Juno, haar grootste liefde - mèt de op zichzelf teruggetrokken Myra uit Eenzaamheid - haar voorkeur bleek hier minder dan bij de revue der mannen waar hooghartige maar kostelijke ironie de stier-mannetjes vernietigend treft, wier zwaarwichtige beweringen, vooral over ‘de vrouw’, ja juist wanneer ze ‘gesteund’ worden door schoolmeesterskennis der boekjespsychologie, zo uitermate lachwekkend is.
Maar thans gaf Anna Blaman ook het beeld van de vrouw die de nostalgie van de man zal vervullen: Louise Riffeford aan boord van De Kruisvaarder, het schip dat op weg naar Indonesië op een mijn zal lopen en waarbij zij èn Arthur Wings die het volmaakte beleefden dus zullen vergaan. En Anna Blaman ziet deze Louise zoals alleen een man haar zal zien (‘Binnen de laag uitgesneden blouse lag het begin te zien van haar borsten met daartussen de matte ivoorkleurige geul. Ze was mooi’, etc.) - afgezien dan van de associatie met de Johannes-glimlach van Da Vinci's schilderstuk - ‘glimlach waarin het verlangen naar het volmaakte in uiterste melancholie doorschouwd en begrepen lag. Een glimlach, die dit heilige verlangen adoreerde, maar tevens om zijn aardse onvervulbaarheid verwierp... een menselijke glimlach om de vergeefsheid der nostalgie...’
Want deze vrouw - ‘éternel idole’ - is wijzer dan de man, dan Arthur Wings die tot het laatst toe ‘gelooft’, tot hij verzinkt in de golven. Die ‘glimlach’ is verwant aan de wijsheid van Carry van Bruggen aan het slot van ‘Eva’, aan de weemoed van Van Moerkerken in zijn ‘Habhabalgo’, aan de humor van Nescio in zijn ‘Titaantjes’ - wijsheid die alle ratio ver overstijgt. En God, de onmachtige, toeschouwend op het zinkende schip, herkent in Louise Riffeford's glimlach Zijn spiegelbeeld en tegenstander - en Zijn ironische glimlach over de naïeve God-scheppers is hier niet toereikend: bij dit einde vloeien zelfs Zijn tranen...
Want Louise heeft deze wijsheid ‘in haar bloed’: liefde en dood zijn één en het bereiken der volmaaktheid is het einde van het leven - paradox, maar al te graag omgekeerd tot geloof in de hemeldroom.
Dat Anna Blaman, de Frans-georiënteerde, deze Germaanse problematiek verbeeldde verwondert toch niet: is er duitser Fransman dan Sartre? De Romaan (Romein) stond steeds huiverig tegenover deze Germaanse godsconceptie en sprak van ‘het schrikwekkend geheim’ dat de godin Nerthus, Moeder Aarde, omhult, de godheid ‘waarvan men zich in schuwe onwetendheid afvraagt, wat dat toch voor een wezen is, dat alleen zij mogen aanschouwen die ten dode bestemd zijn...’ (Tacitus).
Het is een bittere, nergens door Anna Blaman verraden waarheid: niet