| |
| |
| |
Daniël Yankelovich
Psychologie in Amerika
Het grote publiek in Amerika heeft er slechts een vaag idee van, wat het begrip ‘psychologie’ inhoudt. Men onderscheidt nauwelijks de termen ‘psycholoog’, ‘psychiater’ en ‘psycho-analyticus’. Toch vertegenwoordigen deze drie termen drie stromingen in Amerika met volledig verschillende traditie.
Sedert de psychologie omstreeks 1880 vanuit Duitsland in Amerika werd geïmporteerd, bleef men tientallen jaren de traditie van Wundt volgen. Men experimenteerde op het gebied van waarneming en leerprocessen, men liet ratten door doolhoven lopen, en alles werd naar het voorbeeld van de exacte wetenschappen geobserveerd, genoteerd en in grafieken vastgelegd.
De intrede van de psycho-analyse in Amerika in het begin van deze eeuw bracht hierin geen verandering. Weliswaar maakten psycho-analytische begrippen in bepaalde kringen grote opgang, maar de psychologie bleef in wezen onveranderd: een academische wetenschap zonder practische toepassing, beoefend door zeer weinigen, en slechts vernieuwd door stromingen binnen het beperkte gebied van waarneming, geheugen enz. De ijverig experimenterende professoren vonden het gebied van de dieptepsychologie onwetenschappelijk en precair.
Deze ‘physische psychologie’ wordt nog steeds op de Amerikaanse universiteiten beoefend. De grote toeloop van studenten in de psychologie gedurende de laatste jaren is echter te danken aan een nieuwe tak: de ‘clinische psychologie’, waaronder men alle individueel toegepaste psychologie verstaat, dus psycho-techniek, psychotherapie enz.
Deze ‘clinische psychologie’ heeft veel te danken aan de psychoanalyse en psychiatrie, welker resultaten evenwel niet onveranderd werden over genomen. In tegenstelling tot de psychiatrie blijft de psychologie in de eerste plaats gericht op ‘normale’ mensen. En - vanzelfsprekend bij de overgang van een wetenschap naar de universiteit - de theorie kreeg meer nadruk. Hoewel de concepten van de zich nu ontwikkelende karakter- | |
| |
kunde voor een groot deel aan psycho-analytische stromingen werden ontleend, werd psycho-analyse als zodanig niet op de universiteiten gepredikt. Veeleer ging men tot een - vaak zouteloos - eclecticisme over of kregen theorieën de voorkeur op grond van een grotere logische samenhang.
Dat een student, die volgepropt is met theorieën van Freud, Jung, Adler, Lewin, Köhler, Macdougal, Watson enz. enz. niet klaar is voor de praktijk van een clinisch psycholoog, heeft men gelukkig begrepen. Zo wordt tegenwoordig door vele universiteiten voor de doctorsgraad in de clinische psychologie één of twee jaar practisch werken, bijv. in een krankzinnigengesticht of op een testbureau, verplicht gesteld. Vooral sedert de laatste oorlog worden psychologen ook opgeleid in psychotherapeutisch werk. In de ‘Veteran's Administration’ worden psychologen gebruikt voor therapeutisch werk met emotioneel gestoorde ex-militairen.
De psycho-analyse werd in 1906 door dr Abraham Brill naar Amerika gebracht, waar zij de eerste tijd weinig aandacht trok. Pas na de eerste wereldoorlog kwamen Freuds ideeën in de mode en hoorde men overal de wonderlijkste misinterpretaties van zijn theorie over de sexuele aetiologie van de neurose. De psychiaters trokken zich over het geheel niets van deze opwinding aan, en bleven hun zenuwpatiënten rustig behandelen met melk en zonneschijn.
En ondanks de toenemende populariteit van Freuds ideeën is de kaste der psycho-analytici nog altijd een heel klein groepje. Gedeeltelijk komt dit doordat men niet-medici is gaan weren bij het uitoefenen van de psychoanalytische therapie. Wanneer men zich realiseert, dat de opleiding tot psycho-analyticus bijna twintig jaar in beslag neemt (eerst ‘college’, dan een medische school, dan co-schappen, dan specialisatie in psychiatrie en dan nog eens psycho-analytische specialisatie), begrijpt men, hoe beperkt het aantal analytici wel zijn moet.
Behalve het bezwaar van de lange opleiding wordt vaak een ander bezwaar van de medische ondergrond van de analyticus naar voren gebracht: het natuurwetenschappelijk denken geeft vaak al te zeer de gerichtheid op ‘de zieke plek’. De meer intuïtieve gerichtheid van mensen als Jung, veelal door artisten voorgestaan, raakt bij deze psycho-analytici steeds meer op de achtergrond. En zo vindt men bij het lezen van psycho-analytische lectuur vaak de ongeloofwaardigste oordelen, voortspruitend uit de starheid van het systeem.
| |
| |
Verschillende scholen hebben geprobeerd aan deze starheid van het orthodoxe Freudianisme te ontkomen. De bekendste van deze scholen is die van Dr Franz Alexander in Chicago, waar men werkt met het ‘principle of flexibility’. Al naar het speciale geval wordt hier de patiënt door een manlijke of vrouwelijke analyticus behandeld, één of vijf maal in de week, met of zonder actief ingrijpen van de kant van de analyticus. In feite is dit principe niet zo nieuw, alleen wordt het door de school van Chicago meer systematisch toegepast. Het werk op het gebied van psychosomatiek lijkt eigenlijk een belangrijker bijdrage van de school van Chicago tot de wetenschap.
De psychiatrie in Amerika schiet in de eerste plaats te kort door het gebrek aan psychiaters. Terwijl er psychiaters met een privé praktijk zijn, die al hun tijd over tien patiënten verdelen, zijn er staatsinrichtingen voor geesteszieken met één arts op duizend patiënten. In zulke inrichtingen komt het voor, dat patiënten meer dan twintig jaar opgesloten zitten zonder ooit te zijn onderzocht.
Om in dit tekort te voorzien heeft de ‘Veteran's Administration’ een grootscheepse opleiding in het leven geroepen voor het vormen van ‘teams’. Dit principe van ‘teamwork’ is al gauw ook door andere inrichtingen overgenomen. Zulk een ‘team’ bestaat uit een psychiater, een psycholoog en een psychiatrisch geschoolde sociale werk(st)er. De psycholoog doet het testwerk, de sociale werk(st)er spreekt met de familie en verzamelt materiaal, de psychiater houdt zich met de therapie bezig. Vooral adviesbureaux voor moeilijke kinderen hebben veel succes met dit ‘teamwork’. Men gaat er steeds meer toe over, niet alleen het ‘moeilijke kind’ te behandelen, maar ook de sociale werkster met de ‘moeilijke ouders’ te laten spreken.
Naast de psychotherapie staat de organische behandeling van geesteszieken, die de laatste jaren in de gestichten veel is toegepast. Gelukkig is de mode van hersenoperaties al weer enige tijd bedaard; tot deze ingrijpende behandeling neemt men alleen nog maar in speciale gevallen zijn toevlucht. De electro-shock en de insuline-shock worden nog zeer veel toegepast, en met opmerkelijk succes, zij het slechts symptoomgenezing.
Er is hier geen plaats de talloze therapeutische methoden van de laatste tijd te bespreken. In het centrum van de belangstelling staan o.a. het psychodrama, de groepstherapie, de speltherapie en de ‘non-directive counseling’.
| |
| |
Vijf en twintig jaar geleden was het nog gewoon, zich te schamen voor het bezoek aan een psychiater. Nu is het even gewoon, er openlijk voor uit te komen, dat men voor persoonlijke moeilijkheden naar een psycholoog gaat. Er zijn zelfs rijke families, die er een familiepsychiater op na houden, zoals vroeger een edelman er een nar op na hield.
Speciaal de psycho-analyse kan zich de laatste tijd in een buitengewone populariteit verheugen. In sommige kringen kijkt men neer op iemand, die niet in analyse is of is geweest. Dominees houden psycho-analytische preken. Litteraire kritiek ontaardt in psychiatrisch geroddel, waarbij Kafka wordt weg-geïnterpreteerd op grond van zijn neurotische verhouding tot zijn vader en Proust op grond van zijn moederbinding.
De geweldige opgang die de psycho-analytische theorieën maken, is des te merkwaardiger, als men bedenkt, dat slechts een zeer kleine groep van goed gesitueerden zich de luxe van een analytische behandeling kan veroorloven. Het feit, dat men desondanks algemeen een verpopulariseerde vorm van psycho-analytische ideeën slikt, moet wel aansluiten bij bepaalde tendenzen, die in Amerika leven. De Amerikaanse eigenschap van het vooruit-willen-komen in de wereld, de jacht naar succes, kan men in dit licht bekijken. Wanneer men heeft gefaald, kan men zich, van psychoanalytisch gezichtspunt uit, voorhouden, dat hier geen sprake was van schuld, noch van een tekort aan capaciteiten, maar dat de oorzaak ligt in een of ander traumatisch gebeuren in de kindertijd. Daarmee wordt het falen gekleineerd, en men kan zich de mogelijkheid van een gunstiger ontwikkeling in de toekomst voor ogen stellen. Hierbij sluit de reeks van prulboeken aan, die vaak zo'n enorm succes hebben, bestsellers als How to Win Friends and Influence People, The Technique of Handling People en Influencing Human Behavior.
Men moet de psychologie vanzelfsprekend niet beoordelen naar dergelijke uitwassen. Toch ziet men ook vaak bij ernstige wetenschapsmensen de gevaarlijke tendens, het leven te verengen door middel van het allesverklarende systeem, en zo alles wat levend is weg te redeneren. Dit mag er niet toe leiden dat men met het badwater het kind weg gooit. Aan de psychologie in Amerika blijft een onzinnige en een serieuze kant.
* * *
| |
| |
| |
Non-directive counseling
Een Naschrift
Na dit algemene overzicht van de psychologie in Amerika, dat door de uitgebreidheid van het onderwerp schematisch moest blijven, leek het de redactie van De Gids passend, één onderwerp meer in detail te doen bespreken. Hiervoor is de ‘non-directive counseling’ gekozen, niet alleen omdat dit een therapeutische methode is, die in Amerika de laatste jaren veel opgang maakt en buiten Amerika nog betrekkelijk weinig bekend is, maar ook omdat dit onderwerp aansluit bij de essentiële problemen van alle psycho-therapie.
Men zal gemakkelijk inzien, dat de naam van deze methode een contradictio in terminis inhoudt. ‘Counseling’ wil immers zeggen: raad geven, en ‘non-directive’ betekent, dat deze raad niet gegeven wordt. Als excuus voor de naam kan men aanvoeren, dat het woord ‘counseling’ wel wordt gebruikt als een algemene term voor psycho-therapie, maar toch geeft de tegenstelling ook iets kenmerkends van de methode weer: een mens-in-moeilijkheden gaat, om raad te vragen, naar een psycholoog, die geen raad geeft. Niet alleen zal de ‘non-directive’ psycholoog weigeren practische adviezen te geven of morele overreding toe te passen, maar hij zal zelfs zo veel mogelijk vermijden, de complexen van zijn patiënt te interpreteren. Op dit laatste punt staat deze methode lijnrecht tegenover de psychoanalyse.
Carl Rogers, de woordvoerder van de ‘non-directive psychology’, is zelf psycho-analytisch geschoold, en zonder de psycho-analyse zou hij waarschijnlijk nooit tot zijn methode gekomen zijn. Zo heeft zij met de psychoanalyse de overtuiging gemeen, dat een neuroticus weinig geholpen is met een goede raad; bij de eerstvolgende gelegenheid zal de patiënt weer even hulpeloos zijn als bij de vorige. Bij beide methoden gaat men van de mening uit, dat het therapeutisch proces ertoe moet leiden, de patiënt zodanig te veranderen, dat hij zelf zijn moeilijkheden leert oplossen. En bij beide methoden is men het er over eens, dat men een patiënt geen moraal hoort op te dringen. Men staat de opvatting voor, dat een psycho-therapie niet hoort te betekenen, dat de patiënt zich de levensvisies van de toevallige therapeut eigen maakt, maar dat hij in een rijpingsproces zijn eigen mogelijkheden verwezenlijkt.
In de wijze, waarop men de patiënt in staat wil stellen, deze rijping te verwezenlijken, gaan de twee methoden uit elkaar. Reeds vaak heeft men het
| |
| |
practische bezwaar van de psycho-analyse ingezien: de lange duur van de behandeling geeft slechts welgestelde mensen met vrije tijd de mogelijkheid, er gebruik van te maken. Rogers meent nu de behandeling aanmerkelijk te kunnen bekorten door een grote hoeveelheid ballast overboord te gooien. Hij acht het in de meeste gevallen onpractisch, terug te gaan tot herinneringen uit de kindertijd of dromen en wil direct het actuele probleem aanpakken. Het analyseren van complexen beschouwt hij veelal als een intellectuele omweg, waarbij de emotionele kern van de moeilijkheden vermeden wordt. En tenslotte meent hij door de houding van de ‘nondirective’ psycholoog zowel weerstand als overdracht, die bij een psychoanalyse de behandeling zo lang en gecompliceerd maken, tot een minimum te kunnen reduceren.
De taak nu, die de ‘non-directive’ psycholoog zich stelt, is te reflecteren, wat de patiënt zegt. Dit reflecteren gebeurt op zo eenvoudig mogelijk niveau, opdat de patiënt in staat zal zijn, zijn eigen gedachtengang voort te zetten, ongestoord door eventueel afwijkende ideeën van de therapeut. In een voorbeeld van Rogers barst een meisje in snikken uit en roept, dat ze niet weet, waarom ze huilt. Voor de psycholoog is in zo'n geval de verleiding groot om te zeggen: ‘zou het niet zijn, omdat...’ enz., wat de kans groot zou maken, dat het meisje zich aangevallen zou voelen en zou gaan afweren. Rogers bepaalt er zich dan ook toe, eenvoudig te herhalen: ‘Dus je weet niet, waarom je huilt’, wat in dit geval al de omslag teweeg bracht. Het meisje kreeg haar eigen woorden te horen, en kwam er meteen van terug: ze wist best, waarom ze huilde.
De methode lijkt doodeenvoudig, maar wie er ooit de proef mee genomen heeft, weet hoe buitengewoon moeilijk het is. Het ene ogenblik is het een vereiste, dat de psycholoog letterlijk herhaalt, wat de patiënt gezegd heeft, opdat deze een spiegel voorgehouden krijgt. Het ander ogenblik zou een letterlijke herhaling belachelijk zijn, en is het van het hoogste belang, dat juist de gevoelstoon achter de woorden gereflecteerd wordt. Op weer een ander moment zou elke zin, die de therapeut zou zeggen, een storende interruptie zijn, en moet hij slechts door een ‘aha’ (het Amerikaanse woord voor ‘ja’) tonen, dat hij alles gevolgd en geaccepteerd heeft. Door het veelvuldige gebruik van dit woordje, dat zo typisch voor deze methode is, wordt er wel de bijnaam ‘Aha-method’ aan gegeven. Deze naam geeft duidelijk aan, hoe bescheiden en met hoeveel respect voor de persoonlijkheid van de patiënt de psycholoog zich moet instellen, om van deze moeilijke methode gebruik te kunnen maken.
Opdat ongetrainde psychologen niet hun patiënten als oefenmateriaal
| |
| |
zullen gebruiken, wordt op de universiteiten een soort practicum in ‘counseling’ gegeven. Eén student speelt voor patiënt en brengt een eigen of een verzonnen probleem, waarin hij zich zoveel mogelijk heeft ingeleefd, een andere student speelt voor therapeut, en het gesprek wordt op de ‘wirerecorder’ opgenomen. Naderhand wordt alles weer afgedraaid, en de psycholoog-in-spe krijgt van zijn patiënt, zijn professor en zijn medecursisten te horen, wat hij allemaal verkeerd heeft gedaan.
Men heeft de ‘wire-recorder’ niet alleen in de enigszins artificiële situatie van de universiteit gebruikt. Ook interviews met werkelijke patiënten zijn op deze manier opgenomen, en zo is het mogelijk geworden, dat Rogers één therapeutisch proces woord voor woord heeft kunnen weergeven in zijn boek Counseling and Psychotherapy. Het betreft hier een zeer intelligente, zeer neurotische jonge man, die met zijn moeilijkheden bij Rogers komt en na acht gesprekken een nieuwe houding tegenover het leven heeft gevonden. Het is buitengewoon boeiend en interessant in dit verslag te zien, hoe de ene mens reageert op de woorden van een ander mens, wat eigenlijk het probleem van de hele psycho-therapie is. En tenslotte geeft dit verslag een heel aardige indruk zowel van de verdiensten als van de beperkingen van Rogers' methode. De patiënt is na het achtste gesprek ongetwijfeld nog steeds zeer neurotisch. Hij heeft echter zijn werkhandicap overwonnen en staat daarmee veel positiever tegenover het leven.
Van psycho-analytische zijde heeft men de ‘non-directive method’ op grond van dit verslag van Rogers aangevallen. Deze methode zou slechts een uiterlijke aanpassing kunnen bewerken en hiermee in het teken staan van de zo typisch Amerikaanse gerichtheid op ‘social adjustment’. Hier is zeker veel van waar. Een methode, die zich richt op actuele problemen en niet op de verborgen structuren van het onbewuste, kan moeilijk een omvorming van de hele persoonlijkheid teweegbrengen. De resultaten blijven echter geenszins beperkt tot de oplossing van één practisch probleem. In vele gevallen heeft de ‘non-directive therapy’ tot een nieuwe gerichtheid geleid, die de patiënten ook nadien in staat heeft gesteld, zelf een oplossing voor eigen problemen te vinden.
(Vertaling en Naschrift: Hans Bendien)
|
|