maanden, die sedert de souvereiniteitsoverdracht verlopen zijn, er een wezenlijk begin is gemaakt met de door de Unie beoogde samenwerking op het gebied der buitenlandse betrekkingen. Weliswaar - aldus de heer Blom in antwoord aan de heer Romme - is er een fundamenteel verschil tussen de Westerse en de Aziatische geest, maar desondanks leidt het besef, dat naar buiten een groter voordeel voor beide partners is te bereiken, indien niet elk alleen optrekt, tot samenwerking.
Wat Nieuw-Guinea betreft, opende het debat na de discussie in de Eerste Kamer geen nieuwe perspectieven.
De gemoederen kwamen eerst recht in beweging toen de heer Oud het antwoord van de regering over het zelfbeschikkingsrecht der Indonesische volken volkomen onvoldoende verklaarde en met een scherp gestelde motie op de proppen kwam. Zij luidde als volgt:
‘De Kamer,
kennis genoemen hebbende van de mededeling van de Minister voor Uniezaken en Overzeese Rijksdelen, waaruit blijkt, dat de Regering zich zal beperken tot een optreden gericht op een zo goed mogelijk verwezenlijken van het zelfbeschikkingsrecht binnen het kader van een Indonesische Eenheidsstaat.
van oordeel, dat de Regering van dit standpunt uitgaande in gebreke blijft artikel 2 van de wet van 21 December 1949, Staatsblad J 570, op de juiste wijze uit te voeren,
spreekt over deze houding der Regering haar ernstige teleurstelling uit, en gaat over tot de orde van de dag.’
In de Kamer heeft het niet aan vriendelijke aandrang ontbroken om de motie, die in feite een motie van afkeuring was, in te trekken of te verzachten. In de pers is de motie enerzijds met instemming begroet, anderzijds als een politieke flater gekenschetst. De Nieuwe Rotterdamse Courant heeft het vermoeden uitgesproken, dat Mr Oud en zijn partijgenoten in de Tweede Kamer zich op de zaak hebben verkeken.
Het is dus goed eens na te gaan wat er nu eigenlijk met dat zelfbeschikkingsrecht aan de hand was.
In de nota verklaart de Regering, dat in Indonesië sterke aandrang wordt uitgeoefend om langs andere dan zuiver constitutionele weg tot een structuurverandering van de r.i.s. te geraken.
Wij hebben in ‘De Tijd’ gelezen, dat haar redactie van oordeel is, dat het zuiver een zaak is, die Indonesië aangaat, of aldaar een federatie dan wel een gecentraliseerde eenheidsstaat zal ontstaan.