Kort commentaar
‘Het Stelsel Leeflang’
De heer Leeflang, voorzitter van de Commissie voor de Propaganda van het Nederlandse Boek, sprak op een persconferentie over de moeilijkheid, om gedichten, korte verhalen en essays te verkopen en stelde daarbij ironisch de vraag, of het geld, dat in deze publicaties werd gestoken, niet beter rechtstreeks aan de auteurs zou kunnen worden gegeven, die er dan tenminste profijt van zouden hebben, terwijl zij nu dikwijls geen cent ontvangen.
De heer Gomperts van ‘Het Parool’ ging hier serieus op in en schetste de gevolgen van hetgeen hij het ‘stelsel Leeflang’ noemde, in een boutade, die niet van welsprekendheid ontbloot was. Het waardevolle van de gehele Nederlandse literatuur, die van oudsher voor 90% poëzie is, zou in het stelsel Leeflang, eenvoudig niet bestaan, zo betoogde hij. Kloos, Verwey, Gorter, Leopold, Roland Holst, Nijhoff, Marsman, Slauerhoff zouden hun fooitje van het boekenbedrijf hebben gekregen, maar de drukpers zou er niet aan te pas zijn gekomen, zo min als aan de essays van ter Braak of du Perron. Het zou tactischer geweest zijn van de voorzitter der C.P.N.B., indien hij zijn eigen vraag ontkennend beantwoord had.
Maar er moet ernstig bezwaar worden gemaakt tegen de wijze, waarop dit principiële betoog is ingekleed. Het contradictoire van de zaak is namelijk, dat nu juist de heer Leeflang zo uitermate geporteerd is voor de betekenis van de poëzie voor ons volk. Hij, die een persoonlijk vriend van Marsman was, streeft er met al zijn toewijding naar, het publiek nader tot de poëzie te brengen en zijn ‘raillerende’ opmerking op de persconferentie beoogde precies het tegenovergestelde van de conclusies, die de heer Gomperts eruit trok.
Niet alleen is het in de hoogste mate grievend voor een vriend der dichters, om te worden misverstaan in zijn bedoeling, maar door de welsprekende aanval van Gomperts is de figuur van Chr. Leeflang in een vals licht komen te staan. Door de ironische opmerking van Leeflang te betitelen als ‘het stelsel Leeflang’ is bij het publiek een verkeerde mening gewekt. Ten onrechte heeft Gomperts de opmerking van Leeflang gebruikt als springplank voor zijn boutade; ten onrechte heeft hij volhard in de bewering dat de voorzitter der propaganda-commissie onduidelijk zou zijn geweest in zijn woorden op de pers-conferentie. Zowel zijn bedoelingen als zijn daden tekenen Chr. Leeflang als een man die voortdurend op de bres staat voor de belangrijke literatuur, en daarvoor kan elk schrijver hem erkentelijk zijn.
E.v.L.