dat hij het is die door een uitgave van diens Oeuvres (Gallimard) de aandacht heeft gevestigd op de bijna vergeten Félix Fénéon, criticus uit de periode van het symbolisme, die in 1944, bijna 83 jaar oud, overleed. Deze Félix Fénéon - of F.F. zoals hij tekende - is inderdaad een zeer merkwaardige verschijning geweest. Wat Paulhan aan teksten van hem verzamelde, bewijst dat hij een uitzonderlijk geval was, beter misschien nog: een van die ‘zonderlingen’ zoals ook Paul Léautaud er een is - maar minder creatief en veel minder productief - ‘en marge’ van de literatuur, maar deze tegelijkertijd verrijkend door hun originaliteit en de winst van een paar eigenschappen waarmee ieder auteur, voor wie het schrijven werkelijk waarde heeft, zijn voordeel kan doen. Een treffend voorbeeld van deze eigenschappen vindt men in de inleiding van Paulhan, waar deze vertelt dat Fénéon in 1894 gearresteerd werd, omdat men in zijn bureau, op het ministerie waar hij werkzaam was, mercurium en voetzoekers had gevonden en hij door zijn relaties met verdachte lieden als schilders en dichters, als anarchist beschouwd werd (wat hij in zekere zin ook wel was). F.F. zei tijdens de rechtszitting niet veel en antwoordde alleen op vragen die hem gesteld werden, maar de manier van antwoorden op zichzelf, zonder brutaliteit doch spits en lucide, tekent hem geheel.
Président - On a trouvé dans votre bureau des détonateurs, d'où venaient-ils?
F.F. - Mon père les avait ramassés dans la rue.
Pr. - Comment expliquez-vous qu'on trouve des détonateurs dans la rue.
F.F. - Le juge d'instruction m'a demandé pourquoi je ne les avais pas jetés par la fenêtre au lieu de les emporter au ministère. Vous voyez que l'on peut trouver des détonateurs dans la rue.
Pr. - Votre père n'aurait pas gardé ces objets. Il était employé à la Banque de France et l'on ne voit pas ce qu'il pouvait en faire.
F.F. - Je ne pense pas en effet qu'il dût s'en servir, pas plus que son fils, qui était employé au ministère de la guerre...’
De humor van het ‘vous voyez que l'on peut trouver...’ en van de subtiele tegenstelling tussen de employé van de Banque de France en die van het ministerie van oorlog, waar het een détonateur betreft, is meer dan gevatheid, het getuigt van een talentvolle intelligentie die in het niet zeer omvangrijke oeuvre van F.F. de boventoon heeft en hem reeds om dit superieure instinct tot criticus bij uitnemendheid stempelt.
Paulhan noemt hem de enige criticus die Frankrijk in honderd jaar gekend heeft. Dat is niet gering als men bedenkt dat de negentiende eeuw als de eeuw der critiek bij uitstek geldt. Maar voor wie niet bang is voor