karakteristiek: Chicago Poems; Smoke and Steel; Good Morning, America. Een van zijn bekendste gedichten is Chicago:
Hog Butcher for the World,
Tool Maker, Stacker of Wheat,
Player with Railroads and the Nation's Freight Handler;
City of the Big Shoulders:
They tell me you are wicked, and I believe them; for I have seen your
painted women under the gas lamps luring the farm boys.
And they tell me you are crooked, and I answer: Yes, it is true I have
seen the gunman kill and go free to kill again.
| |
| |
Hij genoot bekendheid als zanger van amerikaanse folksongs bij gitaar en banjo. Hij was melkbezorger, metselaar, boerenknecht, hotelbediende, kolensjouwer, huisschilder, soldaat, journalist, politicus (soc. dem. partij) en secretaris van de burgemeester van Milwaukee. Hij publiceerde The American Songbag en ontving vele universitaire onderscheidingen. De meeste bekendheid verwierf hij waarschijnlijk echter door zijn tweedelige Lincoln-biografie.
Terwijl vanuit het Midden-Westen enkele dichters naar voren kwamen, die Amerika en het amerikaanse leven bezongen en, bij wijze van spreken, een soort volkse poëzie schreven, ontstond in het Oosten een poëtische richting, die zich een geheel ander doel stelde. Het waren de Imagists onder aanvoering van Amy Lowell, aan wie D.H. Lawrence eens schreef: ‘How much nicer, finer, bigger you are intrinsically than your poetry is.’ Amy Lowell (1874-1925) heeft als dichteres dan ook weinig te betekenen, doch voor de amerikaanse poëzie heeft zij, evenals Harriet Monroe (beiden gefortuneerd en een klein beetje excentriek) zeer veel gedaan. De belangrijkste figuren, die uit deze groep zijn voortgekomen, zijn Ezra Loomis Pound (geb. 1885), H.D. (Hilda Doolittle, (geb. 1886) en T.S. Eliot, die men sinds lang als Engelsman beschouwt. Eigenlijk waren deze Imagists uiterst traditioneel, ondanks het gebruik van het vrije vers en nieuwe rhythmische effecten. Zij zochten hun voorgangers voornamelijk in de oude griekse, romeinse, chinese en japanse poëzie, evenals onder de franse symbolisten. Deze stroming sloeg later over naar Engeland, waar zelfs Lawrence er een tijdlang toe behoord heeft. Ezra Pound is de belangrijkste van deze groep en tevens een van de belangrijkste dichters van deze eeuw. Misschien is het oordeel over hem enigszins beïnvloed door de rol, die hij in de afgelopen oorlog heeft gespeeld, namelijk als amerikaans propagandist voor Mussolini, tengevolge waarvan hij nu, ontoerekenbaar verklaard, in een gesticht in de V.S. opgesloten zit (de enige methode om hem aan een doodvonnis te onttrekken). Van 1908 tot 1920 verbleef hij in Londen en kwam daar sterk onder invloed van de Engelse philosoof en schrijver T.E. Hulme, een voorvechter van de abstracte kunst, die op zijn beurt weer
beïnvloed was door Bergson, Remy de Gourmont en Sorel. ‘Poetry is a sort of inspired mathematics’ is een uitlating van Pound. In feite was Pound een estheet en een experimentator met een bijzonder grote talenkennis. Zijn belangrijkste gedichten zijn de Cantos. Het is opmerkelijk dat - waar de eerste gedichten van Pound sterk geïnspireerd waren op de antieke en de provençaalse poezie en op chinese verzen - deze Cantos geen enkele vergelijking meer
| |
| |
kunnen doorstaan met wat voordien aan poëzie geschreven is. Men vindt in deze lange, chaotische gedichten (waarvan de poëtische waarde m.i. beslist niet te ontkennen valt) vrijwel alles wat men bedenken kan: dialogen, monologen, stories, brieffragmenten en legio a-poëtische interpolaties - Pound schrikt er bij voorbeeld niet voor terug handelsberekeningen
EZRA POUND
in te lassen - politiek, godsdienst, anti-semietische uitlatingen, hele stukken in het Frans, Italiaans, Latijn, Grieks, Chinees etc. etc. De dichter betoogt, scheldt, spot, maar boeit bijna voortdurend door de sterke lyrische vlucht die zijn vers telkens weer neemt. Voor zijn laatste bundel, de Pisan Cantos, ontving hij na de oorlog de Bollingen-prijs, om welke bekroning heftige debatten zijn ontstaan. Velen konden het feit, dat deze ‘Italiaanse Lord Haw-Haw’ zoals hij genoemd werd, officieel onderscheiden was, moeilijk verkroppen. Te weinig bekend zijn helaas Pounds soms vermakelijke, maar altijd uitstekende essays. Zijn invloed op ver- | |
| |
schillende schrijvers is zeer groot geweest, o.m. op Eliot, Hart Crane en Archibald MacLeish. Omstreeks 1924 vestigde Pound zich aan de italiaanse Riviera en bleef daar tot hij door de amerikaanse troepen in 1945 gevangen werd genomen, beschuldigd van hoogverraad. Als enigszins verwant met de Imagists en de jonge Pound moeten genoemd worden John Gould Fletcher (geb. 1886) en William Carlos Williams (geb. 1883), waarvan de laatstgenoemde terecht kwam bij de zogenaamde ‘proletarian authors’ en een sterk realisme in zijn werk introduceerde. Wanneer ik minder belangrijke dichters en dichteressen over het hoofd zie (Edna St Vincent Millay; Elinor Wylie, Léonie Adams, Marianne Moore, de anthologieënbouwer Louis Untermeyer en de onder Pounds invloed staande Wallace Stevens), beland ik bij E.E. Cummings, Dudley Fitts en John Brooks Wheelwright, van wie laatstgenoemde eens aan Amy Lowell vroeg: ‘Miss Lowell, how do you write poetry if you haven't got anything to say?’, een overigens zeer onbeleefde vraag aan de ‘literary statesman’ van
Amerika.
aunt lucy during the recent
is more did tell you just
what every body was fighting
self etcetera lay quietly
eyes knees and of your Etcetera
Dit is een gedicht van Edward Estlin Cummings (geb. 1894) en het bezorgde deze dichter natuurlijk onmiddellijk de naam van excentriek, revolutionnair op alle gebied, want niet alleen was zijn typografie verrassend, ook zijn onderwerpen waren het. Er is geen dichter in de V.S., die zo weinig respect heeft voor het milieu, waarin hij leeft; vooral zijn wantrouwen tegen oudere personen en tegen vreemdelingen klinkt uit zijn
| |
| |
werk op. Misschien vindt dit gebrek aan respect zijn verklaring in het feit, dat Cummings een domineeszoon was uit Boston. Het was geen gevecht, dat Cummings in zijn werk leverde, het had meer van een schijngevecht: bijtende spot, bittere satire, commedia dell'arte. Naast gedichten publiceerde hij The Enormous Room (een persoonlijk verslag van zijn ervaringen in de eerste wereldoorlog), toneelstuken en een satirisch ballet met als onderwerp ‘de hut van Oom Tom’.
John Brooks Wheelwright (1897-1940) is bekend om zijn belangstelling op sociaal gebied en als de stichter van de John Reed Club aan de Harvard Universiteit. Hij publiceerde een tijdschrift voor arbeiders Poems for a Dime en o.m. een Political Selfportrait.
Eveneens een ‘political poet’, maar belangrijker dan Wheelwright is Archibald MacLeish, die in zijn werk sterk onder invloed stond van Pound, Eliot en St John Perse. MacLeish (geb. 1892) was een van de redacteuren van het tijdschrift Fortune en heeft voor de jongere amerikaanse dichters veel betekend. Hij was de revolutionnair par excellence en vooral in de twintiger en dertiger jaren van deze eeuw werkte dit op de jongere dichters als een magneet op ijzervijlsel. Hij schreef o.m. manifesten over de Ars Poetica en won de Pulitzer Prize in 1932. Gedurende de tweede wereldoorlog was hij enige tijd directeur van een regeringsvoorlichtingsbureau.
Onder invloed van Whitman en later van Eliot trachtte Hart Crane (1899-1932) als eerste deze technische eeuw in zijn werk uit te beelden. Zijn poëtisch oeuvre is enigszins ongelijk, evenals zijn leven een heen en weer schommelen tussen uitersten was. Hij schreef een zeer geladen poëzie met rhetorische inslag en met een beeldvorming, die ‘in de wandeling’ duister wordt genoemd. Zijn invloed op de jonge Engelse dichters, o.m. Dylan Thomas, is sterk. Op een terugreis uit Mexico sprong hij in 1932 overboord, honderd mijlen ten noorden van Havana.
Van dit moment af begint de invloed der Engelse Auden-groep in de Amerikaanse poëzie. En met deze invloed komt tevens die van het Marxisme duidelijker naar voren. Horace Victor Gregory (geb. 1898) behoort tot deze groep en verder Randall Jarrell, Karl Shapiro, Frederic Prokosch (meer bekend door zijn romans), Richard Eberhart, Dunstan Thompson en Kenneth Rexroth.
Een van de bekendste jongeren is thans Delmore Schwartz (geb. 1913). Ook hij staat onder Audens invloed. Zijn eerste bundel was een grote verrassing, vooral door zijn grote technische vaardigheid. Zijn verdere werk heeft evenwel teleurstelling gewekt.
| |
| |
Minder bekend, maar veel belangrijker is Kenneth Patchen (geb. 1911). Patchen schrijft een poëzie vol bitterheid, heftigheid en een zeer opvallende beeldvorming. Er is weinig over Patchen bekend en zijn werk moet men in ons land met een lantaarn zoeken, al verscheen zijn eerste bundel reeds in 1936. Hoewel Patchen geen surrealist is, heeft hij zeer veel geleerd van de moderne Fransen.
Tot de Amerikaanse surrealisten behoren o.m. Charles-Henry Ford (redacteur-uitgever van het tijdschrift View) en Hugh Chrisholm.
En tenslotte de negerpoëzie, waarvan hier slechts het werk van Langston Hughes, Countee Cullen en James Weldon Johnson (de schrijver van God's Trombones en van The Autobiography of an Ex-Colored Man) bekend is. Weinig echter weet men van Paul Dunbar (1872-1906), die in het negerdialect ging schrijven om door eigen volk gelezen te worden, James Edwin Campbell, wiens gedichten thans welhaast dezelfde anonimiteit bezitten als de negro spirituals; van Claude Mckay, afkomstig uit Jamaica, van Sterling Brown, die het arbeidslied der negers nieuw leven inblies, van Margaret Walker (geb. 1915) wier gedichten zuiver gesproken poëzie zijn, en van zovele jongere negerdichters, wier werk waarschijnlijk buiten Amerika zelden of nooit gelezen wordt. Ik denk hierbij aan ALBERT RICE (geb. 1903;) Waring Cuney (geb. 1906), wiens strijdliederen Southern Exposure door Joshua White gezongen worden en ook op gramofoonplaten opgenomen zijn; Robert E. Hayden (geb. 1913), wiens eerste bundel Heart-Shape in the Dust in 1940 verscheen en aan nieuwe talenten als Zack Gilbert en Leo Richards, beiden geboren in 1920.
Lange tijd heeft de amerikaanse poëzie gebouwd op de europese. Met Walt Whitman begon de kentering: een Amerikaanse poëzie ontstond, die deze naam waardig is. En op het ogenblik is het reeds zo, dat amerikaanse dichters (Hart Crane, Kenneth Patchen) hun invloed uitoefenen op jonge europese dichters. Ik wil hiermee niet zeggen, dat de amerikaanse poëzie uiteindelijk belangrijker is geworden dan de europese. Allerminst. Maar het zo lang en zo dikwijls als ‘cultuurloos’ uitgekreten Amerika is thans, wat de poëzie betreft, niet minder belangrijk dan welk europees land ook.
|
|