| |
| |
| |
W.J. van de Woestijne
Het land der wijde ruimten
Een economische beschouwing
Het beeld dat de gewone West-Europeaan zich na de tweede wereldoorlog van de Verenigde Staten gevormd heeft, draagt al te duidelijk de sporen van zijn toevallige ervaring. Voor hem is Amerika het land van de automobielindustrie, van de U.S. Steel Corp., van millioenen-steden als New York en Chicago, van het met milliarden dollars rekenende en uitdelende European Recovery Program.
Hij ziet Amerika als een onmetelijk groot, onnoemelijk rijk, ongedacht welvarend, hoog ontwikkeld industrieel gebied, waar de mensen allen in eigen auto's rijden en in wolkenkrabbers wonen.
Aan de rand van den wereldstad ziet hij dan als een soort wonderlijke buitenwijk ontspanningscentra als Florida en Hollywood waar filmsterren in badpak de schoonheid van de natuur genieten en... demonstreren.
Dit beeld is opgebouwd uit filmflitsen, die ieder voor zich een waar element bevatten, maar die te zamen toch een compositie geven welke geheel met de realiteit in strijd is. Wij willen daarom trachten in enkele bladzijden een betere schetstekening te geven. Meer dan een schets kan het niet zijn en het is zelfs de vraag of het mogelijk is van dit wonderlijk veelzijdige land in enkele bladzijden een beeld te ontwerpen dat niet, ongewild natuurlijk, een caricatuur zal blijken te zijn.
Voor het verstaan van de economische toestand van een gebied is het noodzakelijk inzicht te hebben in de ontwikkeling, die het doorgemaakt heeft. Oorzaken, die in het verleden gewerkt hebben, hadden toen hun gevolgen; deze gevolgen zijn niet ongedaan gemaakt zodra de oorzaken ophouden te werken. De gevolgen van voorbije oorzaken kunnen daarom nog hun invloeden op het heden uitoefenen.
Wij zullen ons hier weer tot de allerbelangrijkste bijzonderheden van Amerika moeten beperken. Als zodanig kiezen wij het feit dat er tot het begin
| |
| |
van deze eeuw nog in ruime mate ‘vrije grond’ beschikbaar was. Dit was vrije vruchtbare grond. De economische gevolgen van deze toestand kunnen wij het best aan de hand van de Ricardiaanse economie analyseren.
Aan de grens van de vrije grond vormt de grondrente of pacht geen bestanddeel van het verdiende inkomen. De gehele waarde van het product valt toe aan de ondernemende arbeider als vergoeding voor arbeid, ondernemersprestatie en kapitaalrente, aangezien de Ricardiaanse onderscheiding van ‘owner of the stock or capital’ en ‘labourer’ hier nog niet realistisch is.
Gegeven het feit dat in een jong gebied aan ondernemerszin geen gebrek is, en de omstandigheid dat in de gegeven omstandigheden, met weinig kapitaal een begin van exploitatie gemaakt kon worden, betekende de vruchtbare vrije grond, dat ieder die tot physieke arbeid in staat was als farmer een vrij hoog inkomen kon verwerven. Dit hoge inkomen in het Westen zoog de arbeiders, die als emigranten in het Oosten waren geland, weg. Zo was de vrije grond in het Westen oorzaak, dat ook in de overige delen van de Unie de lonen hoog waren. Werkloosheid was door de zelfde oorzaak onbekend.
Terwijl in West Europa het moderne kapitalisme zijn eerste ontwikkeling doormaakte in een economisch milieu met werkloosheid en deze aanvankelijk zelfs nog vergrootte, was het economisch milieu van het jonge kapitalisme in Amerika geheel anders.
Uit deze omstandigheden valt geredelijk te verklaren dat nu nog de arbeiders in Amerika in veel mindere mate anti-kapitalistisch zijn dan in Europa, zelfs een halve eeuw nadat de vrije vestiging op het land tot het verleden is gaan behoren.
De jonge, kapitalistische industrie in de U.S. moest tot ontwikkeling komen in een milieu zonder werkloosheid, met hoge lonen, en slechts een betrekkelijke overvloed van volkomen ongeschoolde arbeid.
De industrie moest dus ingesteld zijn op door arbeidsverdeling sterk vereenvoudigde arbeid, die door organisatie en kapitaalaanwending een hoge productiviteit had.
Toen deze structuur eenmaal ontstaan was, werkten er sterke sociale en economische krachten om deze te continueren. De tegenwoordige structuur van de Amerikaanse industrie vindt hier zijn verklaring.
Uit deze omstandigheden kunnen wij een merkwaardig misverstand oplossen. Velen, die in Amerika geweest zijn, klagen over het feit, dat het leven er zo duur is, omdat de lonen en de inkomens van de beoefenaren van vrije beroepen er zo hoog zijn. Hoe rijmt zich dit feit met de omstan- | |
| |
digheid dat de Amerikaanse industrie vaak scherp kan concurreren? Heel eenvoudig.
De lonen zijn hoog, maar in de industrie is dit ook met de arbeidsprestatie het geval. Dien ten gevolge kunnen de industrieproducten toch concurreren. Maar de arbeidsprestaties, welke zich niet lenen tot opvoering door arbeidsverdeling en machines, moeten ook hoog betaald worden. Hier staat tegenover het hoge loon geen relatief extra hoge arbeidsprestatie. De chauffeur van een taxi, de hotelknecht die een dienst presteert, de dokter of de jurist die advies geeft, zij allen presteren per uur niet noemenswaard meer dan hun collega's in Europa, maar wel is hun inkomen veel hoger, bijgevolg moeten hun tarieven voor ons wel hoog zijn. De toerist, die vrij veel van deze persoonlijke diensten behoeft, klaagt dus terecht over dat dure Amerika.
Maar bij alles wat in massa vervaardigd wordt, is de arbeidsprestatie ten gevolge van arbeidsverdeling, kapitaal aanwending en organisatie, hoog en kunnen de kosten per eenheid product relatief laag zijn.
Daardoor is Amerika duur en goedkoop tegelijkertijd. De prijsstructuur is er dus anders dan bij ons. Voor zoverre men daar te lande leven kan van het massa-fabrikaat leeft men goedkoop, of liever gezegd, kan men zich veel aanschaffen. Maar als men de luxe zoekt in individuele behandeling, in het privé genoegen, m.a.w. als men zich los wil maken van de massaproductie, dan wordt Amerika ineens duur.
Daardoor wel stofzuigers, ijskasten, telefoon en auto voor particulier gebruik, maar de dienstmeisjes zijn niet te betalen. De algemene loon- en prijsstructuur heeft zo zijn invloed op huishouden en huizenbouw.
Ligt in de omstandigheid dat de prijsstructuur in Amerika anders is dan bij ons, dus in het feit dat sommige prestaties goedkoop en andere, naar Europese begrippen duur zijn, geen mogelijkheid tot intensief handelsverkeer?
Zonder twijfel bestaan er sterke krachten, die het goedkope Amerikaanse massa-product naar Europa drijven, maar helaas lenen de prestaties, die in Amerika relatief duur zijn, zich in het algemeen niet voor import uit Europa. De diensten van huispersoneel, en vrije beroepen kan men nu eenmaal niet per postpakket overzenden. Zouden de leveranciers van deze diensten, dus de dienstmeisjes, de artsen enz., zelve naar Amerika gaan, dan zouden zij spoedig de zelfde hoge kosten van levensonderhoud hebben als hun Amerikaanse collega's en dus hun prestaties niet noemenswaard goedkoper kunnen leveren.
| |
| |
Toch zullen wij goed doen vooral te onderzoeken in welke bedrijfstakken onze technische arbeidsproductiviteit het minste ten achter ligt. Het zijn die takken, welke het beste in staat zullen zijn door export naar Amerika, dollars te verdienen.
Wij hebben uit het feit dat de Amerikaanse industrie in een milieu met hoge lonen en geen werkloosheid tot ontwikkeling moest komen, het een en ander betreffende de Amerikaanse techniek en de prijs-structuur af kunnen leiden. De zelfde oorzaak, n.l. het gedurende lange tijd beschikbaar zijn van vrije grond heeft nog andere gevolgen gehad.
Omdat de grond zo goedkoop en de arbeidskracht duur is, wendt men per acre zo weinig mogelijk arbeidskracht aan, of anders gezegd per arbeidskracht wordt een zo groot mogelijk aantal acres in gebruik genomen. Hier zien wij hetzelfde algemene verschijnsel als in de industrie. Er wordt gestreefd naar een zo hoog mogelijke arbeidsproductiviteit; dat dit gaat ten koste van de productiviteit per acre maakt niet uit; want de grond is goedkoop. In Amerika hebben wij daarom, ten aanzien van de grond, een extensieve cultuur. In vergelijking met de Westeuropese en in het bijzonder de Nederlandse akkerbouw, is het verschil groot. Bij ons is de grond duur en de arbeid relatief goedkoop. Wij hebben daarom, in vergelijking tot de grond, een intensieve cultuur.
De extensieve landbouw in de U.S.A. heeft niet alleen geleid tot een vroeg en uitgebreid gebruik van landbouwmachines, maar ook tot een dun bevolkt platteland. Aangezien de boer niet ver van zijn land kan wonen en evenmin ver van een centrum, heeft een dunne bevolking van het platteland tevens tot gevolg, dat daar de plaatsen klein zijn.
Amerika is niet, zoals wij in Europa vaak denken, het land van de grote steden, maar juist van de kleine en zeer kleine woongemeenschappen.
Aantal inwoners van de plaats |
Aantal plaatsen |
Bewoners in millioenen |
In procenten van het totaal |
Meer dan 100.000. |
92 |
38 |
28.8 |
10.000 - 100.000. |
985 |
25 |
18.8 |
1.000 - 10.000. |
5.592 |
17 |
12.7 |
Minder dan 1.000. |
10.083 |
52 |
39,7 |
|
_____ |
_____ |
_____ |
Toestand 1940 U.S.A. |
16.752 |
132 |
100,- |
Rond 40% van de Amerikanen woont dus in zeer kleine gemeenschappen van minder dan 1000 zielen! Dit moet sociaal van belangrijke invloed zijn,
| |
| |
want de meeste Amerikanen wonen in plaatselijke gemeenschappen waar ieder iedereen kent. Een wijde horizon en kleine intense gemeenschappen gaan hier hand in hand. Men geniet de voordelen van het klein-steedse zonder er de bekrompen nadelen van te hebben.
In 1947 waren er in de U.S.A. slechts 6 steden met meer dan 1 millioen inwoners, dus groter dan Amsterdam. Wel is hier de mammoeth van New York met 7,8 millioen en een reus als Chicago met 3,6 millioen bij, maar, hoe belangrijk ook, als hart en lever van Amerika, deze grote plaatsen zijn, zij kenmerken niet het leven van de Amerikaanse burger.
Grootte |
Nederland Bevolking in gemeenten |
U.S.A. Bevolking in plaatsen |
Meer dan 100.000 |
31.4% |
28.8 |
10.000 - 100.000 |
39.5% |
18,8 |
Minder dan 10.000 |
28.8% |
52.4 |
Vergeleken met U.S.A. is Nederland meer geurbaniseerd! Ook is daar de bevolkingsdichtheid veel geringer.
|
Bevolkingsdichtheid per vierkante mijl |
U.S.A. (geheel) |
45 |
|
N.O. deel |
220 |
|
Midden-Westen |
80 |
|
Zuiden |
47 |
|
Westen |
12 |
|
Nederland |
770 |
|
Zuid-Holland |
2100 (dichtst bevolkte provincie) |
|
Drente |
270 (dunst bevolkte provincie) |
Vergeleken met Nederland is zelfs de staat New York vrij dun bevolkt, ongeveer zo als Drente.
|
Oppervlakte in vierkante mijl |
Bevolking in millioenen |
Bevolking per vierkante mijl |
Staat New York |
49.204 |
14.4 |
290 |
Nederland |
13.000 |
10.0 |
770 |
| |
| |
Deze grote ruimte van de Verenigde Staten, gepaard gaande aan hoge welvaart, heeft eigen handelsproblemen gegeven. Typisch voor de Amerikaanse verhoudingen (dunne bevolking, met hoge koopkracht en massaproducten) zijn de mail-order houses. Ook de ‘Super-markets’ met hun grote diversiteit van artikelsoorten, konden hier tot een voorspoedige ontwikkeling komen.
Dramatischer hebben zich evenwel de verkeersproblemen in deze ruimten ontwikkeld. De trek naar het vrije land bracht een verschuiving van de grens der ‘civilisatie’ naar het Westen mee. De farmer, die de woudlopers en settlers volgde, kon zich economisch niet handhaven zonder verbindingen met het achterland. In principe waren deze verbindingen rendabel, doch niemand kon op een bepaald ogenblik voorspellen welke lijnen wel en welke niet in een blijvende behoefte zouden voorzien. Voegt men deze omstandigheid bij het feit, dat door de dunne bevolking ook de verkeersdichtheid gering was, terwijl de kosten voor het aanleggen van spoorwegen hoog waren, dan is het duidelijk dat de aanleg van een spoorlijn een speculatieve onderneming was.
De financiering van deze speculatieve spoorlijnen is een roman op zichzelf. Het is duidelijk dat de farmers, noch in het reeds stabiel geworden land, noch aan de grens, daarvoor in belangrijke mate middelen ter beschikking konden stellen. Voor zoverre zij middelen hadden, konden deze veel beter in het eigen bedrijf worden aangewend, waar de hoge waarde van de menselijke arbeid tot invoering van arbeidsbesparende machines leidde.
De Staten kwamen evenmin in aanmerking om de spoorwegen te financieren. Hier lag een zeer speculatieve taak voor de New Yorkse financiers, welke evenwel hun kapitaalbehoefte in Europa moesten dekken. Deze hebben in de eerste plaats daarbij hun eigen belangen en pas in de allerlaatste die van de Europese aandeelhouders behartigd.
Door de snelle expansie van Amerika, zowel in de breedte als in intensiteit, moest Amerika, ondanks zijn welvaart, of liever juist daardoor, een kapitaal importerend land zijn. Amerikaanse aandelen van de meest verschillende soort bevonden zich o.a. in de Nederlandse effectenportefeuilles.
De eerste wereldoorlog bracht een principiële ommekeer. Van debiteur voor 3,7 milliard dollar, in 1914 werd Amerika voor 3,6 milliard crediteur in 1919. Wij kunnen hier op de wereldhistorische betekenis van deze verandering niet ingaan, doch moeten volstaan met op te merken dat de
| |
| |
handelspolitieke structuur zich zelfs thans nog niet aan deze verandering heeft aangepast, hetgeen een van de oorzaken van de dollarschaarste in Europa is.
De geringe ruilwaarde van de grond, een ander aspect van de aanwezigheid van vrij land, heeft nog een ander, maar nu economisch ongunstig gevolg gehad.
Ricardo zag in de grondrente een vergoeding voor ‘the use of the original and indestructible powers of the soil’.
In de lage ruilwaarde van de grond komt tot uitdrukking, dat deze voor de individuele farmer goedkoop te vervangen is. Het is onder deze omstandigheden privaat economisch niet juist grote zorg aan het instandhouden van de vruchtbaarheid te wijden. Integendeel, vanuit dat standpunt is het voordeliger de grond uit te putten en daarna eventueel te verlaten. Ook de hoge waarde van de menselijke arbeid leidt tot deze politiek terwijl de mechanisch gedreven monocultuur, speciaal van granen, gemakkelijk tot uitputting en verwoesting van de grond kan leiden. Integenstelling immers met wat Ricardo dacht is de bodem niet indestructible!
Vooral in de laatste jaren is men in Amerika scherp gaan inzien hoezeer de basis voor het leven en voor de economie van Amerika, n.l. de grond, door erosie geleden heeft, hoe grote oppervlakten zelfs, als eertijds het vruchtbare Egypte, letterlijk tot een woestijngebied geworden zijn.
Het gevaar wordt evenwel duidelijk gezien en is dus kleiner dan enkele decennia geleden toen men er nog geen oog voor had. Het feit dat thansgeen vrije grond meer aanwezig is, gepaard aan de snel groeiende wereldbehoefte aan voedingsmiddelen, maakt dat men de kansen op overwinning van het erosie-gevaar wel redelijk mag noemen
Wij hebben bij dit overzicht de typische structuur van Amerika verklaard uit het beschikbaar geweest zijn van vrije grond in een tijd toen het ook technisch reeds mogelijk was tot een moderne industriële productie over te gaan. Wij pasten deze verklaringswijze toe op
a | de hoge loon- en inkomensstandaard |
b | de houding der arbeiders t.a.v. het kapitalisme |
c | de arbeidsbesparende methoden in de industrie (arbeidsverdeling, organisatie, kapitaalintensiteit) |
d | de afwijkende prijsstructuur, vergeleken met Europa |
e | de extensieve geïndustraliseerde landbouw |
| |
| |
f | de zeer geringe graad van urbanisatie |
g | de geringe bevolkingsdichtheid |
h | de eigenaardigheid van de Amerikaanse handel |
i | de speculatieve periode in de spoorwegbouw |
j | de periode van kapitaalimport |
Al deze verschijnselen bleken althans met het oer-gegeven verband te houden. Natuurlijk is het niet zo dat alleen de werking van de vrije grond al deze verschijnselen volkomen verklaart. Integendeel, daar waren bijkomende factoren voor nodig! Maar wanneer het er om gaat in enkele lijnen het economisch karakter der U.S.A. te schetsen, dan menen wij niet beter te kunnen doen, dan deze wijde ruimten als uitgangspunt te nemen. Zo krijgt men althans een niet al te vals synthetisch beeld. Dit beeld wijkt wel heel sterk af van de populaire voorstelling, die men zich gewoonlijk van Amerika maakt. Niet in de grote steden als New York of Chicago, noch in de industrie, auto's of olie, maar in de agrarische productie leggen wij de grondslag van het Amerikaanse leven.
Natuurlijk zijn millioenen-steden en industrie belangrijk, maar wij zijn ervan overtuigd, dat deze niet uitgangspunt doch eindpunt van een economische reisbeschrijving zullen moeten zijn. Eerst als wij ontstaan en bestaansgrond van deze steden en industrie hebben blootgelegd en naar wij veronderstellen, teruggevoerd zullen hebben tot die van leven en werken op het onmetelijke platteland, hebben wij de U.S.A. begrepen. Dat bij zulk een reis, de klassieke economische theorie, die RICARDO reeds in 1817 in zijn Principles of Pol. Economy and Taxation aangaf, een goede gids kan zijn, komt ons wel waarschijnlijk voor.
Alleen zal men goed in het oog moeten houden dat Ricardo zijn opstellen schreef in een Engeland dat toen in een soortgelijke fase verkeerde als de U.S.A. thans, n.l. in een fase waarin de vrije grond practisch verdwenen is, en de noodzakelijk geworden intensievere landbouw zijn eigen problemen op gaat roepen.
Internationaal maar vooral ook nationaal moet Amerika zich thans in de vroege morgen van een nieuwe dag bevinden.
Moge, in het belang van mensheid en democratie deze dag niet verduisterd worden door dreigende wolken! |
|