op een gegeven ogenblik onmogelijk zou zijn gebleken, het werk met handhaving van de eenmaal gestelde normen voort te zetten. Deze moeilijkheid heeft zich echter niet voorgedaan. Na D. Bierens de Haan, die van het begin (1885) tot 1895 de leiding heeft gehad, heeft tot 1911 J. Bosscha, daarna tot 1927 D.J. Korteweg en ten slotte tot aan het eind J.A. Vollgraff als redacteur gefungeerd en de thans voltooide editie levert het overtuigend bewijs, hoezeer elk van hen tegen de moeilijke taak opgewassen is geweest. Het heeft steeds tot de tradities van de Huygens-uitgave behoord, de namen van de bewerkers der opvolgende delen niet op het titelblad te vermelden. Men wilde laten uitkomen, dat het om Christiaan Huygens ging en om niemand anders; in de vrijwillige anonimiteit werd tot uitdrukking gebracht, dat men alleen zijn roem wilde dienen. Het was een motief dat respect en sympathie verdient. Door de tallozen in binnen- en buitenland die de Huygens-uitgave met erkentelijkheid en bewondering raadpleegden, werd het echter op den duur toch als een gemis gevoeld, dat men niet wist, wie het ontzagwekkende werk waarvan men profiteerde, verricht hadden. Daarom is het een goede gedachte geweest, in het laatste deel alsnog de namen van de redacteuren en van de medewerkers waarop zij, als zij dat nodig oordeelden, een beroep hadden gedaan, te vermelden.
In 22 statige delen, waarvan sommige een omvang van 1000 bladzijden bereiken, ligt thans het gehele levenswerk van het meest universele wetenschappelijke genie dat ons land heeft voortgebracht, voor ons, voorzien van alle inleidingen en toelichtingen die voor een juist begrip en een billijke beoordeling nodig zijn. Is daarmee nu tevens de studie van Huygens' wetenschappelijke persoonlijkheid en van zijn historische betekenis voltooid? Integendeel: zij moet eigenlijk nog beginnen. Nog ontbreekt er veel aan, dat wij een volkomen helder beeld zouden bezitten van de prominente positie die Huygens in de zeventiende eeuw in de wiskunde, de natuurwetenschap en de techniek heeft ingenomen en van de invloeden die hij heeft ondergaan en uitgeoefend; en er ontbreekt nog veel meer aan, dat dit beeld reeds tot gemeengoed zou zijn geworden van allen die in de geschiedenis van het wetenschappelijke denken en van zijn uitwerking in de menselijke samenleving belang stellen.
Maar die studie kan nu ook eigenlijk pas een aanvang nemen; eerst nu het materiaal volledig en volmaakt geordend ter beschikking staat, zal precies kunnen worden nagegaan, wie Huygens geweest is en wat hij tot stand heeft gebracht. Moge het resultaat van zulk een onderzoek ons binnen niet te langen tijd in den vorm van een voor brede kringen leesbaar boek worden voorgelegd.
Wij zullen niet de vermetele poging ondernemen, hier in enkele regels een indruk te geven van wat dit boek zou bevatten. Dat het belang zou hebben ver buiten de kringen van historisch geïnteresseerde beoefenaren van wiskunde en natuurwetenschap lijdt echter geen twijfel. Meer en meer dringt het inzicht door, dat van de vele krachten die hebben samengewerkt om onze hedendaagse cultuur in haar verwarrende mengeling van grootsheid en verworpenheid te doen ontstaan, de omwenteling die het wetenschappelijk denken in de zeventiende eeuw heeft ondergaan, wellicht de allerbelangrijkste is geweest. Voor wie dit inzicht deelt, verkrijgt de figuur van iemand die in deze omwenteling een zo groot aandeel heeft gehad als Christiaan Huygens, een betekenis, die spot met alle scheidingslijnen die men tegenwoordig zo graag tussen verschillende gebieden van het leven des geestes trekt.